16. Eiser stelt zich op het standpunt dat gelet op het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de firma-akte in 2010 en 2015 uitsluitend sprake is van een recht op levering. Op grond van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van de WBRV wordt een recht op levering niet aangemerkt als verkrijging van economische eigendom. Dat er een lange tijd heeft gezeten tussen de uittreding van [vennoot 3] en de akte van verdeling wordt veroorzaakt doordat pas in het voorjaar 2013 overeenstemming is bereikt over de vaststelling en wijze van uitbetaling van de koopsom. Dat het vervolgens nog zo lang heeft geduurd voordat de akte van verdeling kon worden gepasseerd kwam doordat de akte pas getekend kon worden nadat de SNS Bank bereid zou zijn de heer [vennoot 3] te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheekschuld. Pas begin juli 2016 heeft de SNS Bank zich hiertoe bereid verklaard, waarna de akte zo spoedig mogelijk is getekend. Ook hieruit blijkt volgens eiser al dat de economische eigendom van de onroerende zaak voor juli 2016 niet over kan zijn gegaan. [vennoot 3] was immers tot juli 2016 nog steeds hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire schulden. Het voorgaande geldt volgens eiser eveneens voor het uittreden van [vennoot 2] .
17. Verweerder is van mening dat door de uittreding en voortzetting per uittredingsdatum door de overblijvende vennoten de economische eigendom is verkregen van de onroerende zaak. De onroerende zaak maakte deel uit van het ondernemingsvermogen en stond op de balans van de vennootschap onder firma. Per 1 januari 2010 is [vennoot 3] uit de vennootschap onder firma getreden en zijn de voorzettende firmanten gerechtigd geworden tot het firma-aandeel van [vennoot 3] . Zij zijn daarmee eveneens gerechtigd geworden tot de economische eigendom van de onroerende zaak. Er is immers enig risico op waardeverandering van de onroerende zaak overgegaan evenals het gebruiksrecht van de onroerende zaak. Bij het uittreden per 1 januari 2015 van [vennoot 2] is hetzelfde gebeurd.
18. Op grond van de tekst van artikel 15, tweede lid, van de firma-akte verkrijgen de voorzettende vennoten uitsluitend een recht op levering. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit evenwel uit de handelwijze van partijen voort dat zij aan de levering (in economische zin) kort na de uittreding van achtereenvolgens [vennoot 3] en [vennoot 2] uitvoering hebben gegeven. Vast staat dat [vennoot 3] per 1 januari 2010 is uitgetreden uit de vennootschap onder firma. Hij heeft zijn belang in de firma en daarmee zijn belang in de tot de onderneming behorende onroerende zaak overgedragen. Daarmee is ook enig risico op waardeverandering van de onroerende zaak overgegaan, alsmede het gebruiksrecht van de onroerende zaak. Eiser heeft dit ter zitting ook erkend door te verklaren dat in het geval van het uittreden van [vennoot 3] het financieel belang in 2010 is overgaan. De stelling van eiser dat de economische eigendom voor juli 2016 niet kan zijn overgegaan vindt evenmin steun in het aflossingsschema. Er zijn immers al ruim vóór juli 2016 betalingen verricht, waarbij de hoogte van het verschuldigde bedrag is gebaseerd op de waarde van de onroerende zaken in 2010. Voor het uittreden van [vennoot 2] vijf jaar later ligt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
19. De tussen partijen overeengekomen meerwaardeclausule leidt niet tot een ander oordeel, enerzijds omdat met deze meerwaardeclausule alleen afspraken zijn gemaakt over een waardestijging van de onroerende zaak en niet een waardevermindering en anderzijds omdat deze meerwaardeclausule in de tijd beperkt is en door tijdsverloop een steeds kleiner deel van de meerwaarde betreft. De waardestijging komt daarmee al snel in elk geval ten dele ten gunste van de overnemende vennoten en op enig moment is de waardestijging alleen voor de voortzetters.
20. Ook de stelling van eiser dat gelet op de hoofdelijke aansprakelijkheid van [vennoot 3] en [vennoot 2] voor de hypothecaire schuld er geen sprake kan zijn van een economische eigendomsoverdracht kan hem niet baten. De gerechtigdheid tot de meer- en/of minderwaarde van de onroerende zaak heeft niets van doen met de hoofdelijke aansprakelijkheid waartoe men zich heeft verbonden op grond van een hypothecaire schuld.
21. Tot slot maakt het bepaalde in artikel 2 van de akte van verdeling dit evenmin anders. In de akten staat weliswaar opgenomen dat het risico van waardeverandering en tenietgaan van het registergoed pas vanaf het tekenen van de akte voor rekening van de verkrijgers is, maar deze bepaling vindt geen steun in de feiten en wijze waarop partijen hebben gehandeld.