ECLI:NL:RBGEL:2021:3732

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
C/05/362680 / HA ZA 19-194
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad van het waterschap door onvoldoende water voor beregening bij nachtvorst

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, schadevergoeding van het Waterschap Rivierenland wegens onrechtmatige daad. De eiseres stelde dat zij schade had geleden aan haar fruitbomen door het droogvallen van de watergang, waardoor zij niet voldoende water kon beregenen tijdens een nachtvorstperiode. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, behandelde de zaak op 12 mei 2021. De eiseres voerde aan dat het Waterschap zijn zorgplicht had geschonden door niet tijdig en voldoende maatregelen te treffen om waterschaarste te voorkomen. Het Waterschap betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat het slechts een inspanningsverplichting had en dat het alle mogelijke maatregelen had genomen om de wateraanvoer te optimaliseren.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat het Waterschap tekort was geschoten in zijn zorgplicht. De rechtbank concludeerde dat het Waterschap, gezien de omstandigheden, niet in gebreke was gebleven en dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van het Waterschap. De uitspraak benadrukte de rol van de waterschappen en hun inspanningsverplichting in het waterbeheer, evenals de noodzaak voor eiseres om haar claims adequaat te onderbouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/362680 / HA ZA 19-194
Vonnis van 12 mei 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. J.E.A.J.C. van de Laak te Tilburg,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP RIVIERENLAND,
zetelend te Tiel,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. Pieterse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] . en het Waterschap genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juli 2020
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 december 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van het geschil

[naam eiseres] . spreekt het Waterschap aan uit onrechtmatige daad op de grondslag dat zij schade aan haar fruitbomen heeft geleden als gevolg van schending, door het Waterschap, van zijn zorgplicht als waterbeheerder.

3.De feiten

3.1.
[naam eiseres] . exploiteerde tot voor kort een biologisch dynamische fruitkwekerij op twee percelen grond in [vestigingsplaats eiseres] , met een oppervlakte van in totaal ongeveer 22 hectare (hierna te noemen: de percelen). De percelen waren gelegen in het beheersgebied van het Waterschap. In het beheersgebied wordt ongeveer 486 hectare grond gebruikt voor fruitbomen.
3.2.
In periodes van nachtvorst gebruikte [naam eiseres] . sproeiers om de fruitbloesems tegen bevriezing te beschermen. Door het beregenen komt om de bloesems een laagje water te liggen, dat bevriest; de warmte die daarbij vrijkomt, beschermt de bloesems. Voorwaarde voor het goed functioneren van dit systeem is, dat de bloesems bij vorst continu beregend worden. Voor de beregening gebruikte [naam eiseres] . water uit de naast zijn percelen gelegen watergang (hierna: de watergang).
3.3.
De aanvoer van water naar die watergang vond plaats via het gemaal Wadenoijen. Nadat het water het gemaal Wadenoijen was gepasseerd, volgde het twee routes: één route die uitkwam in de watergang naast de percelen van [naam eiseres] . (bovenstrooms) en één route naar een elders gelegen deel van het beheersgebied (benedenstrooms).
3.4.
In de nacht van 19 op 20 april 2017 heeft [naam eiseres] . geconstateerd dat de watergang was drooggevallen.
3.5.
Bij brief van 11 augustus 2017 van haar advocaat heeft [naam eiseres] . bij het Waterschap gemeld dat zij schade heeft geleden als gevolg van het droogvallen van de watergang en hem gesommeerd tot erkenning van aansprakelijkheid. In opdracht van de verzekeraar van het Waterschap, Centraal Beheer Achmea, heeft [naam deskundige] re onderzoek verricht en rapport uitgebracht. In het rapport is de schade begroot op € 680.000,00. Een vervolgens in oktober 2017 door [naam eiseres] . ingeschakelde deskundige, de heer [naam deskundige 2] van Delphy te Boxtel, heeft de schade begroot op € 708.538,00, inclusief een bedrag van € 1.000,00 aan eigen advieskosten.
3.6.
Op 22 november 2018 heeft ingenieursbedrijf [naam ingenieursbedrijf] in opdracht van [naam eiseres] . een uitvoerige rapportage uitgebracht waarin verslag wordt gedaan van de eigenschappen van het beheersgebied en de hydrologische situatie ten tijde van de nacht van 19 op 20 april 2017. Tevens wordt in dit rapport de zorgplicht van het Waterschap besproken en wordt een oordeel over de aansprakelijkheid van het Waterschap gegeven. [naam ingenieursbedrijf] concludeert dat de schade aan de gewassen van [naam eiseres] . is ontstaan doordat het watersysteem niet voldeed aan de toepasselijke eisen en doordat er in de nacht van 19 op 20 april 2017 te veel water naar het gebied benedenstrooms is verpompt, waardoor het wateraanbod bovenstrooms te klein was.
3.7.
Het Waterschap wijst aansprakelijkheid van de hand. Daarbij beroept hij zich onder meer op een rapport van 20 april 2020 dat, in opdracht van zijn verzekeraar, is uitgebracht door [naam deskundige 3] (hierna: [naam deskundige 3] ) en waarin onder meer is gereageerd op de bevindingen van [naam ingenieursbedrijf] . Volgens [naam deskundige 3] heeft het Waterschap in de aanloop naar en in de nacht van 19 tot 20 april 2017 al het mogelijke gedaan om de wateraanvoer optimaal te laten verlopen. Ook concludeert [naam deskundige 3] dat het wateraanvoerstelsel voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

