ECLI:NL:RBGEL:2020:4566

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
C/05/374067 / FZ RK 20-1989
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.L.M. Steinebach – de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz met aanvullende verplichte zorg

Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die op dat moment verbleef in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkbrug. De rechtbank heeft de verzoeken tot aanvullende vormen van verplichte zorg toegewezen, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1017). De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om de veiligheid van de betrokkene en zijn omgeving te waarborgen. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder het controleren op gedragsbeïnvloedende middelen en het toedienen van medicatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/374067 / FZ RK 20-1989
Datum mondelinge uitspraak: 28 juli 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verblijfadres: Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht, locatie Balkbrug, Ommerweg 67, 7707 AT te Balkbrug,
op grond van een crisismaatregel geldend tot en met 29 juli 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P.G.F.M. van Oss te Ermelo.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 26 juli 2020 opgelegde crisismaatregel. Uit de brief van de geneesheer-directeur van GGZ Centraal in Amersfoort van 28 juli 2020 blijkt dat betrokkene op 28 juli 2020 is overgeplaatst naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht in Balkburg.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 28 juli 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn telefonisch gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
drs. [naam] , als ANIOS verbonden aan het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht;
een Syrisch – Arabische tolk.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet gehoord tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken.
2.2.
Betrokkene heeft het zwaar in de instelling en vindt een verblijf van drie weken te lang. Betrokkene wil wel drie dagen in de instelling blijven.
De advocaat verzoekt primair een afwijzing van het verzoek om de crisismaatregel voort te zetten. Er is een vermoeden van een stoornis bij betrokkene, maar er is geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer. De medische verklaring leunt op de agressie en de geagiteerde houding van betrokkene. Daar is nu geen sprake meer van. Alleen het oproepen van agressie door het hinderlijk gedrag van betrokkene, is niet voldoende om de crisismaatregel voort te zetten. De familie kan het wel volhouden als betrokkene terug gaat naar het asielzoekerscentrum (AZC). Subsidiair verzoekt de advocaat om een toewijzing van het verzoek, zonder de aanvullende vormen van verplichte zorg die tijdens de mondelinge behandeling door de behandelaar zijn verzocht. De verplichte vormen van zorg moeten vanuit de noodzaak van betrokkene komen en niet vanuit de instelling.
2.3.
Het toestandsbeeld bij betrokkene is volgens de behandelaar de afgelopen dagen iets verbeterd. Op dit moment wordt er geen agressie bij betrokkene gezien. Dit komt mogelijk door de structuur van de afdeling en de rustgevende (ingrijp)medicatie die betrokkene heeft gehad. Er is wel sprake van ongeremdheid. Ook zijn er nog duidelijk kenmerken van een psychose aanwezig. Als betrokkene gestabiliseerd is, kan hij terug naar zijn gezin. Dat punt is echter nog niet bereikt. Betrokkene moet behandeld worden met medicatie, zodat het beeld verder kan verbeteren. Zonder medicatie zal het beeld weer verslechteren. Ook zal er mogelijk weer agressie kunnen ontstaan en zal de reputatie van zijn gezin in het AZC verslechteren. Het gezin kan de zorg voor betrokkene niet langer aan. Betrokkene heeft echter wel continue sturing en begeleiding nodig. De behandelaar verwacht dat een termijn van drie weken nodig is om betrokkene te stabiliseren. Indien betrokkene eerder stabiliseert, kan hij ook eerder terug naar het AZC. Betrokkene verblijft nu op een gesloten groep in een hoog beveiligde kliniek die gericht is op asielzoekers. Daarom zijn er extra aanvullende vormen van verplichte zorg nodig om de veiligheid van betrokkene, het personeel en de medepatiënten te kunnen garanderen. De behandelaar verzoekt dan ook om de volgende vormen van verplichte zorg toe te wijzen:
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling wel blijkt gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang;
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Tot voor kort was er sprake van agressie en een geagiteerde houding van betrokkene. Op dit moment is het toestandsbeeld van betrokkene wat rustiger, maar dit komt mogelijk door de ingrijpmedicatie die betrokkene heeft gehad en de structuur die hem op de gesloten afdeling geboden wordt. Er bestaat een groot risico dat betrokkene, indien hij nu terug gaat naar het AZC, wederom agressie en agitatie zal vertonen. Hierdoor ontstaat er wederom onmiddellijk dreigend nadeel voor hemzelf, zijn familie en zijn omgeving.
