3.4.Verweerder moet alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 28 augustus 2019uiteengezet welk toetsingskader zij hanteert om dit te beoordelen. Bij deze beoordeling is in de eerste plaats van belang in hoeverre sluiting van het pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van het pand evenredig is. Bij deze beoordeling zijn onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
De beoordeling
Is de sluiting noodzakelijk?
4. Zoals ook is overwogen onder 1.2, is bij de inval bij de woning van eiseres en haar ex-echtgenoot een grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen en heeft de ex-echtgenoot van eiseres verklaard dat deze drugs enkele dagen eerder bij de [winkel] waren afgeleverd, dat er vaker drugs bij de [winkel] werden afgegeven en dat de etiketten voor de pakketjes in de [winkel] werden geprint. Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat de [winkel] , anders dan eiseres stelt, een rol speelde bij de drugshandel. Eiseres heeft haar stelling op de zitting dat de drugs nooit in de winkel zijn geweest, maar altijd buiten in ontvangst werden genomen en daarna direct naar het huis van eiseres en haar ex-echtgenoot werden gebracht, niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop heeft verweerder dit geval in redelijkheid kunnen aanmerken als een ernstig geval waarin sluiting noodzakelijk was om een signaal af te geven aan alle betrokken personen dat er een einde moest komen aan de rol van de [winkel] bij de drugshandel, en om herhaling te voorkomen. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat de [winkel] een openbare functie heeft, een officieel afleverpunt van pakketten en brieven is, en gelegen is in de buurt van winkels, een basisschool, een kinderdagverblijf en een muziekschool. Hierdoor bestond vrees voor aantasting van de leefbaarheid van de omgeving en de veiligheid van de kinderen en het winkelend publiek. Weliswaar werden de drugs niet in de winkel verkocht, maar de omstandigheid dat er – zo blijkt uit de verklaring van de ex-echtgenoot – grote hoeveelheden drugs ter plaatse werden afgeleverd, zou aanleiding kunnen zijn voor ripdeals waarvan de gevolgen zich ook in de omgeving van de winkel zouden kunnen voordoen. De omstandigheid dat er tussen de vondst van de harddrugs en het primaire besluit bijna negen maanden zijn verstreken, doet, hoewel dit uitzonderlijk lang is, in dit geval niet af aan de noodzaak van de sluiting. Daarbij is van belang dat verweerder al in juli 2019 het voornemen tot sluiting heeft aangekondigd, en naar aanleiding van de daartegen gerichte zienswijzen, een aanvullende rapportage van de politie van 9 oktober 2019 heeft afgewacht en daarover nader advies heeft ingewonnen. Dat eiseres in de tussenliggende periode is gescheiden en de exploitatie van de [winkel] als eenmanszaak heeft voortgezet, laat onverlet dat verweerder er belang bij had om de bekendheid van het pand in het drugscircuit weg te nemen om zo incidenten in de omgeving van de winkel te voorkomen. Ten slotte neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat verweerder in juli 2019 nog het voornemen had om de winkel, conform de Beleidsregels, voor een periode van twaalf maanden te sluiten, maar de sluiting uiteindelijk heeft beperkt tot een periode van twee maanden na 6 februari 2020.
Is de sluiting evenredig?
5. De rechtbank is van oordeel dat de sluiting van het pand voor de duur van twee maanden niet onevenredig is. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat haar in het geheel geen verwijt valt te maken, omdat zij niet op de hoogte was van de drugshandel. Eiseres was immers vennoot van de onderneming en dus, ongeacht of zij wel of niet op de hoogte was, medeverantwoordelijk voor wat er bij de [winkel] gebeurde. Ten aanzien van de gevolgen van de sluiting overweegt de rechtbank dat inherent is aan het sluiten van het bedrijfspand dat eiseres twee maanden haar onderneming niet kan uitoefenen en dat dit financiële gevolgen heeft. Dit is als zodanig dan ook geen bijzondere omstandigheid die de sluiting onevenredig maakt. Verder is ook niet gebleken dat door deze sluiting faillissement dreigt of dat de verhuurder van het pand of de [winkel] de overeenkomsten met eiseres hebben opgezegd dan wel gaan opzeggen.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik kunnen maken.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.