Uitspraak
[verweerder]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure. De verzoeker, bijgestaan door haar gemachtigde mr. D.Z. Celik, heeft op 23 februari 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om te verklaren dat het ontslag dat haar op 19 januari 2021 is gegeven, onterecht is. De verzoeker was in dienst bij de verwerende partij, een besloten vennootschap, en is op staande voet ontslagen. De verwerende partij is niet verschenen op de zitting van 10 mei 2021, waardoor het verzoek van de verzoeker onweersproken is gebleven.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de oproeping voor de mondelinge behandeling op de juiste wijze is gedaan en dat de verwerende partij op de hoogte was van de zitting. De verzoeker heeft betwist dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag en heeft aangevoerd dat zij nooit ongeoorloofd afwezig is geweest. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag onterecht was en heeft de verzoeker een billijke vergoeding van € 11.720,46 bruto toegewezen, evenals een vergoeding voor het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had voortgeduurd. Daarnaast zijn de wettelijke rente en proceskosten aan de verzoeker toegewezen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de verwerende partij in het ongelijk is gesteld en dat zij de verzoeker moet vergoeden voor de onterecht gegeven ontslag, inclusief de bijbehorende kosten en rente. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verwerende partij onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.