4.Het geschil

4.1.
[naam eiseres] . vordert samengevat - om bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het Waterschap te veroordelen tot betaling van € 707.538,00 als schadevergoeding en € 12.284,46 als vergoeding van deskundigenkosten en voorts het Waterschap te veroordelen tot vergoeding van de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand, al deze posten vermeerderd met wettelijke rente, met veroordeling van het Waterschap in de proceskosten en nakosten.
4.2.
[naam eiseres] . stelt dat het Waterschap onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 BW c.q. zijn zorgplicht heeft geschonden door niet tijdig en onvoldoende maatregelen te treffen ter voorkoming en beperking van de waterschaarste die [naam eiseres] . schade heeft toegebracht. Daartoe voert [naam eiseres] . aan dat het Waterschap onvoldoende zorg heeft gedragen voor voldoende water in het systeem en dat hij in de nacht van 19 op 20 april 2017 de gemalen Weiweg en Ophemert te veel water uit het systeem heeft laten pompen, waardoor het gemaal Weiweg tussen 4:00 en 5:00 uur is drooggevallen en de fruittelers bovenstrooms met watertekort werden geconfronteerd. Voorts stelt [naam eiseres] . dat het Waterschap onvoldoende onderhoud aan het watersysteem heeft verricht en daarmee heeft gehandeld in strijd met zijn eigen richtlijnen, in het bijzonder door de watergang gedurende tientallen jaren niet te baggeren. Wanneer het Waterschap, in overeenstemming met de eigen norm, het watersysteem iedere drie jaar had gemonitord en op basis van de daaruit verkregen informatie had gehandeld, zou er geen verondieping van 70% zijn ontstaan, in plaats van het gewenste maximum van 33% verondieping.
4.3.
Het Waterschap voert verweer. Hij beroept zich erop dat op hem als waterbeheerder geen verplichting rust om te zorgen voor voldoende beregeningswater maar dat hij ter zake slechts een inspanningsverplichting heeft. Het Waterschap stelt als een goed waterbeheerder te hebben gehandeld en verwijst daarvoor naar onder meer de rapportage van [naam deskundige 3] . Verder betwist het Waterschap causaal verband tussen de aanwezigheid van de bagger in de watergang en de schade van [naam eiseres] . Tevens beroept het Waterschap zich op eigen schuld aan de zijde van [naam eiseres] . in die zin dat [naam eiseres] ., gezien de waterschaarste in het gebied, had kunnen kiezen voor een andere wijze van beregening, waardoor zij minder afhankelijk was geweest van het waterpeil in de watergang, en zij het Waterschap zelf had kunnen informeren omtrent de hoogte van de laag bagger in de watergang langs haar percelen. Ook had [naam eiseres] . het Waterschap in de nacht van 19 op 20 april 2017 op de hoogte kunnen stellen van de waterschaarste in het deel van de watergang waaraan zij het beregeningswater voor haar fruitbomen onttrok. Het Waterschap stelt zich op het standpunt niet uit onrechtmatige daad aansprakelijk te zijn.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1 lid 1 van de Waterschapswet heeft een waterschap de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel. Artikel 1 lid 2 van de Waterschapswet draagt waterschappen onder meer de zorg voor het watersysteem op. Gelet op artikel 2.1. van de Waterwet is het waterbeheer gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste
5.2.
Beoordeeld moet worden of het Waterschap een verwijt valt te maken op het gebied van het waterbeheer. Alleen dan kan [naam eiseres] . een vorderingsrecht toekomen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (
HR 9 oktober 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4240 (Bargerbeek); HR 8 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2813 (West-Friesland) en HR 9 november 2001, ECLI:HR:2001:AD5302 (Rijnstromen)) blijkt dat de algemeen te hanteren maatstaf is of het Waterschap, gezien de concrete omstandigheden van het geval, de verschillende bij het beleid betrokken belangen en de beperkte middelen, beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven. Daarbij dient voorop te worden gesteld dat op het Waterschap een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting rust en dat het Waterschap bij het uitvoeren van het beheer een zekere mate van beleidsvrijheid heeft. Verder moet het Waterschap adequaat reageren op klachten door een onderzoek in te stellen en zo nodig, afhankelijk van de uitkomst daarvan, de noodzakelijke en mogelijke maatregelen treffen.
Onvoldoende water in het watersysteem
5.3.
Overwogen wordt dat in het beheersgebied van het Waterschap 486 hectare grond werd gebruikt voor fruitbomen. Zowel [naam deskundige 3] als [naam ingenieursbedrijf] hanteert een norm van circa 30 m3 water per uur per hectare fruitbomen, benodigd voor de beregening. Dat betekent dat de watervraag in het gebied in periodes van nachtvorst 243 m3 per minuut was. Door het Waterschap is gesteld, en door [naam eiseres] . is niet betwist, dat het gemaal Wadenoijen slechts een capaciteit van 81 m3 per minuut had en dat er geen andere wijze van aanvoer van water in het systeem was. Hierdoor was het voor het Waterschap niet mogelijk zorg te dragen voor voldoende water in het systeem.
5.4.
Door het Waterschap is hiermee onderbouwd dat het niet mogelijk was om ook in periodes van nachtvorst, wanneer er een piek in de watervraag was, zorg te dragen voor voldoende water. [naam eiseres] . heeft dit niet weerlegd. Dit betekent dat op het Waterschap alleen de inspanningsverplichting rustte om het (schaarse) aanwezige water zo goed en eerlijk mogelijk te verdelen.
5.5.
In dit verband heeft het Waterschap naar voren gebracht tijdens periodes van nachtvorst zoveel mogelijk te anticiperen op de extra waterbehoefte van de fruittelers en daartoe een nachtvorst-protocol te hanteren. Als er nachtvorst wordt voorspeld, wordt in overleg met onder meer contactpersonen uit de fruitteeltsector een nachtvorstrapport opgesteld en wordt op basis daarvan besproken of maatregelen nodig zijn en zo ja, welke. Voorts wordt, zodra er daadwerkelijk nachtvorst wordt verwacht, binnen de grenzen van wat mogelijk en verantwoord is - en rekening houdend met de anders gerichte belangen van de akkerbouwers - maximaal water in het systeem ingelaten om preventief een buffer te creëren, waarbij wordt gestreefd naar het niveau zomerpeil + 20 cm. Verder zijn buitendienstmedewerkers van het Waterschap tijdens nachten waarin het vriest de gehele nacht in het gebied aanwezig om de werking van gemalen en opjagers te controleren en zo nodig stuwen hoger of lager in te stellen en/of opjagers en gemalen (tijdelijk) stil te zetten.
5.6.
Met betrekking tot de nachtvorst in de nacht van 19 op 20 april 2017 heeft het Waterschap aangevoerd dat er op 14 april 2017 een nachtvorstrapport is opgesteld en dat op basis daarvan voor zover mogelijk maatregelen zijn genomen om extra water in het systeem te laten. Uit de rapportage van [naam deskundige 3] blijkt verder dat het water in de watergang aan het begin van de avond van 19 april 2017 het gewenste peil van zomerpeil + 20 cm had. Anders dan [naam eiseres] . stelt, is het gemaal c.q. de opjager Weiweg niet drooggevallen maar heeft het Waterschap dit gemaal zelf stilgezet. Dit stilzetten is juist in het voordeel geweest van de fruittelers bovenstrooms, waaronder [naam eiseres] ., nu het water niet werd verder gepompt. Voor zover de schade aan de gewassen van [naam eiseres] . is ontstaan doordat de opjager Weiweg te laat is stilgezet, geldt dat [naam eiseres] . het Waterschap er in de nacht van 19 op 20 april 2017 niet van op de hoogte heeft gesteld dat de watergang dreigde droog te vallen, zodat het Waterschap niet de mogelijkheid heeft gehad maatregelen te nemen om te zorgen dat er ten behoeve van de percelen van [naam eiseres] . meer water in de watergang aanwezig was.
