Uitspraak
[gedaagde]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert eiser, die in dienst was bij gedaagde, betaling van een bedrag van € 2.897,78, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, na beëindiging van zijn dienstverband. Eiser stelt dat gedaagde een eindafrekening heeft opgesteld waaruit blijkt dat er nog een bedrag van € 3.720,11 aan loon verschuldigd is, waarvan gedaagde slechts € 1.831,52 heeft betaald. Gedaagde erkent dat er een bedrag van € 1.888,59 onbetaald is gebleven, maar stelt dat dit bedrag verrekend kan worden met een openstaande vordering van € 3.558,68 aan studiekosten die eiser moet terugbetalen op grond van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast stelt gedaagde dat eiser een boete van € 2.500,00 verschuldigd is wegens overtreding van het nevenfuncties beding in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat onbetwist is dat gedaagde een bedrag van € 3.720,11 aan loon verschuldigd is, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de rechtsgeldigheid van het studiekostenbeding en de verrekening van de opleidingskosten. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld om een conclusie van repliek in te dienen, waarna gedaagde kan reageren. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.