ECLI:NL:RBGEL:2021:7238

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
05/053567-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van (ex)-militairen voor het veroorzaken van een ontploffing met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 20 december 2021 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee (ex)-militairen die verantwoordelijk werden gehouden voor het veroorzaken van een ontploffing in een legeringsgebouw te Assen. De verdachten werden beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door een zelfgemaakt explosief, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor twee medemilitairen. De feiten vonden plaats op 19 januari 2021, toen de verdachten een geïmproviseerd explosief in een vuilniszak deponeerden en deze in de nabijheid van andere personen gooiden. De explosie leidde tot gehoorschade bij de slachtoffers, die als zwaar lichamelijk letsel werd gekwalificeerd. De militaire kamer oordeelde dat de verdachten opzettelijk handelden en dat er gemeen gevaar voor goederen en personen was. De verdediging voerde aan dat er geen opzet was op het toebrengen van letsel, maar de rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachten werden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en moesten schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachten en hun spijtbetuigingen, maar vond de ernst van de feiten zwaarwegend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/053567-21
Datum uitspraak : 20 december 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. H.H. Jansen, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in een gang nabij kamer 14 in gebouw 19 van de [naam] aldaar, in een vuilniszak een geïmproviseerd/zelf gemaakt explosief (een zgn. Croftybom) te deponeren en/of vervolgens voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud te midden van meerdere personen te leggen/gooien, welke voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud vervolgens is geëxplodeerd/ontploft, terwijl daarvan gemeen gevaar voor gebouw 19 van voornoemde kazerne en/of het interieur van gebouw 19 van voornoemde kazerne, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 19 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gehoorschade), heeft toegebracht, door opzettelijk in een vuilniszak een geïmproviseerd/zelf gemaakt explosief (een zgn. Croftybom) te deponeren en/of vervolgens voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud te midden van meerdere personen te leggen/gooien, welke voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud vervolgens is geëxplodeerd/ontploft;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in een vuilniszak een geïmproviseerd/zelf gemaakt explosief (een zgn. Croftybom) heeft gedeponeerd en/of vervolgens voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud te midden van meerdere personen heeft gelegd/gegooid, welke voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud vervolgens is geëxplodeerd/ontploft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandelend door in een vuilniszak een geïmproviseerd/zelf gemaakt explosief (een zgn. Croftybom) te deponeren en/of vervolgens voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud te midden van meerdere personen te leggen/gooien, welke voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud vervolgens is geëxplodeerd/ontploft;
3
hij op of omstreeks 19 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (oorsuizen), heeft toegebracht, door opzettelijk in een vuilniszak een geïmproviseerd/zelf gemaakt explosief (een zgn. Croftybom) te deponeren en/of vervolgens voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud te midden van meerdere personen te leggen/gooien, welke voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud vervolgens is geëxplodeerd/ontploft;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in een vuilniszak een geïmproviseerd/zelf gemaakt explosief (een zgn. Croftybom) heeft gedeponeerd en/of vervolgens voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud te midden van meerdere personen heeft gelegd/gegooid, welke voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud vervolgens is geëxplodeerd/ontploft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandelend door in een vuilniszak een geïmproviseerd/zelf gemaakt explosief (een zgn. Croftybom) te deponeren en/of vervolgens voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud te midden van meerdere personen te leggen/gooien, welke voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud vervolgens is geëxplodeerd/ontploft;
4
