ECLI:NL:RBGEL:2021:3288

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
8941400
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens diefstal van bedrijfseigendommen en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin een werkgever, aangeduid als [verzoeker], een werknemer, aangeduid als [verweerder], op staande voet heeft ontslagen wegens diefstal van bedrijfseigendommen. De werknemer was sinds 1 september 2008 in dienst bij de werkgever en had de functie van werkvoorbereider. De werkgever heeft een onderzoek laten uitvoeren door Hoffmann bedrijfsrecherche, waaruit bleek dat de werknemer zonder toestemming bedrijfseigendommen, in de vorm van ventilatoren, had verkocht en de opbrengst voor zichzelf had gehouden. De werkgever heeft de werknemer op 15 oktober 2020 op staande voet ontslagen, wat de werknemer heeft geaccepteerd. De werkgever heeft vervolgens een verzoek ingediend om de werknemer te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding en onderzoekskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer onrechtmatig heeft gehandeld en heeft de verzoeken van de werkgever toegewezen. De werknemer is veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 5.394,48, een schadevergoeding van € 36.095,00 voor de gestolen goederen, en € 7.500,00 voor de onderzoekskosten. Daarnaast is de werknemer veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8941400 \ HA VERZ 20-217 \ 512 \ 34124
uitspraak van 23 april 2021
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoeker]
gevestigd te [vestigingsplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. L.V. Claassens
en
[bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. M.K. Struwe
Partijen worden hierna [verzoeker] , [verweerder] genoemd.

1.De procedure

1.1.
De procedure is ingeleid met het verzoekschrift ex artikel 7:686a lid 3 BW jo. artikel 7:677 lid 2 en 3 BW alsmede nevenverzoeken met producties 1 tot en met 10 aan de zijde van [verzoeker] van 14 december 2020.
1.2.
Op 5 maart 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen, vertegenwoordigd door mevrouw [naam 1] en bijgestaan door mr. L.V. Claassens. [verweerder] is verschenen, bijgestaan door mr. M.K. Struwe. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, beide gemachtigden aan de hand van spreekaantekeningen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [verweerder] onder bewind is gesteld, waarbij [bewindvoerder] als bewindvoerder is benoemd. Mr Struwe heeft op 20 april 2021 een volmacht overgelegd waaruit blijkt dat zij als gemachtigde van de bewindvoerder in deze procedure is verschenen.
1.4.
Na het sluiten van de mondelinge behandeling is de procedure aangehouden in verband met overleg tussen partijen. Mr. Claassens heeft op 26 maart 2021 aan de kantonrechter bericht dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt met het verzoek een beschikking te wijzen.
1.5.
Tot slot is de datum van de beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is een onderneming die zich bezighoudt met het uitvoeren van werkzaamheden en het verlenen van diensten op het gebied van technische installatie. De hoofdactiviteit van [verzoeker] bestaat uit de verkoop en aanleg van verwarmingsinstallaties en het verrichten van onderhoud daaraan.
2.2.
[verweerder] is op 1 september 2008 bij [verzoeker] in dienst getreden, laatstelijk in de functie van werkvoorbereider. Het laatstgenoten salaris van [verzoeker] bedraagt € 3.294,50 bruto exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
In opdracht van [verzoeker] heeft Hoffmann bedrijfsrecherche onderzoek verricht naar [verweerder] . In het daartoe opgestelde rapport van Hoffmann van 14 oktober 2020 is onder andere opgenomen:
“Op basis van de bevindingen uit het onderzoek kan worden gesteld dat de heer [verweerder] als betrokkene kan worden aangemerkt. Het gaat hierbij om de vermissing van in ieder geval de ventilatoren die door de heer [verweerder] in 2020 zijn besteld, afgeleverd zijn op de vestiging in Duiven en vervolgens door hem zijn afgeboekt uit het systeem van Syntess. Uit het onderzoek is gebleken dat de heer [verweerder] in ieder geval in 2019 en 2020 verschillende ventilatoren aan particulieren heeft verkocht en het geld hiervoor gestort heeft gekregen op zijn privébankrekening.
