In deze zaak heeft de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen om eisers een vergunning te verlenen voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 24 januari 2020, waarin artikel 12 van de Huisvestingsverordening Nijmegen 2019 onverbindend werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de weigering van de vergunning niet op deze onverbindende bepaling kan worden gebaseerd, waardoor het bestreden besluit niet kan standhouden.
Eisers, eigenaren van een pand in Nijmegen, hadden een aanvraag ingediend voor de omzetting van hun zelfstandige woning in onzelfstandige wooneenheden. Het college weigerde deze aanvraag op basis van de leefbaarheidstoets in de beleidsregels. Eisers voerden aan dat de Huisvestingsverordening Nijmegen 2019 niet onderbouwd was en dat er geen sprake was van schaarste aan goedkope woonruimte. De rechtbank oordeelt dat de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer relevant is voor deze zaak, omdat het bestreden besluit is gebaseerd op een onverbindende bepaling.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Daarnaast worden de proceskosten van eisers vergoed, evenals het griffierecht. De uitspraak is gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier M.H.M. Steigenga-Gerritsen.