hij op of omstreeks 19 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zelfgemaakte) explosief/bom, te weten een met een dop afgesloten plastic flesje met daarin een laagje (kraan)water en een heatpack (met daarin grijs poeder bestaande uit een mengsel van o.a. aluminium, calciumcarbonaat, natriumchloride en calciumhydroxide), in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en munitie van Categorie II, genoemd onder 7, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door
middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 januari 2021, in gebouw 19 van de [naam] te Assen, hebben verdachte en [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) een leeg flesje uit de vuilnisbak gehaald en gevuld met (een laagje) water. Verdachte heeft de inhoud van een heatpack in het plastic flesje gedaan, dat vooraf door verdachte en medeverdachte met water was gevuld, het flesje geschud en de dop dichtgedraaid. Medeverdachte hield een vuilniszak open, waar verdachte het flesje in heeft gedaan. Vervolgens gooide medeverdachte de vuilniszak in een legeringskamer, waar op dat moment meerdere andere personen aanwezig waren. [2] De vuilniszak met inhoud is door één van de aangevers op de gang gegooid, waar het in de nabijheid van beide aangevers is ontploft. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en onder 4 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van alle feiten heeft de raadsvrouw betoogd dat er geen sprake is van medeplegen. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw daarnaast betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het gemeen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Omdat er geen sprake was van een deelnemingsvorm, en niet verdachte maar medeverdachte de zak heeft gegooid, kan deze handeling ook niet aan verdachte worden toegeschreven. De raadsvrouw heeft daarnaast bepleit dat verdachte voor het overige ook moet worden vrijgesproken van feit 2 en 3, aangezien hij geen opzet heeft gehad, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, op het toebrengen van letsel. Verdachte had niet hoeven verwachten dat anderen aanwezig konden zijn op de gang. Daarmee heeft hij niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er letsel zou ontstaan, laat staan zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair ten aanzien van feit 2 is bij aangever [slachtoffer 1] geen sprake van zwaar lichamelijk letsel als gevolg van de ontploffing. Subsidiair ten aanzien van feit 3 is er bij aangever [slachtoffer 2] sprake van pre-existente beschadiging aan het gehoor en is tinnitus geen zwaar lichamelijk letsel. Ook ontbreekt een causaal verband tussen de ontploffing en het letsel van aangevers. Ten aanzien van 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer, met uitzondering van het medeplegen.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op zijn legeringskamer aan het bellen was met zijn vriendin. De rest van de kamer lag in bed en zij hoorden wat geroezemoes op de gang. Op dat moment ging de deur open en gooide iemand een vuilniszak de kamer in. Hijzelf en aangever [slachtoffer 2] liepen naar de vuilniszak toe en gooiden deze terug op de gang. Zij wilden de vuilniszak weer oppakken en hoorden daarop een gigantische knal die leek op zwaar vuurwerk. [slachtoffer 1] hoorde vervolgens een luide piep in zijn oren, voelde veel pijn aan zijn rechteroor en er kwam vocht vrij. In zijn linkeroor voelde hij dezelfde druk. Het voelde alsof zijn beide oren dichtklapten en zij deden steeds meer pijn naarmate de tijd vorderde. [4] Ten tijde van de ontploffing hingen hij en [slachtoffer 2] met hun hoofden op een afstand van 30-40 centimeter boven de vuilniszak. [5]
Aangever [slachtoffer 2] verklaarde dat hij op bed lag en stemmen hoorde op de gang. Ineens ging de deur van de kamer open en hij zag dat iemand een vuilniszak naar binnen gooide. [slachtoffer 2] kwam zijn bed uit en pakte de vuilniszak op. Hij stond in de deuropening en gooide de vuilniszak op de grond. Op dat moment ontplofte de vuilniszak en hij hoorde een harde knal. Hij deed gelijk zijn handen over zijn oren, hoorde een piep en kreeg hoofdpijn. Hij zag dat de vuilniszak verplaatste tijdens de ontploffing en voelde ter hoogte van zijn onderbenen een luchtverplaatsing. [6] Ten tijde van de ontploffing lag de vuilniszak 1 meter voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [7]
Getuige [getuige 1] hoorde één van de aangevers zeggen “Wat doet die zak hier?”. Hij opende zijn ogen, maar het licht was uit. De deur ging open en weer en dicht. [getuige 1] hoorde een knal die hij kon vergelijken met een nitraat. Hij is naar de gang gegaan en zag een zwarte vuilniszak waar een sissend geluid uit kwam. Rond de zak, op de muur en grond, zaten grijzige plekken. [slachtoffer 2] was volgens hem erg geschrokken en [slachtoffer 1] had erg veel last. [8]
