ECLI:NL:RBGEL:2020:4683
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om handhavend optreden tegen de NS op grond van de Noodverordening COVID-19
Op 15 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker handhavend optreden tegen de Nederlandse Spoorwegen (NS) verzocht op basis van artikel 2.7 van de Noodverordening COVID-19. Verzoeker, die dagelijks met het openbaar vervoer van zijn woonplaats naar Amsterdam reist, stelde dat de NS onvoldoende maatregelen nam om de 1,5 meter afstand te waarborgen, wat hem blootstelde aan gezondheidsrisico's. De voorzieningenrechter diende te beoordelen of verzoeker als belanghebbende kon worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vraag of verzoeker belanghebbende is, niet eenvoudig te beantwoorden is en dat deze vraag zich niet leent voor de voorlopige voorzieningenprocedure. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat verzoeker niet als belanghebbende werd aangemerkt. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en gaf aan dat verzoeker in een eventuele beroepsprocedure de mogelijkheid heeft om de kwestie van zijn belanghebbendheid aan de orde te stellen.
De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen, en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.