ECLI:NL:RBGEL:2021:5735

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
21_4538 en 21_4544
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen afsluiting Hoornsdam in Putten

Op 26 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaken AWB 21/4538 en 21/4544. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Putten, dat een fysieke afsluiting voor gemotoriseerd verkeer in de Hoornsdam heeft gerealiseerd van 1 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2022. De verzoekers, die direct getroffen worden door deze afsluiting, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit, omdat zij vrezen voor onomkeerbare schade aan hun ondernemingen door de verminderde bereikbaarheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college tekort is geschoten in de communicatie naar de verzoekers, maar dat er voor de eerste fase van de werkzaamheden voldoende onderbouwing is voor de noodzaak van de afsluiting. Voor de tweede fase is echter onvoldoende aangetoond dat er geen alternatieven zijn voor de afsluiting. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen, maar het college is wel veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de verzoekers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van goede communicatie door het college met belanghebbenden en de zorgvuldigheid bij het nemen van verkeersbesluiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/4538 en 21/4544

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] ,

(gemachtigde: mr. A.C. de Kanter),
[verzoeker], te [woonplaats] ,
tezamen: verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van Putten,

(gemachtigden: K. Wijma, M.K. Prins, J. Finke).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de afsluiting tot en met 31 oktober 2022 van de Hoornsdam ter hoogte van het kruispunt met de Waterweg in Putten. Verzoekers hebben een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen het bestreden besluit van 29 september 2021 waarmee het college besloten heeft om door het plaatsen van de bordmodellen Cl van bijlage 1 van het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels 1990 (RW 1990) en hekken volgens de situatietekening een fysieke afsluiting te realiseren voor gemotoriseerd verkeer in de Hoornsdam tijdens de werkzaamheden aan de Waterweg en Zuiderzeestraatweg vanaf 1 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2022. Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het college heeft op de verzoeken gereageerd.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft met zijn uitspraak van 14 oktober 2021 als ordemaatregel het bestreden besluit geschorst. Hij moet daarom nu beoordelen of deze schorsing in stand blijft.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 19 oktober 2021 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen verzoekers, hun gemachtigden en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

