1.8Eiseres is op 10 maart 2020 niet verschenen bij het WerkFit-traject. Op 11 maart 2020 heeft eiseres hiervoor een waarschuwing gekregen. Verder heeft zij de opdracht gekregen om op 13 maart 2020 om 09:00 uur het WerkFit-traject te hervatten. Eiseres is opnieuw niet verschenen. Hierop heeft de besluitvorming, zoals hiervoor onder procesverloop is weergegeven, plaatsgevonden.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het WerkFit-traject een voorziening gericht op arbeidsinschakeling is. Verweerder heeft eiseres dit traject aangeboden, omdat zij arbeidsfit gemaakt moet worden zodat zij kan worden toegeleid naar algemeen geaccepteerde arbeid. Het traject is begonnen op 7 oktober 2019. Eiseres is op 13 maart 2020 niet verschenen, terwijl zij vlak daarvóór voor dezelfde gedraging (niet verschijnen bij het spreekuur van de verzuimarts en bij het WerkFit-traject) al waarschuwingen heeft gehad. Verweerder acht dit een verwijtbare gedraging. Eiseres heeft daarmee onvoldoende meegewerkt aan een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, zodat verweerder de bijstand van eiseres bij wijze van maatregel met ingang van de maand april 2020 voor de duur van een maand met 100% heeft verlaagd, te verdelen over drie maanden (35%, 35% en 30%). Eiseres heeft – behoudens de omstandigheid dat zij mantelzorg verleent aan haar moeder, waarmee bij het traject rekening is gehouden en waarvoor zij ook ondersteuning kan krijgen van Team voor Elkaar – geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht die dringende redenen opleveren waardoor verweerder zou dienen af te zien van deze maatregel. Het opleggen van de maatregel leidt weliswaar tot financiële gevolgen voor eiseres, maar dat geldt voor alle bijstandsgerechtigden die een maatregel krijgen. De maatregel is bovendien te wijten aan de handelwijze van eiseres zelf. Tot slot is geen sprake van een uitzonderlijke situatie die het toepassen van de hardheidsclausule rechtvaardigt.
3. Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat het WerkFit-traject niet voldoet aan de vereisten, zoals die door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zijn verwoord in diens jurisprudentie. Het traject, zoals verwoord in het besluit van 30 september 2019, houdt geen op de individuele persoon toegesneden maatwerk in. De werkzaamheden zijn niet geconcretiseerd en de afspraken hadden in een plan van aanpak moeten zijn vastgelegd. Eiseres wijst op een traject dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen heeft opgelegd aan een andere bijstandsgerechtigde: aangezien dit traject volledig overeenkomt met het traject dat eiseres bij besluit van 30 september 2019 opgelegd heeft gekregen, is geen sprake van op de individuele persoon toegesneden maatwerk. Eiseres verwijst verder nog naar de omstandigheid dat haar moeder sinds juni 2019 bij haar inwoont, waardoor de mantelzorgtaken als ook haar psychische belasting hierdoor substantieel zijn veranderd en verzwaard.
4. Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pw – voor zover van belang – is de belanghebbende verplicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling.
Op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Pw (voor zover van belang) verlaagt het college in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichtingen:
het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Artikel 18, vijfde lid, van de Pw bepaalt dat indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vierde lid niet nakomt, het college de bijstand met 100% verlaagt voor een bij de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden.
Het negende lid van dit artikel bepaalt dat het college afziet van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Op grond van het tiende lid van dit artikel stemt het college een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
Op grond van artikel 3.5, vijfde lid, en 3.7, aanhef en onder e, van de Verzamelverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Gemeente Brummen (hierna: Verzamelverordening) wordt de verlaging van de bijstand vastgesteld op 100% gedurende een maand.
Op grond van artikel 3.9, eerste lid, van de Verzamelverordening verrekent het college de maatregel voor een gedraging in de vijfde categorie als bedoeld in artikel 3.5, vijfde lid, van deze verordening over de maand van oplegging en de daaropvolgende twee maanden. De eerste en tweede maand bedraagt de verrekening 35% en de derde maand bedraagt de verrekening 30%.
5. Vast staat dat eiseres op 13 maart 2020 niet is verschenen bij het WerkFit-traject, terwijl zij daarvoor wel was opgeroepen.