Uit het onderzoek in het systeem Syntess van [verzoeker] is gebleken dat onder het account van de heer [verweerder] over het eerste halfjaar van 2020 voor in totaal ruim € 26.000,- aan verschillende typen ventilatoren en toebehoren heeft besteld. Dit betreft in totaal 141 ventilatoren en 213 onderdelen (toebehoren). Deze goederen blijken alle te zijn afgeleverd op de vestiging in Duiven, wat niet de juiste afleveringsprocedure van [verzoeker] betreft. Procedure is dat bestelde goederen in het magazijn van de vestiging in Capelle aan den IJssel dienen te worden afgeleverd.
Voorts is uit Syntess gebleken dat onder het account van de heer [verweerder] op 31 maart 2020 in totaal 72 verschillende ventilatoren en 37 onderdelen (toebehoren) heeft afgeboekt en op 25 juni 2020 nog eens 134 verschillende ventilatoren en 177 onderdelen (toebehoren).
In het digitaal onderzoek op de zakelijke mobiele telefoon van de heer [verweerder] zijn verschillende zogenaamde caches van de PostNL- en de Marktplaats-App aangetroffen. Hieruit blijkt onder meer gebleken dat er over 2019 en 2020 verschillende keren postpakketten zijn geleverd op een adres in Tilburg en een adres in Heerhugowaard. Ook zijn berichten aangetroffen die betrekking hebben op verkopen van ventilatoren via Marktplaats.nl.
Onze medewerkers hebben een bezoek aan deze adressen gebracht en daar gesproken met de bewoner. Beide personen verklaarden dat zij verschillende keren bestellingen van ventilatoren bij ene ‘ [naam 2] ’ en ene ‘ [naam 3] ’ hebben gedaan, de ventilatoren in de originele verpakking hebben ontvangen en het geld hebben overgemaakt naar een bankrekening. Uit het onderzoek is gebleken dat deze ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’ de heer [verweerder] is en de bankrekeningen zijn privébankrekeningen.(…)”
2.4.
Bij brief van 15 oktober 2020 heeft [verzoeker] [verweerder] op staande voet ontslagen:
“Op basis van de onderzoeksresultaten kunnen wij niet anders dan concluderen dat sprake is van ernstige integriteitschending(en). U heeft zonder toestemming en medeweten van [verzoeker] bedrijfseigendommen meegenomen, deze verkocht en geleverd (waarvoor bedrijfsmiddelen van [verzoeker] zijn ingezet). De verkoopopbrengst heeft u zelf behouden.
U heeft bovendien geprobeerd sporen uit te wissen door de data op uw telefoon te verwijderen en de leveringen uit de voorraadregistratie van [verzoeker] te verwijderen.
De door u gegeven verklaring achten wij volstrekt ongeloofwaardig.
Uw handelen laat zich dan ook niet rechtvaardigen. Dit is onacceptabel en kan niet zonder gevolgen blijven. U heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [verzoeker] in u heeft gesteld en de vrijheid die u uit hoofde van uw functie genoot.
Ontslag op staande voet
Wij vinden uw handelen dermate ernstig dat dit voor [verzoeker] aanleiding vormt om de arbeidsovereenkomst met u met onmiddellijke ingang te beëindigen.
Middels deze brief bevestigen wij u dat u per direct, 15 oktober 2020, op staande voet bent ontslagen op basis van de aan ons gegeven bevoegdheid in het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:678)(…)”
2.5.
