In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde E.J. van Heiningen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Eiser had een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade als gevolg van een omgevingsvergunning die de bouw van 109 woningen mogelijk maakte nabij zijn perceel. In het primaire besluit van 17 januari 2019 werd eiser een bedrag van € 1.200,- aan planschade toegekend, maar in het bestreden besluit van 24 juli 2020 werd dit bedrag verhoogd tot € 3.700,-. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarbij hij zich liet bijstaan door deskundige T. Ten Have.
De rechtbank oordeelde dat de waardering van de schadefactoren door het college voldoende gemotiveerd was, maar dat de vaststelling van de drempel voor het normale maatschappelijke risico onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank vernietigde daarom het bestreden besluit en stelde zelf de drempel voor het normale maatschappelijke risico vast op 3,5%, wat resulteerde in een tegemoetkoming in planschade van € 4.925,-. De rechtbank concludeerde dat de ontwikkeling niet geheel in de lijn der verwachtingen lag, maar overwegend paste binnen de ruimtelijke structuur. De rechtbank oordeelde verder dat de kosten voor het deskundigenadvies van Ten Have redelijk waren en dat het college het griffierecht en de proceskosten moest vergoeden.