1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode tussen 28 april 2018 tot en met 29 april 2018, te Apeldoorn, althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten:
- [slachtoffer 2] , door:
- voornoemde personen dreigend en/of gewapend met één of meerdere messen, knuppels en/of een nabootsing/imitatie van een pistool en/of enig ander vuurwapen te benaderen,
- met voornoemde nabootsing/imitatie van een pistool en/of enig ander vuurwapen op
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten,
- ( vervolgens), tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen/roepen "als je nu niet teruggaat naar huis, schiet ik je voor je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- een of meerdere malen (met kracht), met de vuisten en/of met voornoemde knuppels, in de richting van, voornoemde personen te slaan en/of te stompen en/of,
- een of meerdere malen, met voornoemde messen, (met kracht) in de richting van, voornoemde personen te steken en/of te prikken en/of te snijden en/of te slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten:
- ( diepe) steekwonden, snijwonden en/of slagwonden op het hoofd en/of het gezicht van [slachtoffer 1] ,
- blauwe plekken op het hoofd, het gezicht, de armen en/of de benen van [slachtoffer 1] en/of
- een gekneusde, verstuikte en/of een opgezwollen enkel bij [slachtoffer 1] , ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode tussen 28 april 2018 tot en met 29 april 2018, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen personen, te weten:
- [slachtoffer 2] , door:
- via WhatsApp instemmend te reageren, met de woorden "ok", op een bericht van [medeverdachte 2] met de woorden "we gaan er zo een helemaal verrot slaan",
- via WhatsApp te sturen "hij gaat eraan", - zich te bewapenen met een mes,
- zich (vervolgens), met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te begeven naar de verblijfplaats van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
- ( hierna) voornoemde personen dreigend en/of gewapend met één of meerdere messen en/of knuppels en/of een nabootsing/imitatie van een pistool en/of enig ander vuurwapen te benaderen,
- gedurende voornoemde gang van zaken, geweld te stimuleren en/of niet in te grijpen om geweld te voorkomen, welk geweld bestond uit:
- met vuisten en/of knuppels slaan en/of stompen,
- met messen steken, prikken en/of snijden;
2.
hij in of omstreeks de periode tussen 28 april 2018 tot en met 29 april 2018, te Apeldoorn, althans in Nederland, een wapen van categorie I onder 1°, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat verdachte een mes heeft getrokken en [slachtoffer 1] met de vuist heeft geslagen. Hiermee heeft hij een wezenlijke bijdrage geleverd aan het door verdachten gepleegde openlijke geweld. Volgens de officier kunnen alle ten laste gelegde geweldshandelingen, ook het steken met een mes, worden bewezen. De officier is van mening dat [slachtoffer 1] als gevolg van het door verdachten gepleegde geweld ernstig letsel heeft opgelopen, maar dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel in juridische zin. Verder heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen beroep op noodweer(exces) toekomt.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat verdachte een van de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft gepleegd. Verdachte had een stiletto bij zich, maar die hij heeft niet gebruikt. Verdachte heeft juist een sussende rol gehad. Bovendien werd hij in een vroeg stadium uitgeschakeld doordat hij zwaar gewond raakte aan zijn gezicht. Bij aankomt bij [slachtoffer 1] is verdachte samen met [medeverdachte 1] op afstand gebleven. Alleen [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 1] benaderd omdat hij met hem wilde praten. Dat de zaak hierna uit de hand is gelopen, komt omdat de medeverdachten direct werden aangevallen door [slachtoffer 1] waartegen noodzakelijke verdediging was geboden. Ter zake van feit 2 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de nacht van 29 april 2018 via de telefoon een - hoogopgelopen - ruzie hadden met [slachtoffer 1] . Daarbij hebben zij telefonisch (doods)bedreigingen geuit naar [slachtoffer 1] .Vervolgens zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanuit Arnhem eerst naar de woning van [medeverdachte 2] in Apeldoorn gereden. Onderweg daarheen heeft [medeverdachte 2] tussen 01.46 uur en 01.57 uur appcontact gehad met verdachte. [medeverdachte 2] heeft verdachte geappt dat hij “
hem zo op komt halen”,dat “
hij nog even bij [medeverdachte 1] was[de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] ] en
zij er zo een helemaal verrot slaan”,dat
“ [slachtoffer 1] dacht een grote bek te hebben”.Hierop heeft verdachte aan [medeverdachte 2] geappt dat
“hij[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ]
eraan gaat”.Verdachte is naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan, waar zij een aantal wapens waaronder een knuppel, messen en een balletjespistool hebben meegenomen.[medeverdachte 2] heeft die wapens later ter plaatse uitgedeeld aan de medeverdachten.Vervolgens zijn de drie verdachten gezamenlijk naar de verblijfplaats van [slachtoffer 1] in Apeldoorn gereden. Onderweg zei [medeverdachte 1] dat hij [slachtoffer 1] direct op zijn hoofd zou stompen.Aangekomen bij [slachtoffer 1] , ontstond er buiten bij een speeltuin ter hoogte van de verblijfplaats van [slachtoffer 1] aan de [adres 2] een vechtpartij tussen aan de ene kant (in ieder geval) [medeverdachte 1] ,
[medeverdachte 2] en verdachte en aan de andere kant [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] , de op dat moment zeventienjarige zoon van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem heeft geslagen tegen zijn ribben. Verder heeft [medeverdachte 1] zijn vader meerdere malen geslagen met een houten uitschuifbaar voorwerp. Verdachte en
[medeverdachte 2] hebben zijn vader in de maag en het gezicht geslagen. Zij sloegen met de vuist. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [medeverdachte 2] een pistool tegen zijn hoofd heeft gezet en daarbij tegen hem heeft gezegd:
“Als je nu niet snel naar huis gaat, schiet ik je door je kop”. Hij, [slachtoffer 2] , was op dat moment tussen zijn vader en de verdachten gesprongen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij gewapend met een mes en een balletjespistool, lijkend op een echt vuurwapen, naar [slachtoffer 1] is gegaan en dat hij het pistool vervolgens op hem heeft gericht.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij een knuppel bij zich droeg en dat hij [slachtoffer 1] hiermee heeft verwond.
