ECLI:NL:RBGEL:2021:5439

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
AWB_20_5204
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde maatregel bijstand wegens niet verschijnen bij WerkFit-traject

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een bijstandsontvanger, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen. Eiseres had een maatregel opgelegd gekregen die haar bijstand met 100% verlaagde voor de duur van één maand, omdat zij niet was verschenen bij het WerkFit-traject, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Eiseres heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds juni 2019 mantelzorg verleent aan haar moeder, die bij haar inwoont. Dit heeft geleid tot een toename van haar mantelzorgtaken en psychische belasting. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet kan worden verweten dat zij niet is verschenen bij het WerkFit-traject, omdat haar mantelzorgtaken haar in beslag namen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van verwijtbaarheid en dat de maatregel ten onrechte is opgelegd.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, omdat het niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van maatwerk in de uitvoering van de Participatiewet en de noodzaak om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden van bijstandsontvangers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/5204

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2021

in de zaak tussen

[Eiseres A] , te [plaats A] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. de Boer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Kikkert).

Procesverloop

In het besluit van 20 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van de maand april 2020 een maatregel opgelegd, inhoudende de verlaging van haar bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de duur van één maand met 100% (te verdelen over drie maanden 35%, 35% en 30%).
In het besluit van 4 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende (chronologische) feiten. Eiseres ontvangt bijstand naar de norm van een alleenstaande op grond van de Pw, laatstelijk met ingang van 3 januari 2017. Eiseres verricht mantelzorg voor haar moeder, die nog zelfstandig woont.
1.2
Op 22 maart 2019 is eiseres op spreekuur geweest bij medisch adviseur M.J. van Dijken van Ausems en Kerkvliet. Van Dijken heeft op grond van het medische onderzoek vastgesteld dat eiseres beperkingen heeft voor het verrichten van arbeid, zoals verwoord in de bij het advies gevoegde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Arbeidsdeskundige A.Y. Oonk van Ausems en Kerkvliet heeft na onderzoek geconcludeerd dat eiseres met haar beperkingen zoals verwoord in de FML in staat is om fysiek licht werk te verrichten, zonder al te veel werkdruk en stress (bijvoorbeeld productiewerk, geen lopende band). Hiervoor zijn geen bijzondere voorzieningen of aanpassingen nodig. Verder moet in het traject rekening gehouden worden met het feit dat eiseres haar moeder meer dan 20 uur per week mantelzorg verleent.
1.3
In verband met een verslechtering van de gezondheidstoestand is de moeder van eiseres met ingang van 1 juni 2019 bij eiseres in komen wonen. Eiseres heeft verweerder hiervan niet op de hoogte gesteld.
1.4
Bij besluit van 30 september 2019 heeft verweerder eiseres een voorziening gericht op arbeidsinschakeling opgelegd. Uit dit besluit volgt dat eiseres afstand heeft tot de arbeidsmarkt en dat zij arbeidsfit gemaakt moet worden om geplaatst te kunnen worden in algemeen geaccepteerde arbeid. In dit verband moet eiseres gaan werken aan de competenties: omgaan met autoriteit, aandacht en concentratie, omgaan met druk, werktempo, initiatief nemen, assertiviteit en motivatie. Eiseres wordt het WerkFit traject aangeboden bij Larcom. Dit is een traject waarin leren, werken en coaching wordt gecombineerd waardoor eiseres zichzelf kan ontwikkelen. Het traject wordt eiseres aangeboden voor de duur van 6 maanden. Na afloop van deze periode is eiseres werkfit gemaakt en kan zij naar algemeen geaccepteerde arbeid worden bemiddeld. Het traject blijft doorlopen, totdat algemeen geaccepteerde arbeid gevonden is; op