De afweging van het college

3. Het college baseert het besluit op de volgende afweging. Het realiseren van de fysieke afsluiting is noodzakelijk vanwege werkzaamheden ten behoeve van de reconstructie van de Waterweg en Zuiderzeestraatweg Hiermee wordt voorkomen dat doorgaand verkeer tijdens de afsluiting van de Waterweg en Zuiderzeestraatweg de route via de Steenkamerseweg, welke een geslotenverklaring voor doorgaand gemotoriseerd verkeer kent, gebruikt. De Arkemheenseweg kan gebruikt worden als alternatieve route voor de route Hoornsdam – Waterweg – Zuiderzeestraat. Maar deze weg is niet geschikt om als doorgaande route gebruikt te worden door de beperkte rijbaanbreedte van 4,5 meter. Het wel gebruiken van de Stenenkamerseweg en Arkemheenseweg door doorgaande verkeer tast de leefbaarheid en verkeersveiligheid aan. Het creëren van selectieve toegang kan ervoor zorgen dat doorgaand verkeer geweerd wordt, maar de bereikbaarheid van de bewoners en ondernemers intact blijft. Selectieve toegang is lastig te realiseren, vanwege, afhankelijk van de vorm, de hoge kosten, logistieke uitdaging en/of lastig te controleren is. De bereikbaarheid voor bestemmingsverkeer in de nabije omgeving wordt beperkt door de afsluiting bij de Hoornsdam. Maar deze is ondergeschikt geacht ten opzichte van de leefbaarheid en veiligheid in het gebied. Het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer is door de afsluiting in het geding. Deze vrijheid wordt ook ondergeschikt geacht aan de met het besluit van 29 september 2021 te dienen doelen.
3.2.
Uit het dossier en het verweerschrift blijkt dat het college dit verder motiveert met het volgende.
3.2.1.
De werkzaamheden aan de Waterweg en Zuiderzeestraatweg worden in twee fases uitgevoerd. In de eerste fase wordt de Waterweg tussen de Hoornsdam en de Knardersteeg aangepakt. Dat is inclusief het kruispunt Steenkamerseweg – Hoornsdam – Waterweg. In de tweede fase wordt de Zuiderzeestraatweg aangepakt tussen de Knardersteeg en de Kuiterweg. Dat is inclusief het kruispunt Kuiterweg – Vanenburgallee – Zuiderzeestraatweg. Tijdens de werkzaamheden in beide fases is er een fysieke afsluiting in de Hoornsdam. Deze afsluiting moet, volgens het college, voorkomen dat het verkeer dat normaal van de Waterweg en Zuiderzeestraatweg gebruik maakt, over andere wegen in het gebied gaat tijden die hier niet geschikt voor zijn.
3.2.2.
De Stenenkamerseweg is ingericht als fietsstraat en kent een geslotenverklaring voor doorgaand gemotoriseerd verkeer om de veiligheid op de fietsstraat te kunnen waarborgen. Vanwege dit verbod is het niet mogelijk om doorgaand verkeer over deze route om te leiden. Het tijdelijk opheffen van het verbod op intensief (doorgaand) verkeer leidt tot meer verkeersonveiligheid voor fietsers, waar de straat voor is ingericht. Doorgaand verkeer over de Stenenkamerseweg zorgt ook voor schade aan de weg, welke niet berekend is op doorgaand verkeer. Het afsluiten van de Waterweg en Zuiderzeestraatweg en het in stand houden van het inrijverbod in de Stenenkamerseweg in combinatie met het openlaten van het kruispunt Hoornsdam – Waterweg – Stenenkamerseweg zal naar verwachting tot meer overtredingen van het inrijverbod leiden. Handhaving op dit verbod is lastig, omdat bestemmingsverkeer uitgezonderd is.
3.2.3.
Een andere mogelijkheid is het verkeer via de Arkemheenseweg te sturen. Die kent echter een wegbreedte van ongeveer 4,10 meter, exclusief verharding in de berm. Dit is smal en gezien het regelmatig tegenkomen van tegenliggers bij de verkeersintensiteiten die van de Waterweg gebruik maken betekent dit dat er regelmatig gebruik moet worden gemaakt van de bermverharding, bestaande uit grasbetonstenen. Deze stenen zijn niet geschikt voor intensief gebruik en de kans is aanwezig dat deze verzakken/kapot gaan. Dat heeft, mede gelet de bomen die dicht langs de weg staan, een negatief effect op de verkeersveiligheid. De Arkemheenseweg sluit aan op de Nijkerkerstraat. De aansluiting is een simpele aansluiting. Deze is ontworpen en aangelegd om alleen het bestemmingsverkeer te kunnen verwerken en niet geschikt voor het verwerken van intensief (doorgaand) verkeer.
3.2.4.
Doorgaand verkeer zou ook via de Waterweg naar de Nijkerkerstraat kunnen rijden. Hier speelt hetzelfde probleem als bij de Arkemheenseweg. Dit kruispunt is, net zoals het kruispunt Arkemheenseweg – Nijkerkerstraat, ontworpen en aangelegd voor gebruik door enkel bestemmingsverkeer. Op het kruispunt Waterweg – Zuiderzeestraatweg ontstaan, naar verwachting van het college, dezelfde problemen als bij de Arkemheenseweg. Verder is de inrichting van de Waterweg tussen de Hoornsdam en Nijkerkerstraat vergelijkbaar met inrichting van de Waterweg tussen de Hoornsdam en de Zuiderzeestraatweg. Dit weggedeelte is in slechte staat vanwege de verkeersintensiteiten die hier overheen rijden. Wanneer dit verkeer omgeleid wordt via de Waterweg en Nijkerkerstraat zal dit deel van de weg verdere schade oplopen die uiteindelijk vergelijkbaar is met de schade op de Waterweg tussen de Hoornsdam en Zuiderzeestraatweg.
3.3.
Volgens het college heeft gemeente Putten uitgebreid gecommuniceerd sinds 2019 over de aanstaande werkzaamheden aan de Waterweg en Zuiderzeestraatweg zowel in de krant, als specifiek met de omwonenden en de ondernemers. Ook is er gesproken met de gemeentes Ermelo en Nijkerk, de provincie Gelderland en Rijkswaterstaat.
3.4.
