ECLI:NL:RBGEL:2020:3841

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
8339744
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering na beëindiging arbeidsovereenkomst met VDU Detachering B.V.

In deze zaak vordert de eiser, een voormalig werknemer van VDU Detachering B.V., betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst. De eiser was in dienst van VDU van 21 november 2018 tot 30 september 2019, maar stelt dat hij op 16 augustus 2019 zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en dat hij tot die datum vrijgesteld was van werkzaamheden met behoud van salaris. VDU betwist deze opzegging en stelt dat de arbeidsovereenkomst op 9 augustus 2019 per direct is beëindigd. De eiser vordert een bedrag van € 4.104,00 bruto aan achterstallig salaris en vakantiegeld, alsook een bedrag van € 2.300,50 netto dat ten onrechte is ingehouden. VDU heeft de vordering betwist en stelt dat de eiser geen recht heeft op de gevorderde bedragen. De kantonrechter heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om haar vordering nader te onderbouwen en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De beslissing van de kantonrechter is dat de zaak op 8 juli 2020 opnieuw op de rol komt voor conclusie van repliek aan de zijde van de eiser.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8339744 \ CV EXPL 20-1901 \ 512 \ 34124
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. N.P. Scholte
procederende krachtens toevoegingsnummer 1IT2852
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VDU Detachering B.V.
gevestigd te Waardenburg
gedaagde partij
mr. H.W. Vis
Partijen worden hierna [eiser] en VDU genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 februari 2020 met producties
- de conclusie van antwoord met producties.
1.2.
Ten slotte is de datum van het vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Per 21 november 2018 is [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd in dienst gekomen van VDU in de functie van administratief medewerker, tegen een
salaris van € 1.900,00 bruto per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag. De
arbeidsovereenkomst wordt per 1 juni 2019 verlengd tot en met 31 maart 2020.
2.2.
Op 5 juli 2019 schrijft [eiser] aan [naam 2] , werkzaam bij VDU:
“Please receive my greatly apologize for delayed replying to the email or paying the remaining debt
from the previous rent.
The agency with which I rented the apartment in Den Bosch demanded some advance payments and it
was quite difficult to pay for everything.
I will pay out my first salary the amount of 500 euro in the account you showed me.
I hope I did not cause too many problems.”
2.3.
Op 16 augustus 2019 schrijft [eiser] aan [naam 2] , werkzaam bij VDU:
“Hello Michel,
As we agree, today it will be my last day as VDU employee. After my week of holiday as you said and
agreed I don t have to return to office to work for 3 weeks more. I m waiting for an email from VDU
with the financial details that are involving this agreement which will specify if I m entailed to an
amount from VDU behalf.”
2.4.
In antwoord hierop schrijft [naam 2] op 19 augustus 2019 aan [eiser] :
“I Will come back to you with the final financial fistatement as Robbert will be back from holiday.
Have you managed already to wire some money to VDU reffered to your loan from VDU?”