deze manier behoudt eiseres arbeidsritme. In het kader van het traject worden eiseres eenvoudige productiewerkzaamheden (in-/verpakken etc.) aangeboden, rekening houdend met haar fysieke mogelijkheden. De eerste week moet eiseres 12 uur werken. Per week wordt dit aantal uren uitgebreid met 4 uur per week tot 20 uur per week. Met dit traject houdt verweerder ook rekening met de mantelzorgtaken van eiseres. Eiseres is verwezen naar Team voor Elkaar om mogelijkheden voor ondersteuning bij het verrichten van mantelzorg te verkrijgen. Het traject bevat ook nog een evaluatiemoment na een maand; aan de hand van de resultaten van die evaluatie zal het vervolg van het traject en de ontwikkeldoel(en) nader worden beoordeeld. Tot slot vermeldt het besluit dat het traject ingaat op 7 oktober 2019 om 09:00 uur.
1.5
Op 3 december 2019 is eiseres niet verschenen bij het WerkFit-traject. Hiervoor heeft eiseres een waarschuwing gekregen.
1.6
Nadat eiseres zich had ziekgemeld voor het WerkFit-traject, heeft zij een uitnodiging ontvangen voor het spreekuur bij de verzuimarts op 19 februari 2020. Eiseres is niet verschenen. Eiseres heeft in verband met het niet verschijnen op het spreekuur een waarschuwing gehad. Daarnaast is zij uitgenodigd voor het spreekuur bij de verzuimarts op 4 maart 2020. De verzuimarts heeft na onderzoek op het spreekuur van 4 maart 2020 geadviseerd dat eiseres, rekening houdend met de beperkingen uit de reeds eerder opgestelde FML, inclusief de gestelde uren, kan werken (‘terugkoppeling spreekuur’ d.d. 4 maart 2020). Naar aanleiding van dit advies heeft eiseres bij brief van 5 maart 2020 de opdracht gekregen op 10 maart 2020 om 09:00 uur het WerkFit-traject te hervatten.
1.7
Nadat verweerder op de hoogte geraakt was van het feit dat de moeder van eiseres bij haar inwoonde, heeft verweerder bij besluit van 6 februari 2020 het recht op bijstand van eiseres op grond van de Pw met ingang van 1 juni 2019 herzien, rekening houdend met de kostendelersnorm (twee personen).
1.8
Eiseres is op 10 maart 2020 niet verschenen bij het WerkFit-traject. Op 11 maart 2020 heeft eiseres hiervoor een waarschuwing gekregen. Verder heeft zij de opdracht gekregen om op 13 maart 2020 om 09:00 uur het WerkFit-traject te hervatten. Eiseres is opnieuw niet verschenen. Hierop heeft de besluitvorming, zoals hiervoor onder procesverloop is weergegeven, plaatsgevonden.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het WerkFit-traject een voorziening gericht op arbeidsinschakeling is. Verweerder heeft eiseres dit traject aangeboden, omdat zij arbeidsfit gemaakt moet worden zodat zij kan worden toegeleid naar algemeen geaccepteerde arbeid. Het traject is begonnen op 7 oktober 2019. Eiseres is op 13 maart 2020 niet verschenen, terwijl zij vlak daarvóór voor dezelfde gedraging (niet verschijnen bij het spreekuur van de verzuimarts en bij het WerkFit-traject) al waarschuwingen heeft gehad. Verweerder acht dit een verwijtbare gedraging. Eiseres heeft daarmee onvoldoende meegewerkt aan een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, zodat verweerder de bijstand van eiseres bij wijze van maatregel met ingang van de maand april 2020 voor de duur van een maand met 100% heeft verlaagd, te verdelen over drie maanden (35%, 35% en 30%). Eiseres heeft – behoudens de omstandigheid dat zij mantelzorg verleent aan haar moeder, waarmee bij het traject rekening is gehouden en waarvoor zij ook ondersteuning kan krijgen van Team voor Elkaar – geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht die dringende redenen opleveren waardoor verweerder zou dienen af te zien van deze maatregel. Het opleggen van de maatregel leidt weliswaar tot financiële gevolgen voor eiseres, maar dat geldt voor alle bijstandsgerechtigden die een maatregel krijgen. De maatregel is bovendien te wijten aan de handelwijze van eiseres zelf. Tot slot is geen sprake van een uitzonderlijke situatie die het toepassen van de hardheidsclausule rechtvaardigt.
3. Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat het WerkFit-traject niet voldoet aan de vereisten, zoals die door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zijn verwoord in diens jurisprudentie [1] . Het traject, zoals verwoord in het besluit van 30 september 2019, houdt geen op de individuele persoon toegesneden maatwerk in. De werkzaamheden zijn niet geconcretiseerd en de afspraken hadden in een plan van aanpak moeten zijn vastgelegd. Eiseres wijst op een traject dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen heeft opgelegd aan een andere bijstandsgerechtigde: aangezien dit traject volledig overeenkomt met het traject dat eiseres bij besluit van 30 september 2019 opgelegd heeft gekregen, is geen sprake van op de individuele persoon toegesneden maatwerk. Eiseres verwijst verder nog naar de omstandigheid dat haar moeder sinds juni 2019 bij haar inwoont, waardoor de mantelzorgtaken als ook haar psychische belasting hierdoor substantieel zijn veranderd en verzwaard.
4. Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pw – voor zover van belang – is de belanghebbende verplicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling.
Op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Pw (voor zover van belang) verlaagt het college in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichtingen:
het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Artikel 18, vijfde lid, van de Pw bepaalt dat indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vierde lid niet nakomt, het college de bijstand met 100% verlaagt voor een bij de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden.
Het negende lid van dit artikel bepaalt dat het college afziet van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Op grond van het tiende lid van dit artikel stemt het college een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
Op grond van artikel 3.5, vijfde lid, en 3.7, aanhef en onder e, van de Verzamelverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Gemeente Brummen (hierna: Verzamelverordening) wordt de verlaging van de bijstand vastgesteld op 100% gedurende een maand.
Op grond van artikel 3.9, eerste lid, van de Verzamelverordening verrekent het college de maatregel voor een gedraging in de vijfde categorie als bedoeld in artikel 3.5, vijfde lid, van deze verordening over de maand van oplegging en de daaropvolgende twee maanden. De eerste en tweede maand bedraagt de verrekening 35% en de derde maand bedraagt de verrekening 30%.
5. Vast staat dat eiseres op 13 maart 2020 niet is verschenen bij het WerkFit-traject, terwijl zij daarvoor wel was opgeroepen.
6.1
De rechtbank begrijpt de beroepsgrond van eiseres, dat de haar bij besluit van 30 september 2019 aangeboden voorziening geen op het individu toegesneden maatwerk is, als een beroep op het ontbreken van verwijtbaarheid. Immers, eiseres heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen het besluit van 30 september 2019, zodat dit besluit inmiddels in rechte vast staat.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat eiseres hierin niet gevolgd kan worden. De rechtbank is in dit verband van oordeel dat de opgelegde voorziening voor eiseres voldoende duidelijk en kenbaar was. Met inachtneming van de situatie van eiseres is duidelijk omschreven wat de reden voor het traject is (eiseres heeft een achterstand tot de arbeidsmarkt), wat het te bereiken doel van het traject is (eiseres arbeidsfit maken voor toegeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid), aan welke competenties gedurende het traject op welke wijze zal worden gewerkt (omgaan met autoriteit, aandacht en concentratie, omgaan met druk, werktempo, initiatief nemen, assertiviteit en motivatie door middel van leren, werken en coaching), op welke wijze hieraan invulling gegeven wordt (het verrichten van eenvoudig productiewerk (in-/verpakken etc.)), hoe lang het traject duurt (6 maanden), wat de werktijden zijn (eerste week 12 uur en daarna per week opbouwend met 4 uur naar 20 uur per week) en wat er gaat gebeuren als het traject is afgelopen (bemiddelen naar algemeen geaccepteerde arbeid en tot die tijd loopt het traject door om eiseres arbeidsritme te laten behouden). Bij het vaststellen van de aard van de werkzaamheden die eiseres in het kader van dit traject zal verrichten is rekening gehouden met de voor haar vastgestelde