Getuige [getuige 2] lag op bed en zag de deur open gaan. Hij zag dat er een zwarte vuilniszak naar binnen werd gegooid en dat [slachtoffer 2] uit bed ging, de zak oppakte en op de gang gooide. [slachtoffer 1] ging ook zijn bed uit en stond naast [slachtoffer 2] in de deuropening. [getuige 2] hoorde een super harde, felle knal die vergelijkbaar was met vuurwerk. Hij zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich omdraaiden met hun handen naar hun oren. [getuige 2] liep naar de deuropening en zag een zwarte vuilniszak waar vloeistof uitliep en waar rook uit kwam. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gaven beiden aan hoofdpijn en last van hun oren te hebben. [9]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte en medeverdachte bezig waren een heatpack in een flesje te stoppen, maar dat deze eerste poging mislukte aangezien het begon te sissen. Op een gegeven moment hoorde hij weer geluid op de gang en hij is gaan kijken. Dezelfde soldaten stonden op de gang en gingen een ander flesje gebruiken voor een nieuwe poging. Toen zij klaar waren, zag [getuige 3] hen richting kamer 14 lopen en zelf ging hij terug naar zijn eigen kamer. Een paar ogenblikken later hoorde hij een immense knal. Deze knal had hij niet zien aankomen en was veel harder dan verwacht. [10]
Medeverdachte heeft verklaard dat verdachte met het idee kwam om een flesje te laten knappen met carbid. Medeverdachte wist dat op de kamer waarin hij de vuilniszak met daarin het flesje gooide mensen lagen te slapen. [slachtoffer 2] gooide de zak terug op de gang en medeverdachte liep terug naar zijn kamer. Het heeft ongeveer een minuut geduurd totdat het flesje ontplofte. Medeverdachte heeft de knal niet gezien maar wel gehoord. Medeverdachte kent carbid wel, maar wist niet dat het zo’n harde knal zou geven. De werking met zo’n zakje (
de militaire kamer begrijpt: een heatpack) kent hij niet. Het was als grapje bedoeld en hij heeft er eigenlijk niet bij stilgestaan dat het zo uit de hand had kunnen lopen. Het is nooit zijn bedoeling geweest om schade toe te brengen aan degenen die op die kamer lagen. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij op het idee kwam om een geintje uit te halen op de gang. Hij had nog een flameless heater over van bivak. Hier heeft hij de chemische stof uit gehaald en in een flesje met een laagje water gedaan. Hij draaide de dop op de fles en legde deze in de vuilniszak die medeverdachte vasthield. Verdachte liep daarop naar de uitgang en heeft niet gezien waar medeverdachte de zak gooide. Na ongeveer 40 seconden hoorde verdachte een hard plofgeluid. Het was zijn bedoeling om een geintje uit te halen op de gang en een reactie uit te lokken van collega’s. Hij had op de kazerne al eens eerder gezien dat iemand een flesje had laten ploffen, maar had niet verwacht dat je hier letsel van zou kunnen krijgen. [12]
Uit het NFI-rapport blijkt het volgende. Als in een kunststof flesje een laagje van enkele centimeters water wordt gedaan en de inhoud van een heatpack wordt hier bijgedaan, waarna het flesje meteen wordt dichtgeschroefd, dan zal enige tijd daarna een ontploffing optreden. De genoemde 'enige tijd' kan per flesje verschillen en na het sluiten van het flesje heeft de maker hierover geen controle meer. Bij een dergelijke ontploffing treedt een drukgolf met bijbehorende knal op. Op een afstand van 2 meter lagen de gemeten waardes op minimaal 135 dB. Teruggerekend naar een afstand van 40 centimeter komt dat overeen met minimaal 150 dB. De tijdens een beproeving gemeten geluidsdruk als gevolg van de ontploffing was van een zodanig niveau dat deze directe permanente fysiologische schade aan onbeschermde menselijke oren kan veroorzaken. [13]
Uit de medische stukken blijkt dat aangever [slachtoffer 1] als gevolg van de ontploffing traumatisch lawaaitrauma met subjectief gehoorverlies of doofheid heeft. Hiervan is onverminderd sprake tijdens het laatste consult op 3 november 2021. [14] Tot op de dag van de zitting is [slachtoffer 1] niet in staat zijn werk te verrichten en heeft hij daarnaast nog steeds last van slaapproblemen, angstgevoelens en concentratieproblemen. Naar het oordeel van de militaire kamer is de aard en ernst van het gehoorverlies zodanig is dat dit als zwaar lichamelijk letsel kan worden beschouwd. Dat er mogelijk sprake is van een psychische blokkade waardoor thans het gehoorverlies nog steeds aanwezig is, laat onverlet dat het letsel lichamelijk van aard is.
Uit de medische stukken blijkt dat aangever [slachtoffer 2] sinds de ontploffing last heeft van een ernstige vorm van tinnitus. Uit het verslag van de KNO-arts blijkt dat de behandelingen ook een half jaar na de ontploffing niet tot resultaat hebben geleid en aangever een cognitieve gedragstherapie behandeling moet ondergaan om te leren leven met tinnitus. [15] Naar het oordeel van de militaire kamer is de aard en ernst van de tinnitus zodanig dat dit als zwaar lichamelijk letsel kan worden beschouwd.
