4.17.[adviseur] heeft verklaard dat er een hoop bagger aanwezig was en dat dit overeenkomt met het geconstateerde waterpeil. Dit waterpeil bleef echter, zo is door [eisers] niet betwist, onder het maaiveld, en heeft niet tot inundatie vanuit de watergangen geleid. Daarnaast volgt uit de op dit punt onweersproken verklaring van [gebiedsbeheerder] dat het waterpeil vóór de duiker even hoog was als na de duiker, terwijl [naam] heeft verklaard dat na het maaien van de watergang het water vlot wegstroomde richting duiker en het waterpeil daardoor zakte. Deze verklaringen in onderling verband beschouwd, maken dat zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet aangenomen kan worden dat de duikers dusdanig verstopt waren dat daardoor de doorstroming daadwerkelijk werd belemmerd, of dat deze substantiële opstuwing veroorzaakte. Dat volgens de door [adviseur] in zijn laatste memo gehanteerde modellen er (in theorie) wel sprake zou zijn geweest van opstuwing, doet er, wat er van die modellen ook zij, niet aan af dat deze (berekende) stuwing in de praktijk niet is gebleken, nu, zoals overwogen, wel degelijk doorstroming plaatsvond en het waterpeil aan beide zijden van de duiker gelijk was. De verplichting van het Waterschap, als beheerder van het watersysteem, reikt niet zo ver dat hij duikers in het watersysteem volledig bagger vrij dient te houden. Er zal immers altijd sprake zijn van een zekere hoeveelheid bagger. Het beheer, daaronder begrepen de wijze en frequentie van onderhoud, moet er op gericht zijn dat het watersysteem zodanig functioneert dat het risico van wateroverlast binnen de normen blijft (dit naast het beschermen van andere belangen zoals het beschermen van flora en fauna). Het Waterschap heeft betoogt, hetgeen door [eisers] onvoldoende gemotiveerd is betwist, dat uit de periodiek uit te voeren watersysteemtoets naar voren is gekomen dat er geen knelpunten in de percelen van [eisers] zijn geconstateerd. Het gebied voldoet volgens het Waterschap aan de in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) in 2006 vastgestelde landelijke normen voor het optreden van wateroverlast. Deze zogenoemde NBW-normen zijn, hetgeen door [eisers] niet onderbouwd is betwist en bovendien door [adviseur] in zijn memo van 18 september 2017 (productie 10 van [eisers] ) wordt bevestigd, maatgevend en vastgelegd in de provinciale Waterverordening waterschap Rivierenland. Bovendien is het overlastprobleem veroorzaakt door kwel en neerslag en staat vast dat vanuit de watergangen geen water op de percelen van [eisers] is gestroomd. Schending van de vastgestelde NBW-normen, die zien op inundatie vanuit de watergangen, is dan niet aan de orde. Dit leidt ertoe dat op basis van hetgeen [eisers] heeft aangevoerd, niet kan worden vastgesteld dat het gestelde dichtslibben en niet tijdig laten doorspuiten van de duikers het functioneren van het watersysteem zodanig heeft belemmerd dat van een overschrijding van de daarvoor geldende normen sprake is geweest. Dat het risico op wateroverlast, ondanks dat binnen de normen werd gebleven en er nog steeds sprake was van doorstroming, desalniettemin zo groot was dat dit tot eerder doorspuiten door het Waterschap had moeten leiden is onvoldoende onderbouwd. Het gestelde dichtslibben van de duikers en het niet (tijdig) doorspuiten daarvan kan dan, zonder nadere toelichting ook niet leiden tot het oordeel dat het Waterschap beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven of dat door verstopping van die duikers het watersysteem als zodanig niet voldeed.
Het in beeld hebben en controle van watersysteem