Omdat er enkele landbouwpercelen aan de Hoornsdam zitten zal het college een maatwerkoplossing bieden, zodat al het landbouwverkeer op de plek van bestemming kan komen. Tijdens de afsluiting in de Hoornsdam blijven aanwonenden en bedrijven aan beide zijden van de afsluiting altijd minimaal vanaf één kant bereikbaar. Voor de aanwonenden en bedrijven aan de kant van Nulde betekent dit dat er nog verkeer mogelijk is uit twee richtingen. Alle bedrijven zijn dan ook elk moment bereikbaar.
De standpunten van verzoekers
4. [verzoeker] betoogt dat het genomen besluit tot wegafsluiting tot onomkeerbare schade zal leiden. Zij zit namelijk als onderneming direct gelegen aan de Hoornsdam. Omdat de weg afgesloten zal worden voor de duur van één jaar heeft dit direct gevolgen voor de bereikbaarheid van het pand van verzoekster. Het pand van [verzoeker] is namelijk door de afsluiting van de weg alleen nog maar bereikbaar via de A28. Veel van haar klanten komen met de tractor naar het pand. Deze klanten kunnen dan niet meer met de tractor komen. Van de vrachten die in een week naar het pand vervoerd worden komt meer dan 60% uit de omgeving, die gelegen is achter het kruispunt dat afgesloten zal worden. Al deze vrachten kunnen na de afsluiting alleen nog via een enorme omweg (van 13,5 kilometer) via de A28 bij het pand afgeleverd worden. Zij zal daardoor omzetverlies lijden, omdat concurrenten dan dichterbij zijn gelegen.
De nadelige gevolgen van het besluit, namelijk de gehele wegafsluiting, staan onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen van het college tot het uitvoeren van werkzaamheden. Het college geeft aan dat het besluit is genomen uit het oogpunt van het belang van verzekeren van de veiligheid op de weg en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of de functie van objecten of gebieden. Zij geeft in haar besluit verder geen doelstellingen weer. Hiermee ontbreekt het besluit dus aan uitgebreide motivering bij het besluit. Geconcludeerd kan worden dat het college onvoldoende voorbereidingen heeft getroffen voor het besluit en daarmee niet naar alle redelijkheid tot het besluit had kunnen komen. Uit het besluit blijkt wel dat het college niets vóóraf heeft onderzocht. Op basis waarvan wordt het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer ondergeschikt geacht ten opzichte van de met dit besluit te dienen doelen? [verzoeker] kan zich niet voorstellen dat het college zich eind 2021 baseert op raadsvergaderingen uit 2016 en de verkeersvisie van Arcadis van 19 januari 2016. Deze is totaal niet up to date en inmiddels volledig achterhaald. Zij vraagt zich af waarom de Waterweg nu ineens op stel en sprong aangepast moet worden.
Volgens haar zijn er legio alternatieven denkbaar om de volledige afsluiting van de Hoornsdam te voorkomen. Maar deze heeft het college nooit onderzocht. Zij verwijst hiervoor naar een rapport van verkeerskundig adviesbureau Ronnico. Het had op de weg van het college gelegen om aan Arcadis te vragen die alternatieven inzichtelijk te maken in een nieuw actueel onderzoek. De ondernemers in het gebied zijn nooit door het college benaderd vóór het nemen van het besluit.
4.1.
[verzoeker] exploiteert een aantal tankstations in [woonplaats] en omgeving, waaronder [tankstation] , gevestigd aan de [locatie] in [woonplaats] . Zij betoogt dat het genomen besluit tot de wegafsluiting tot onomkeerbare schade zal leiden. De afsluiting van het kruispunt en de weg voor lange periode heeft direct gevolg voor de bereikbaarheid van [tankstation] . Deze locatie is niet meer bereikbaar vanuit Putten. Uitgaande van het feit dat 70 tot 75% van de klanten uit Putten komt zal dit grote gevolgen hebben. Deze locatie is na de afsluiting enkel nog maar bereikbaar via de A28. Klanten uit Putten zullen dus om moeten rijden via Ermelo/ Harderwijk of Nijkerk. Zij betoogt dat nog onderzocht moet worden of er niet andere gebreken aan het besluit kleven en dat nog nader onderzoek moet worden gedaan naar alternatieve oplossingen in plaats van resoluut afsluiten van het kruispunt en de weg voor de duur van minimaal negen en maximaal ruim 12 maanden.
Toetsingskader
5. Het college past met het besluit tot realisatie van de fysieke afsluiting voor gemotoriseerd verkeer in de Hoornsdam tijdens de werkzaamheden aan de Waterweg en Zuiderzeestraatweg vanaf 1 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2022 de artikelen 2 en 15 van de Wegenverkeerswet 1994 in samenhang met de artikelen 12 en 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) toe. Voor deze afsluiting is een verkeersbesluit nodig.
5.1.
Op grond van artikel 21 van het BABW dient de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval te vermelden welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Volgens deze bepaling wordt bij de motivering aangegeven welke van de in artikel 2, eerste lid en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van deze wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
5.2.
De van toepassing zijnde bepalingen worden vermeld in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college aannemelijk gemaakt dat de fysieke afsluiting nodig is?
6. De noodzaak van de werkzaamheden aan de Waterweg en Zuiderzeestraatweg is tussen partijen niet in geschil.
6.1.