Ten aanzien van feit 2 en 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat verdachte geen “vol” opzet had op het toebrengen van enig lichamelijk letsel. De vraag die vervolgens aan de orde komt, is of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het ten laste gelegde feit begaat, in dit geval het toebrengen van pijn of (zwaar) lichamelijk letsel. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De militaire kamer overweegt hiertoe als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij een knal wilde veroorzaken, maar dat deze bedoeld was als grap. Verdachtes plan was dat de bom in de gang zou ontploffen en niet in een legeringskamer waar op dat moment andere personen aanwezig waren. Los daarvan had hij niet verwacht dat de door de bom veroorzaakte ontploffing tot letsel zou kunnen leiden. Onder deze omstandigheden is de militaire kamer van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn collega-militairen enig letsel toegebracht zouden worden als gevolg van de ontploffing. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van feit 2 en 3.
Ten aanzien van feit 1
De militaire kamer is echter wel van oordeel dat verdachte opzet had op een ontploffing. Uit zijn eigen verklaring blijkt immers dat dit het plan was dat verdachte had met de zelfgemaakte bom. De vraag die dan aan de orde is, is of hiervan gemeen gevaar voor goederen dan wel zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten is geweest. Dit betreft een geobjectiveerd gevolg en het opzet van verdachte hoeft hier dan ook niet op gericht te zijn. Mede gezien de inhoud van het NFI-rapport kan wettig en overtuigend bewezen worden dat zowel gemeen gevaar voor goederen als gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee zagen dat er op de plek waar het flesje tot ontploffing is gekomen, een witte vlek is ontstaan. Daarnaast was de door het NFI tijdens een beproeving gemeten geluidsdruk als gevolg van de ontploffing van een zodanig niveau dat deze directe permanente fysiologische schade aan onbeschermde menselijke oren zou kunnen veroorzaken. Vast staat dat er, ten tijde van het plegen van het feit, op de legeringskamer voortdurend en op de gang afwisselend meerdere personen aanwezig waren. Gezien deze omstandigheden acht de militaire kamer bewezen dat verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
De vraag die de militaire kamer vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer anderen en daarbij zelf een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De militaire kamer overweegt daartoe het volgende.
In dit kader wijst de militaire kamer op de intensiteit van de samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Verdachte kwam op het idee om de bom te maken. Nadat de eerste poging mislukt was, werd besloten om nog een tweede klaar te maken. Opnieuw maakte verdachte samen met medeverdachte een bom en medeverdachte stond klaar met een vuilniszak en hield deze open. Verdachte legde vervolgens de bom in de vuilniszak en liet het vervolgens aan medeverdachte om te beslissen waar hij deze heen gooide. Uit de getuigenverklaringen volgt dat zij samen naar kamer 14 zijn gelopen. Hieruit volgt een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de twee personen, dat gesproken kan worden van medeplegen. Dat verdachte had gehoopt of gedacht dat de vuilniszak in de gang, in plaats van op een legeringskamer, gegooid zou worden doet hier niet aan af, mede gelet op het feit dat de zak met de bom uiteindelijk weer op de gang terecht is gekomen, daar waar verdachte en medeverdachte samen stonden toen de bom in de zak werd gedaan, en ook daar is ontploft. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 4
De door verdachte en medeverdachte vervaardigde carbid-bom is bestemd om tot ontploffing te worden gebracht. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de bom tevens geschikt was om personen en goederen te treffen.
