In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Gürses, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door J.M. Marquenie. Eiser had een herhaalde aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong), na eerdere afwijzingen in 2014 en 2018. Het UWV had de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV ten onrechte de Amber-grond had gepasseerd. De rechtbank stelde vast dat er wel degelijk nieuwe feiten waren die een herbeoordeling rechtvaardigden, en dat het UWV een volledige beoordeling van het arbeidsvermogen diende uit te voeren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg hen op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van eiser.