In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de vraag centraal stond of eiser, die in 2014 als waarnemend kaakchirurg werkzaam was, zijn inkomsten als winst uit onderneming kon kwalificeren. Eiser had in 2014 naast zijn loondienst als tandarts ook werkzaamheden verricht voor de maatschap van een ziekenhuis. De inspecteur van de Belastingdienst had de inkomsten van eiser aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden, wat door eiser werd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de criteria voor zelfstandig ondernemerschap, zoals voldoende zelfstandigheid, continuïteit van de werkzaamheden en het lopen van ondernemersrisico. Eiser had in 2014 slechts één opdrachtgever en ontving een percentage van de omzet zonder dat hij zelfstandig declaratierecht had. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij als zelfstandig beroepsbeoefenaar opereerde, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan zelfstandig ondernemerschap worden gesteld in het belastingrecht.