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad VDU veroordeelt tot:
I. betaling van een bedrag van € 4.104,00 bruto terzake achterstallig salaris en vakantiegeld;
II. betaling van een bedrag van € 2.300,50 netto terzake ten laste van [eiser] ingehouden bedragen;
III. betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het onder I. en II. gevorderde;
IV. betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 6 september 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
V. betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op 16 augustus 2019 haar arbeidsovereenkomst met VDU heeft opgezegd tegen 30 september 2019. Met VDU is zij overeengekomen dat zij vanaf 16 augustus 2019 tot 30 september 2019 is vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris. VDU heeft, ondanks sommatie daartoe, nagelaten het salaris over de periode van 16 augustus 2019 tot 30 september 2019, ten bedrage van
€ 4.104,00 bruto, aan [eiser] te voldoen. Bovendien heeft VDU ten onrechte een bedrag van
€ 2.300,50 netto op het salaris van [eiser] ingehouden. Nu VDU zowel loon onbetaald heeft gelaten als ten onrechte een bedrag op het loon heeft ingehouden, is VDU over deze bedragen de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente verschuldigd, aldus [eiser] .
3.3.
VDU heeft betwist dat [eiser] de arbeidsovereenkomst tegen 30 september 2019 heeft
opgezegd. Volgens VDU heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst op 9 augustus 2019 per direct
opgezegd. Zij betwist verder dat zij met [eiser] is overeengekomen dat [eiser] tot en met 30
september 2019 is vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris. Nu [eiser] de
arbeidsovereenkomst per 9 augustus 2019 heeft opgezegd, heeft VDU het salaris tot die
datum aan [eiser] betaald. Zij is dan ook geen salaris meer verschuldigd aan [eiser] , aldus VDU.
Tot slot betwist VDU dat zij bedragen heeft ingehouden op het salaris van [eiser] . Volgens VDU heeft de heer [naam 3] een vordering op [eiser] , welke los staat van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. [eiser] heeft op deze vordering zelf bedragen in mindering voldaan, aldus VDU.
4. De beoordeling
4.1.
[eiser] heeft, onder verwijzing naar haar e-mail van 16 augustus 2019 (r.o. 2.3.) gesteld dat zij de arbeidsovereenkomst met VDU heeft opgezegd tegen 30 september 2019 en dat zij met VDU is overeengekomen dat zij vanaf 16 augustus 2019 tot het eind van het dienstverband door VDU is vrijgesteld van werk met behoud van loon. VDU heeft dit gemotiveerd betwist. Onder verwijzing naar de door haar als productie 1 in het geding gebrachte verklaring van [eiser] , voert VDU aan dat [eiser] haar arbeidsovereenkomst op 9 augustus 2019 met onmiddellijke ingang heeft opgezegd. VDU betwist voorts dat zij [eiser] heeft vrijgesteld van werk met behoud van salaris.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door VDU is het aan [eiser] om haar stellingen op dit onderdeel nader te onderbouwen en te bewijzen. De enkele verwijzing naar de e-mail van 16 augustus 2019 is onvoldoende. Uit deze e-mail kan enkel worden afgeleid dat [eiser] haar laatste werkdag op die datum zou hebben gehad. Bovendien heeft [eiser] niet inzichtelijk gemaakt tot welke datum zij wel loon heeft ontvangen van VDU.
4.2.
VDU heeft voorts betwist dat zij bedragen van € 500,00, € 670,00 en € 1.130,50 op het loon van [eiser] heeft ingehouden. [eiser] dient haar stellingen ook op dit onderdeel nader te onderbouwen. Zo heeft [eiser] geen specificaties in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij niet haar volledige loon uitbetaald heeft gekregen. De enkele verwijzing naar de e-mail van VDU, waarin VDU een vordering op [eiser] claimt te hebben, is onvoldoende. Daarbij is van belang dat VDU ook betwist dat [eiser] op grond van haar arbeidsovereenkomst aanspraak maakte op een reiskostenvergoeding.
4.3.
[eiser] heeft gesteld dat zij geen overeenkomst van geldlening heeft gesloten met VDU. VDU heeft daartegen aangevoerd dat dat op zichzelf juist is, maar dat [eiser] een overeenkomst heeft gesloten met de heer [naam 3], hetgeen los staat van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Uit de door VDU als productie 2 overgelegde e-mail, die is gericht aan [naam 2] met een e-mailadres van VDU, kan echter worden afgeleid dat [eiser] een bedrag van € 500,00 gaat afbetalen op een openstaande vordering. In de huidige stand van het geding is onvoldoende duidelijk hoe een en ander zich tot elkaar verhoudt en of een eventuele overeenkomst tussen [eiser] en de heer [naam 3] van invloed is op de vordering die [eiser] op VDU stelt te hebben. Beide partijen dienen zich hierover nader uit te laten.
4.4.
De slotsom is dat [eiser] in de gelegenheid zal worden gesteld om een conclusie van repliek te nemen. Zij zal daarbij in ieder geval in moet gaan op hetgeen hiervoor is overwogen. De door [eiser] in het geding gebrachte salarisspecificatie is slecht leesbaar. Zij wordt dan ook verzocht bij haar conclusie van repliek een goed leesbare salarisspecificatie in het geding te brengen. VDU wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om een conclusie van dupliek te nemen. Na de conclusie van dupliek zal vonnis worden gewezen, tenzij een mondelinge behandeling alsnog wenselijk is.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 8 juli 2020 voor conclusie van repliek aan de zijde van [eiser] ;
5.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op