Uit het NFI-rapport blijkt op basis van diverse beproevingen binnen en buiten het legeringsgebouw het volgende. Als in een kunststof flesje een laagje van enkele centimeters water wordt gedaan en de inhoud van een heatpack wordt hier bijgedaan, waarna het flesje meteen wordt dichtgeschroefd, dan zal enige tijd daarna een ontploffing optreden. De genoemde 'enige tijd' kan per flesje verschillen en na het sluiten van het flesje heeft de maker hierover geen controle meer. Bij een dergelijke ontploffing treedt een drukgolf met bijbehorende knal op [16] . De militaire kamer leidt uit het NFI-rapport af dat het grootste gevaar van de explosie van een carbid-bom is gelegen in (permanente) gehoorschade. Mede vanwege het ontbreken van alternatieve toepassingen is de onderhavige carbid-bom volgens het NFI technisch gezien zonder meer een voorwerp als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie II, onder 7 van de Wet Wapens en munitie. Ook de vraag of de bom naar zijn aard daartoe is bestemd, beantwoordt het NFI bevestigend. [17] De militaire kamer is dan ook van oordeel dat de onderhavige bom naar zijn aard bestemd is om personen en goederen te treffen en derhalve een voorwerp is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie. Dat verdachte een andere bedoeling had met de bom maakt dit niet anders. [18] In dat verband overweegt de militaire kamer nog dat verdachte en medeverdachte de bedoeling hadden om een harde knal teweeg te brengen om zo hun collega’s flink te laten schrikken. In zoverre blijkt wel degelijk van de intentie hun collega’s te “treffen”. Op grond van het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks19 januari 2021 te Assen
, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in een gang nabij kamer 14 in gebouw 19 van de [naam] aldaar, in een vuilniszak een geïmproviseerd/zelf gemaakt explosief
(een zgn. Croftybom)te deponeren en
/ofvervolgens voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud te midden van meerdere personen te
leggen/gooien, welke voornoemde vuilniszak met voornoemde inhoud vervolgens is
geëxplodeerd/ontploft, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
gebouw 19 van voornoemde kazerne en/ofhet interieur van gebouw 19 van voornoemde kazerne, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4
hij op
of omstreeks19 januari 2021 te Assen
, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,, een (zelfgemaakte)
explosief/bom, te weten een met een dop afgesloten plastic flesje met daarin een laagje (kraan)water en een heatpack (met daarin grijs poeder bestaande uit een mengsel van o.a. aluminium, calciumcarbonaat, natriumchloride en calciumhydroxide), in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en munitie van Categorie II, genoemd onder 7, zijnde
(een
)voorwerp
(en)bestemd voor het treffen van personen of zaken
door vuur ofdoor
middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht dat de straf overeenkomstig het adolescenten- of jongvolwassenenstrafrecht wordt afgedaan omdat verdachte jonger dan 23 jaar was ten tijde van het delict.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding het adolescenten strafrecht toe te passen. Weliswaar is door de reclassering geen rapport opgemaakt, er is geen enkele aanleiding te vermoeden dat er sprake was van een afwijkend ontwikkelingsniveau bij verdachte, te meer nu verdachte ook psychisch goedgekeurd was voor de militaire dienst.
Verdachte heeft samen met medeverdachte een zelfgemaakte bom vervaardigd en deze in een legeringskamer gegooid waar collega-militairen aanwezig waren. Deze bom is vervolgens op (zeer) korte afstand van de benadeelde partijen ontploft. Ook al was dit wellicht als geintje bedoeld, heeft het grote gevolgen gehad voor de benadeelde partijen. Zij hebben last van fors gehoorverlies dan wel een aanhoudende ‘piep’ in de oren en hebben hier ernstige psychologische klachten aan overgehouden. Zij leven in onzekerheid of de klachten zullen verminderen, aanhouden of zelfs nog verergeren. De militaire kamer rekent verdachte dit zwaar aan.
Aan de andere kant weegt de militaire kamer mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat verdachte nog zeer jong was ten tijde van het plegen van het feit. Ook heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen door vanaf het eerste moment open en eerlijk te verklaren. Tot slot heeft verdachte tijdens de terechtzitting blijk gegeven van oprechte spijt van zijn handelen.
Op grond van het voorgaande acht de militaire kamer een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de militaire kamer het ontslag van verdachte zwaarder laat meewegen in het voordeel van de verdachte dan de officier van justitie heeft gedaan. Tevens acht de militaire kamer de kans dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen zeer gering en ziet dan ook geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.093,39 aan materiële schade en € 20.000 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens vordert de benadeelde partij € 114,03 aan proceskosten. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende kostenposten:
Omschrijving:
Schadebedrag:
Ziekenhuisdaggeldvergoeding (5 dagen)
€ 140,00
Gederfde inkomsten
€ 6.953,39
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gezien de verzochte vrijspraken. Subsidiair moet de gevorderde immateriële schade gematigd worden omdat een (direct) causaal verband tussen het feit en het letsel ontbreekt. Er is immers geen rapport opgemaakt door een forensisch medisch specialist. Voor de vordering van [slachtoffer 1] heeft de verdediging aangegeven dat een onderbouwing voor meer dan 2 dagen ziekenhuisdaggeldvergoeding ontbreekt. Tevens is voor deze vordering de immateriële schade betwist nu geen gehoorschade is vastgesteld, subsidiair is verzocht deze post vergaand te matigen.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De ziekenhuisdaggeldvergoeding is onvoldoende onderbouwd. Weliswaar is in de medische stukken te lezen dat verdachte is opgenomen in het ziekenhuis in Heereveen en aansluitend de volgende dag in het CMH te Utrecht, voor een opname meer dan twee dagen ontbreekt de onderbouwing. Voor twee dagen opname is de ziekenhuisdaggeldvergoeding voldoende onderbouwd en komt redelijk voor gelet op het bewezenverklaarde. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Voor wat betreft de gevorderde schade met betrekking tot gederfde inkomsten overweegt de militaire kamer het volgende. Deze post bestaat uit het mislopen van een maandelijkse tegemoetkoming vanuit Defensie voor niet-dagelijks reizen en een verwachte/mogelijke korting op het salaris van de benadeelde partij vanaf januari 2022. De tegemoetkoming is bedoeld voor het reizen van en naar de kazerne. Aangezien verdachte sinds het incident ziek thuis verbleef, heeft hij deze reizen niet hoeven maken en ook geen kosten gemaakt voor het reizen. De militaire kamer is van oordeel dat de benadeelde partij dus geen schade heeft opgelopen en zal deze post afwijzen. De verwachte/mogelijke korting op het salaris is een toekomstige beslissing waarvan nog niet vaststaat dat die genomen zal worden. Dit onderdeel van de vordering dient niet-ontvankelijk verklaard te worden.