beperkingen door Ausems en Kerkvliet. Het enkele feit dat een andere bijstandsgerechtigde een min of meer gelijkwaardig traject is aangeboden door verweerder wil niet zeggen dat het aan eiseres aangeboden traject niet voldoet aan de uit de jurisprudentie voortvloeiende eisen en zij om die reden daaraan niet hoefde mee te werken. Eiseres kan zich voorts niet beroepen op haar leeftijd, omdat zij tot haar pensioengerechtigde leeftijd zo lang zij bijstand ontvangt op grond van de Pw verplicht is om mee te werken aan haar arbeidsinschakeling. Daar komt bij dat zij al jaren werkloos is en niet is gebleken dat het haar op eigen kracht is gelukt om werk te vinden. In zoverre was eiseres naar het oordeel van de rechtbank dan ook verplicht mee te werken aan de voorziening.
7.1
Toch is de rechtbank van oordeel dat eiseres van het niet meewerken aan het WerkFit-traject, door op 13 maart 2020 niet te verschijnen, geen verwijt kan worden gemaakt. Eiseres heeft ter zitting onbetwist gesteld dat haar mantelzorgtaken, en de psychische belasting daarvan, sinds haar moeder bij haar is komen wonen zijn toegenomen. Zij heeft in dit verband – onbetwist – naar voren gebracht dat zij haar moeder ’s ochtends uit bed moet halen, moet wassen en aankleden, haar gedurende de hele dag moet helpen bij de toiletgang en dat ze haar moeder moet begeleiden bij bezoeken aan artsen. Verder dient zij de medicatie voor haar moeder te verzorgen. Volgens eiseres kan haar moeder niet lang alleen zijn en is eiseres om die reden meestentijds thuis aanwezig. Ten tijde van het primaire en het bestreden besluit was het verweerder (inmiddels) bekend dat de moeder van eiseres bij haar inwoonde. Hoewel eiseres op 4 maart 2020 nog op het spreekuur van de verzuimarts was geweest, kan niet worden vastgesteld of deze arts toen uitgebreid navraag heeft gedaan naar de (toename van de) mantelzorgtaken en de daarmee gepaard gaande psychische belastbaarheid, sinds de moeder van eiseres bij haar is komen wonen, en wat de mogelijke gevolgen daarvan waren voor haar arbeidsinschakeling. De verzuimarts verwijst in de ‘terugkoppeling spreekuur’ slechts naar de eerder in maart 2019 voor eiseres vastgestelde FML inclusief urenbeperking. Echter, toen deze FML, inclusief urenbeperking, werd opgesteld, woonde de moeder van eiseres nog zelfstandig. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde in geding zo zeer in beslag werd genomen door de mantelzorgtaken voor haar moeder, dat haar geen verwijt kan worden gemaakt dat zij op 13 maart 2020 niet kon deelnemen aan het WerkFit-traject in de urenomvang, zoals door verweerder aan haar was opgedragen. Verweerders ter zitting ingenomen standpunt dat eiseres ten tijde in geding wel in staat was om gedurende 20 uur per week deel te nemen aan het WerkFit-traject, omdat haar mantelzorgtaken (in ieder geval deels) kunnen worden overgenomen door voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en Team voor Elkaar, leidt niet tot een ander oordeel, omdat verweerder ter zitting niet heeft kunnen toelichten hoe dit concreet in het geval van eiseres vorm gegeven had moeten worden. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden kan het niet meewerken aan het WerkFit-traject aan eiseres niet worden verweten.
7.2
Omdat naar het oordeel van de rechtbank elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, heeft verweerder ten onrechte eiseres een maatregel opgelegd. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is in strijd met de wet en zal om die reden worden vernietigd. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat het primaire besluit zal worden herroepen, omdat hieraan hetzelfde gebrek kleeft en dit gebrek naar het oordeel van de rechtbank niet meer kan worden hersteld.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Tevens krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4.0 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.564,-. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.564,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 13 oktober 2021
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 11 april 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1368).