[verweerder] heeft berust in het ontslag op staande voet.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, na wijziging van haar verzoek, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verweerder] te veroordelen aan [verzoeker] te voldoen een vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW, zijnde een bedrag ad € 5.394,48, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover gerekend vanaf 15 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, althans vanaf 14 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. te verklaren voor recht dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verzoeker] door het wegnemen/toe-eigenen van bedrijfseigendommen van [verzoeker] en deze bedrijfseigendommen (voor eigen gewin) te verkopen, althans met het (kennelijke) doel om deze bedrijfseigendommen (voor eigen gewin) te verkopen, een en ander zonder medeweten en toestemming van [verzoeker] ;
III. [verweerder] ter zake de zonder toestemming en medeweten van [verzoeker] weggenomen/toegeëigende bedrijfseigendommen van [verzoeker] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te voldoen een schadevergoeding ter hoogte van een bedrag van € 36.095,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover gerekend vanaf 15 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, althans vanaf de dag van het instellen van deze vordering tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. [verweerder] te veroordelen aan [verzoeker] te voldoen een bedrag ad € 18.260,73 ter zake door [verzoeker] gemaakte onderzoekskosten van Hoffmann Bedrijfsrecherche, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover gerekend vanaf 15 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, althans vanaf de dag van het instellen van deze vordering tot aan de dag van algehele voldoening;
V. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede de nakosten.
3.2.
[verzoeker] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op 15 oktober 2020 is geëindigd door ontslag op staande voet. Aan dit ontslag ligt ten grondslag dat [verweerder] bedrijfseigendommen, te weten ± 200 ventilatoren met bijbehorende onderdelen, van [verzoeker] zonder toestemming heeft meegenomen en heeft verkocht aan derden. De verkoopopbrengst is door [verweerder] behouden. Nu [verweerder] aan [verzoeker] een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, is hij de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW aan [verzoeker] verschuldigd. Als gevolg van de handelwijze van [verweerder] verzoekt [verzoeker] om toekenning van een schadevergoeding ter hoogte van de door [verweerder] weggenomen goederen alsmede betaling van de onderzoekskosten van Hoffmann Bedrijfsrecherche.
3.3.
[verweerder] erkent dat hij een aantal ventilatoren van [verzoeker] ten bate van zichzelf heeft verkocht aan derden. Hij heeft daarom berust in het ontslag op staande voet. Volgens [verzoeker] gaat het echter om 30 ventilatoren en niet om de door [verzoeker] genoemde aantallen. [verweerder] heeft de ventilatoren voor een bedrag van € 90,00 verkocht. Hij heeft een bedrag van € 2.700,00 in totaal ontvangen, welk bedrag hij aan [verzoeker] moet terugbetalen. De verzochte onderzoekskosten zijn onevenredig hoog en niet gespecificeerd, zodat deze moeten worden afgewezen, aldus [verweerder] .

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] heeft berust in het ontslag op staande voet zodat het ontslag onherroepelijk is.
4.2.
Nu [verweerder] heeft erkend een aantal ventilatoren van [verzoeker] ten bate van zichzelf te hebben verkocht aan derden, staat vast dat hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verzoeker] . De door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht wordt derhalve toegewezen.
4.3.
Niet in geschil is dat [verweerder] door opzet of schuld aan [verzoeker] een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven en [verzoeker] van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Daarom is hij de gefixeerde schadevergoeding aan [verzoeker] verschuldigd. [verweerder] heeft niet weersproken dat de gefixeerde schadevergoeding een bedrag van
€ 5.394,48 bedraagt, zodat dit bedrag wordt toegewezen als verzocht. Datzelfde geldt voor de verzochte wettelijke rente.
4.4.
Wat betreft de door [verzoeker] verzochte veroordeling van [verweerder] tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 36.095,00, overweegt de kantonrechter als volgt.
4.5.