5.7.
In het licht van deze gemotiveerde betwisting door het Waterschap, had het op de weg van [naam eiseres] . gelegen om haar stelling dat het Waterschap zijn zorgplicht heeft geschonden, nader te onderbouwen. Door [naam eiseres] . is niet gesteld in welk opzicht het Waterschap in de verdeling van het schaarse water is tekortgeschoten, dat wil zeggen: wat meer of anders had kunnen worden gedaan om te voldoen aan haar watervraag. Daarbij wordt overwogen dat het Waterschap ook rekening diende te houden met de belangen van derden in het beheersgebied. Verder geldt dat [naam eiseres] ., toen de watergang in de loop van de nacht van 19 op 20 april 2017 dreigde droog te vallen, daarover geen mededeling bij het Waterschap heeft gedaan en het Waterschap aldus de mogelijkheid heeft ontnomen om dat droogvallen te voorkomen door de waterverdeling anders in te stellen.
Onvoldoende onderhoud
5.8.
[naam eiseres] . heeft verder aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het Waterschap onvoldoende onderhoud heeft uitgevoerd, als gevolg waarvan zich in de watergang een dikke laag bagger bevond. Volgens [naam eiseres] . is de watergang drooggevallen als gevolg van de verminderde waterberging door de aanwezigheid van die bagger. Het Waterschap heeft het causaal verband tussen de aanwezige hoeveelheid bagger en het droogvallen van de watergang betwist.
5.9.
Overwogen wordt dat [naam deskundige 3] hierover heeft gerapporteerd dat het uitgangspunt is, dat moet worden voldaan aan de afvoernorm voor standaardsituaties. Ter zitting heeft het Waterschap toegelicht dat de in de watergang aanwezige bergingsdiepte van 20 centimeter, voldoende was om - bij voldoende toevoer - aan de watervraag te voldoen. In dit verband heeft het Waterschap naar voren gebracht dat zich in de nacht van 18 op 19 april 2017 identieke omstandigheden hebben voorgedaan als in de nacht van 19 op 20 april 2017 en de watergang toen (kennelijk) niet is drooggevallen. Verder beroept hij zich erop dat uit de laatste watersysteemtoets vóór april 2017 naar voren kwam dat het systeem aan de toepasselijke normen voldeed en niet is gebleken van een dringende noodzaak om de watergang te baggeren. In dit verband wijst [naam deskundige 3] erop dat ook uit het rapport van [naam ingenieursbedrijf] , waarop [naam eiseres] . zich beroept, niet blijkt dat het doorstroomprofiel niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
5.10.
Nu [naam eiseres] . verder in het licht van deze betwisting het causaal verband tussen de hoeveelheid bagger in de watergang en het droogvallen van die watergang niet meer heeft onderbouwd, kan zij niet worden gevolgd in haar stelling dat de gestelde schade aan de fruitbomen het gevolg is van een tekortschieten van het Waterschap ten aanzien van het baggeren van de watergang.
Conclusie
5.11.
De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat het Waterschap is tekortgeschoten in zijn zorgplicht ten aanzien van het voorkomen van de waterschade die volgens [naam eiseres] . schade aan zijn fruitbomen heeft veroorzaakt. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
5.12.
[naam eiseres] . zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Waterschap worden begroot op:
- griffierecht € 4.030,00
- salaris advocaat €
6.428,00(2,0 punten × tarief € 3.214,00)
Totaal € 10.458,00
5.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [naam eiseres] . in de proceskosten, aan de zijde van het Waterschap tot op heden begroot op € 10.458,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [naam eiseres] . in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00
aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiseres] . niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.