Verzoekers betogen terecht dat het college bij de voorbereiding van het besluit van 29 september 2021 tekort is geschoten in haar communicatie naar verzoekers. Zeker omdat verzoekers door de voorgenomen fysieke afsluiting van de Hoornsdam direct getroffen worden en daarom belanghebbenden zijn. Het college erkent dat verzoekers voorafgaand aan het besluit van 29 september 2021 geen uitleg hebben gekregen over de geplande werkzaamheden, omdat zij gevestigd zijn buiten het gebied waar deze werkzaamheden plaats zullen vinden. Gelet op het feit dat de bereikbaarheid van de vestigingen van verzoekers door de afsluiting van de Hoornsdam belemmerd wordt had het college verzoekers wel moeten betrekken in haar communicatie over de geplande werkzaamheden en de mogelijke gevolgen daarvan.
6.2.
Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
6.3.
Het college heeft voldoende toegelicht en aannemelijk gemaakt dat er tijdens de eerste fase van de werkzaamheden aan de Waterweg en de Zuiderzeestraatweg geen alternatieven zijn voor de volledige afsluiting van de kruising Steenkamerseweg – Hoornsdam – Waterweg. Daarbij is van belang dat tijdens deze fase de leidingen op dit kruispunt vernieuwd zullen worden door de nutsbedrijven en dit technisch niet mogelijk is zonder de volledige afsluiting. Daarom is het college, ondanks de gebrekkige communicatie met verzoekers, in redelijkheid wel tot het besluit van 29 september 2021 voor zover dit ziet op de eerste fase kunnen komen.
6.4.
Het college heeft echter vooralsnog onvoldoende onderbouwd dat er voor de werkzaamheden tijdens de tweede fase van de werkzaamheden geen alternatieven zijn voor een volledige afsluiting van de kruising Steenkamerseweg – Hoornsdam – Waterweg. Het college kan hierover tijdens de bezwaarprocedure in gesprek gaan met beide verzoekers en zo nodig verder onderzoek hiernaar in te stellen. Het college kan dan vervolgens in het op bezwaar te nemen besluit nader op deze alternatieven ingaan. Verzoekers hebben de mogelijkheid om desgewenst later, voor begin van de tweede fase van de werkzaamheden, opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen.
6.5.
Omdat de tweede fase nog niet aan de orde is, is er nog geen spoedeisend belang om de wens tot schorsing van het verkeersbesluit in die fase nu naar aanleiding van dit verzoek te beoordelen.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De verzoeken worden daarom afgewezen. De, in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 oktober 2021, getroffen ordemaatregel tot schorsing van het besluit van 29 september 2021 wordt opgeheven.
7.1.
De voorzieningenrechter ziet, gelet op de gebrekkige voorbereiding van het besluit van 29 september 2021 door het college en het feit dat het college eerst in het verweerschrift een afdoende motivering heeft gegeven voor dit besluit, wel aanleiding om het college te veroordelen in de door verzoekers gemaakt proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt [verzoeker] een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Dat zijn twee handelingen met een waarde van € 748 per handeling. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding voor [verzoeker] bedraagt dan in totaal € 1496. Ook moet het college het griffierecht van [verzoeker] vergoeden.
[verzoeker] heeft geen rechtsbijstand ontvangen door een gemachtigde. Ook heeft [verzoeker] niet om vergoeding van eventueel andere, voor deze procedure, gemaakte kosten verzocht. Het college moet ook het griffierecht van [verzoeker] vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
- heft de, in zijn uitspraak van 14 oktober 2020, getroffen ordemaatregel op;
- veroordeelt het college in de proceskosten van [verzoeker] ten bedrage van € 1.496;
- bepaalt dat het college het door [verzoeker] betaalde griffierecht groot € 360 aan haar vergoedt;
- bepaalt dat het college het door [verzoeker] betaalde griffierecht groot € 360 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Peters, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
BIJLAGE

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 2, eerste lid
De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Artikel 15, eerste lid
De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
Artikel 15, tweede lid
Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Artikel 18, eerste lid
Verkeersbesluiten worden genomen:
a. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;
b. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten;
c. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;
d. voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer

Artikel 12
De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:
a.de volgende borden:
I de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, uitgezonderd de borden C22 en E9, alsmede de borden E4, E12 en E13 tenzij onder deze verkeersborden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, wordt aangebracht, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid;
II bord L3 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft;
b. de volgende verkeerstekens op het wegdek:
I. doorgetrokken strepen;
II. de aanduiding van fietsstroken;
III. de aanduiding van busstroken en busbanen;
IV. voetgangersoversteekplaatsen;
V. gele doorgetrokken strepen;
VI. gele onderbroken strepen;
VII. haaietanden.
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Artikel 24
Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met:
a. de korpschef,
b. de commandant van de Koninklijke marechaussee, indien de taak ten aanzien van het verkeer mede wordt vervuld op een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 2012.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld ABRvS 15 juni 2011, (ECLI:NL:RVS:2011:BQ7915.