Onder verwijzing naar het rapport van Hoffmann Bedrijfsrecherche (r.o. 2.3.) heeft [verzoeker] gesteld dat [verweerder] in het eerste half jaar van 2020 141 ventilatoren en 213 onderdelen heeft besteld. Hij heeft deze laten bezorgen in Duiven, hetgeen niet in overeenstemming is met de afleveringsprocedure van [verzoeker] . De procedure is dat bestelde goederen in het magazijn van de vestiging in Capelle aan den IJssel worden afgeleverd. Ook heeft [verweerder] op 31 maart 2020 72 ventilatoren en 37 onderdelen afgeboekt en op 25 juni 2020 134 ventilatoren en 177 onderdelen. Het door [verzoeker] geconstateerde voorraadverschil komt volgens [verzoeker] exact overeen met de door [verweerder] doorgevoerde afboekingen. Blijkens het door [verzoeker] als productie 9 in het geding gebrachte voorraadoverzicht vertegenwoordigen deze afgeboekte goederen een bedrag van € 36.095,00. Nu vast staat dat [verweerder] in ieder geval een deel van deze ventilatoren met onderdelen onder meer via Marktplaats heeft verkocht en de opbrengst voor zichzelf heeft behouden, is het aannemelijk dat [verweerder] op eenzelfde wijze heeft gehandeld wat betreft de overige teveel bestelde en door hem afgeboekte ventilatoren en onderdelen, aldus [verzoeker] .
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] de gemotiveerde stellingen van [verzoeker] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij in 2019 en 2020 fouten heeft gemaakt bij een tweetal bestellingen ten behoeve van [verzoeker] als gevolg van een fout in het softwaresysteem. Het resultaat was dat hij destijds teveel ventilatoren en bijbehorende onderdelen heeft besteld. Doordat het softwaresysteem automatisch Duiven als afleveradres heeft ingevoerd, zijn de ventilatoren volgens [verweerder] in Duiven bezorgd in plaats van in Capelle aan den IJssel. [verweerder] heeft echter nagelaten zijn verweer te onderbouwen. Zo is van een fout in het softwaresysteem niet gebleken. Ook had het voor de hand gelegen dat [verweerder] zijn leidinggevende zou hebben geïnformeerd over een dergelijke foutieve bestelling en levering van deze omvang. Ook dat is gesteld noch gebleken. Ook het verweer van [verweerder] dat hij, behoudens de 30 door hem zelf behouden ventilatoren, de overige ventilatoren en onderdelen gedurende ongeveer tien weken op maandag vanaf de vestiging in Duiven heeft vervoerd naar Capelle aan den IJssel, legt geen gewicht in de schaal. [verweerder] heeft geen specifieke informatie gegeven over de data waarop hij de ventilatoren naar de vestiging in Capelle aan den IJssel heeft gebracht. Ook is [verweerder] door niemand in het magazijn in Capelle aan den IJssel gezien. Verder is niet gebleken dat [verweerder] aan de magazijnmeester in Capelle aan den IJssel heeft doorgegeven dat en hoeveel ventilatoren en onderdelen hij daar naar toe heeft gebracht. Integendeel, de ventilatoren en onderdelen zijn nooit in Cappelle aan den IJssel aangetroffen door de magazijnmeester. Nadat de magazijnmeester de betreffende goederen wel in het systeem, maar niet in het magazijn aantrof, heeft hij de door [verweerder] wel verrichte omboekingen van Duiven naar Capelle aan den IJssel ongedaan gemaakt. [verweerder] heeft tijdens de mondelinge behandeling geen antwoord kunnen geven op de vraag van de kantonrechter waarom hij de magazijnmeester niet heeft aangesproken op het feit dat hij een omvangrijke partij goederen in het magazijn in Capelle aan den IJssel zou achterlaten. Het had voor de hand gelegen dat hij de magazijnmeester de betreffende goederen zou hebben aangewezen in het magazijn of dat hij in ieder geval zijn leidinggevende hierover zou hebben geïnformeerd. Dat heeft hij niet gedaan. In plaats daarvan heeft [verweerder] de betreffende goederen, toen hij te horen kreeg dat de goederen niet in het magazijn aanwezig waren, afgeboekt zodat deze niet meer waren te herleiden in het voorraadsysteem. Deze handelwijze dient voor zijn rekening en risico te komen. Tot slot kan ook het verweer van [verweerder] dat er bij [verzoeker] wel vaker voorraadverschillen voor kwamen hem niet baten. [verweerder] heeft ook dit verweer niet onderbouwd, hetgeen gelet op de gemotiveerde stellingen van [verzoeker] wel op zijn weg lag.
