Uitspraak
eiseres, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. E.M.C. Tinneveld te Arnhem,
verweerder, hierna te noemen: [verweerder] ,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede Gld.
1.De procedure
2.De feiten
De echtelijke woning van partijen, gelegen aan de [adres] zal
(...) [verweerder] en [naam 1] trekken in het huis aan de [adres] . Voor [eiser] vervallen daarbij alle baten en lasten van deze woning ook de eventuele hypotheekschuld. (...)”
De rechtbank
(...) namelijk niet[is]
gekweten voor de openstaande schuld middels het doorlopen van de[schuldhulpverlenings]
regeling door[ [verweerder] ]
(...)”.
3.De vordering
€ 70.373,41, althans zodanig bedrag als ABN AMRO stelt uit hoofde van de hypotheekakte onder nummer 23.59.64.506 nog tegoed te hebben, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat hij na betekening van het vonnis hiermee in gebreke blijft;
4.Het verweer
5.De beoordeling
vordering I - betaling restschuld aan ABN AMRO
Deze betaling door de hoofdelijk verbonden schuldenaar is dan ook niet een voorwaarde in de zin van art. 6:21 BW (voorwaardelijke verbintenis), maar een wettelijke voorwaarde voor het ontstaan van de regresvordering. Daarop wijst ook het bestaan van de art. 6:8 en 7:865 BW, die overbodig zouden zijn indien de hoofdelijk verbonden schuldenaar reeds voor de betaling een (voorwaardelijk) schuldeiser van zijn medeschuldenaren zou zijn.”
6.De beslissing
7 augustus 2020.