In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die een last onder dwangsom opgelegd hebben gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede. De last houdt in dat verzoekers de permanente bewoning van hun recreatiewoning moeten beëindigen, wat in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter had eerder, op 31 maart 2021, de besluiten van 11 februari 2021 geschorst en moest nu beoordelen of deze schorsing moest worden gehandhaafd, gewijzigd of opgeheven.
Verzoekers hebben aangevoerd dat zij wel op zoek zijn naar een andere woning, maar dat dit hen nog niet is gelukt, mede door de bijzondere omstandigheden van een gezinslid dat zich voorbereidt op staatsexamens. Het college heeft echter gesteld dat verzoekers al sinds 2019 in strijd met het bestemmingsplan wonen en dat zij voldoende tijd hebben gehad om aan de last te voldoen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de geboden begunstigingstermijn van zes weken voldoende is om de overtreding te beëindigen, maar heeft ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van verzoekers. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de schorsing op te heffen met ingang van 1 augustus 2021, zodat verzoekers de tijd hebben om alternatieve huisvesting te vinden.
De uitspraak benadrukt dat de schorsing vervalt als verzoekers geen beroep instellen tegen een besluit op bezwaar van het college voor 1 augustus 2021. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om het college te verplichten het griffierecht te vergoeden, aangezien dit nog niet betaald is en op nihil is gesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.