4.7.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat in de gemotiveerde stellingen van [verzoeker] voldoende aanknopingspunten bestaan om aan te nemen dat [verweerder] alle door hem teveel bestelde en afgeboekte goederen voor zichzelf heeft behouden. De door [verzoeker] verzochte schadevergoeding wordt derhalve toegewezen. [verweerder] heeft het door [verzoeker] als productie 9 in het geding gebrachte voorraadoverzicht niet weersproken, zodat ervan uit wordt gegaan dat de door [verweerder] bestelde goederen het verzochte schadebedrag van
€ 36.095,00 vertegenwoordigen. De verzochte wettelijke rente over de schadevergoeding wordt toegewezen als verzocht.
4.8.
[verzoeker] verzoekt voorts betaling van een bedrag van € 18.260,73 terzake van gemaakte onderzoekskosten in verband met het verrichten van onderzoek naar [verweerder] . Ingevolge artikel 6:96 lid 2 onder b BW komen voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Hieronder vallen ook de kosten van verzameling van bewijs. [verzoeker] heeft gesteld dat zij middels het onderzoek van Hoffmann Bedrijfsrecherche heeft kunnen achterhalen wie betrokken was bij het wegnemen van de bedrijfseigendommen, de manier waarop dat is gebeurd en de omvang waarin dat heeft plaatsgevonden. Mede gelet op de aard van de zaak en de wijze waarop [verweerder] zijn sporen heeft geprobeerd uit te wissen, is het onderzoek arbeidsintensief geweest. Dat heeft zich vertaald in de hoogte van de onderzoekskosten, aldus [verzoeker] .
De kantonrechter overweegt dat, mede gelet op de aard van de tegen [verweerder] geuite beschuldigingen, [verzoeker] in redelijkheid heeft kunnen besluiten om een onderzoek door Hoffmann te laten instellen. Nu daaruit is gebleken dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, dient [verweerder] de kosten van dat onderzoek te vergoeden. [verweerder] heeft echter terecht aangevoerd dat de door [verzoeker] in het geding gebrachte factuur van Hoffmann Bedrijfsrecherche niet gespecificeerd is zodat niet beoordeeld kan worden of de door Hoffmann bestede en gefactureerde tijd redelijk is. Gezien de inhoud van het rapport van Hoffmann alsmede de omvang van de door [verweerder] veroorzaakte schade, zal de kantonrechter de kosten naar billijkheid begroten op een bedrag van € 7.500,00. De wettelijke rente over de onderzoekskosten wordt toegewezen als verzocht.
4.9.
[verweerder] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van de beschikking. De verzochte nakosten worden toegewezen tot een bedrag van € 124,00, te vermeerderen met € 85,00 in het geval betekening van het verzoekschrift zal plaatsvinden.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 5.394,48 terzake van gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
verklaart voor recht dat [verweerder] onrechtmatig gehandeld heeft jegens [verzoeker] door het wegnemen/toe-eigenen van bedrijfseigendommen van [verzoeker] en deze bedrijfseigendommen (voor eigen gewin) te verkopen, althans met het doel om deze bedrijfseigendommen te verkopen, een en ander zonder medeweten en toestemming van [verzoeker] ;
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 36.095,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 7.500,00 aan onderzoekskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten tot deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 996,00 aan griffierechten, € 996,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf veertien dagen na de datum van de beschikking, alsmede een bedrag van € 124,00 aan nakosten, te vermeerderen met een bedrag van € 85,00 in het geval betekening van het verzoekschrift zal plaatsvinden.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2021.