Verdachte heeft verklaard dat hij een mes, dat eruit schiet als je op een knopje drukt, bij zich droeg en dat hij in eerste instantie mee is gegaan naar [slachtoffer 1] om te vechten.
[medeverdachte 1] gaf [slachtoffer 1] klappen op zijn hoofd met de knuppel. Hij sloeg [slachtoffer 1] omdat [slachtoffer 1] wat zei over de vriendin van [medeverdachte 1] was degene die de eerste klap uitdeelde.
Uit een letselrapportage van de Forensische Geneeskunde van de GGD van 1 mei 2018 betreffende [slachtoffer 1] , komt onder meer naar voren dat hij verwondingen heeft op zijn voorhoofd. Daarnaast heeft hij blauwe plekken op zijn voorhoofd, kin, onderarm en onderbeen.
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigen bewezen dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte gezamenlijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend en gewapend met messen en een (balletjes)pistool hebben benaderd. De stelling van de raadsman, dat verdachte en [medeverdachte 1] bij aankomst bij [slachtoffer 1] op enige afstand achter
[medeverdachte 2] liepen, maakt dit niet anders. Ook acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] het namaakpistool zowel op [slachtoffer 1] als op [slachtoffer 2] heeft gericht en daarbij tegen [slachtoffer 2] de ten laste gelegde dreigende woorden heeft geroepen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 2] op dat moment tussen zijn vader en de verdachten was gesprongen en dat de vechtpartij nog gaande was. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] met de hand/vuist hebben geslagen en dat [medeverdachte 1] hem met een houten knuppel/uitschuifbare stok meerdere malen heeft geslagen, onder meer in het gezicht. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] met de hand/vuist geslagen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of tevens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachten [slachtoffer 1] hebben gestoken met een mes. De verdachten ontkennen deze geweldshandeling. Door verschillende medische instanties, ziekenhuis, GGD en het NFI, is onderzoek gedaan naar het letsel van [slachtoffer 1] . In een van de medische verklaringen is opgenomen dat sprake is van enkele snijwonden op het hoofd. De GGD spreekt op haar beurt van barstwonden en bloeduitstortingen, die volgens haar goed kunnen passen bij een harde aanraking met een middelhard voorwerp, zoals een houten stok. Het NFI, dat de verschillende medische verklaringen naast elkaar heeft gezet, heeft geconcludeerd dat de verwondingen aan het (voor)hoofd zowel passen bij botsend als bij schavend dan wel scherprandig geweld. Gezien het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende objectief bewijs is dat een of meer aan [slachtoffer 1] toegebrachte (hoofd)verwondingen zijn veroorzaakt door het steken met een mes. De omstandigheid dat de verdachten gewapend waren met messen, maakt dit niet anders. De rechtbank zal verdachten daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ook zonder bewezenverklaring van het steken met messen, is de rechtbank van oordeel dat zowel verdachte als de medeverdachten een significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de uitvoering van het geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Alle drie zijn gewapend de confrontatie aangegaan en alle drie hebben zich blijkens voornoemde bewijsmiddelen bij het geweld niet onbetuigd gelaten. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het door verdachten uitgeoefende geweld, maar acht zij niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van ‘zwaar lichamelijk letsel’, in de zin van artikel 141, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Uit het forensisch geneeskundig onderzoek van het NFI valt op te maken dat de aan [slachtoffer 1] toegebrachte huidverwoningen, behoudens eventuele littekens, doorgaans binnen enkele weken genezen.Dat de genezing anders is verlopen dan verwacht of complicaties zijn opgetreden is niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het tenlastegelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook aan de overige voor openlijk geweld geldende wettelijke criteria is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2020 gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 407;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen p. 255.