2.5.
Het ernstig vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een manische decompensatie in bij een bipolaire stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.6.
Door de behandelaar is er tijdens de mondelinge behandeling verzocht om een aantal aanvullende vormen van verplichte zorg op te nemen bij de voortzetting van de crisismaatregel. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1017) bepaald dat bij de beoordeling van de vraag of een maatregel krachtens de Wvggz moet worden getroffen en welke vormen van verplichte zorg mogen worden verleend, steeds uitgegaan dient te worden van de actuele situatie ten tijde van de te nemen beslissing (beoordeling ‘ex nunc’). In het kader van een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel brengt een beoordeling ‘ex nunc’ mee dat de gezondheidstoestand van de betrokkene op het moment van de beoordeling bepalend is voor het antwoord op de vraag welke vormen van zorg noodzakelijk zijn om de crisissituatie af te wenden. De Hoge Raad overweegt dat ook in het tijdvak tussen het uitgeven van de crisismaatregel door de burgemeester en de mondelinge behandeling andere vormen van verplichte zorg noodzakelijk kunnen blijken dan in eerste instantie in de crisismaatregel waren vermeld. Hoewel de wet op dit moment niet uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid om in de machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel andere vormen van verplichte zorg op te nemen dan vermeld in de crisismaatregel, moet worden aangenomen dat de wetgever deze mogelijkheid niet heeft willen uitsluiten, aldus de Hoge Raad.
2.7.
De rechtbank overweegt het volgende. Betrokkene verbleef ten tijde van het uitgeven van de crisismaatregel door de burgemeester bij GGZ Centraal in Ermelo. Gelet op de culturele achtergrond van betrokkene alsmede zijn status als asielzoeker, is hij op 28 juli 2020 overgeplaatst naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht in Balkbrug. De instelling in Balkbrug is een hoog beveiligde instelling. Binnen het tijdvak tussen het uitgeven van de crisismaatregel door de burgemeester en de mondelinge behandeling is de situatie van betrokkene gewijzigd, in die zin dat betrokkene nu in een hoog beveiligde instelling verblijft waar hem de benodigde zorg kan worden verleend. Om de veiligheid van betrokkene, het personeel en de medepatiënten te kunnen garanderen, is het in de instelling in Balkbrug noodzakelijk dat er gecontroleerd kan worden op gevaarlijke voorwerpen en gedragsbeïnvloedende middelen. Het belang van betrokkene vergt op dit moment dat hij langer in de instelling moet blijven. Het is daarom noodzakelijk dat de door de behandelaar aanvullende vormen van verplichte zorg kunnen worden uitgevoerd. Indien deze vormen van zorg niet uitgevoerd kunnen worden, zal betrokkene niet in de instelling kunnen blijven. Dit is onwenselijk aangezien betrokkene gebaat is bij een langer verblijf in de instelling, zodat hij ingesteld kan worden op medicatie en kan stabiliseren.
De situatie van betrokkene vergt nu dan ook een toewijzing van de verplichte vormen van zorg zoals aanvullend door de behandelaar zijn gedaan.
2.8.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen,
het beperken van de bewegingsvrijheid,
insluiten,
onderzoek aan kleding of lichaam,
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen,
het opnemen in een accommodatie,
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben, nu betrokkene nog niet in een ambulante setting hulpverlening kan ontvangen.
2.9.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.8. zijn genoemd ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
18 augustus 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020 door mr. A.L.M. Steinebach – de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. van Grol, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 30 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.