De militaire kamer is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade gedeeltelijk kan worden toegewezen, te weten voor een bedrag van € 56,-. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Als gevolg van de ontploffing heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van gehoorschade opgelopen. De benadeelde partij is een periode doof geweest. Daar is gelukkig enige verandering in opgetreden maar er is nog altijd sprake van fors gehoorverlies, met name aan het rechteroor waarmee benadeelde vrijwel niets meer hoort. Naast lichamelijke klachten heeft benadeelde hier ingrijpende psychische klachten en slaapproblemen aan overgehouden. Ter zitting heeft de benadeelde partij op indrukwekkende wijze uiting gegeven aan het leed dat hem is toegebracht en wat de gevolgen zijn van het handelen door verdachte en zijn medeverdachte. Ook als (mogelijk) sprake is van conversieproblematiek, is voornoemde mede aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 10.000,- vaststellen.
De militaire kamer overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade hebben vergoed.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, gezien de verzochte vrijspraken. Subsidiair moet de vordering worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk worden verklaard omdat een (direct) causaal verband tussen het feit en het letsel ontbreekt. Meer subsidiair moet volgens de verdediging de vordering worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk worden verklaard vanwege pre-existent gehoorverlies.
Overweging van de militaire kamer
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Als gevolg van de ontploffing heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van gehoorschade opgelopen. Er is sprake van tinnitus waarvoor geen behandeling mogelijk is, het beleid expectatief is en waarmee de benadeelde partij moet leren omgaan. Aan beide zijden is het gehoor minder geworden en hoort hij een aanhoudende ‘piep’-tonen. Naast lichamelijke klachten heeft benadeelde hier ingrijpende psychische klachten en slaapproblemen aan overgehouden. Benadeelde is weliswaar eerder naar een KNO-arts gegaan vanwege klachten die samenhangen met tinnitus, maar hij is hiervoor slechts één keer bij een arts langs geweest in 2019 en daarna niet meer. Zijn medische journaal maakt vanaf aanvang 2020 geen melding meer van klachten door tinnitus, tot het moment van de explosie in 2021. Sinds de ontploffing stond benadeelde intensief onder behandeling voor deze klachten. Voornoemde is mede aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000 vaststellen.
De militaire kamer overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade hebben vergoed.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 36f, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 tot betaling van schadevergoeding
aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van de volgende bedragen aan
materiële schade en/of smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
[slachtoffer 1] € 10.056,-vanaf 19 januari 2021;
[slachtoffer 2] € 5.000,-vanaf 19 januari 2021;
 veroordeelt verdachte in de kosten die benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 114,03;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade en/of smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
[slachtoffer 1] € 10.056,- 85 dagen;
[slachtoffer 2] € 5.000,- 60 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt, dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter) en mr. M.W.R. Koch, rechters, en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Taekema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2021.
mr. Koch, Kolonel mr. Hoedeman en mr. Taekema
zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Drenthe-IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/21-000227, gesloten op 26 januari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 87; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 96.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 66 en 67; proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 106 en 107.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 66 en 67.
5.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 118.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 106 en 107.
7.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2] , p. 124.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 75.
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 79 en 80.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 128.
11.Proces-verbaal van verhoor van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 86 en 87.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 96 en 97.
13.NFI-rapport d.d. 15 oktober 2021, paragraaf 8, p. 12.
14.Medisch dossier [slachtoffer 1] , p. 7.
15.Proces-verbaal d.d. 2 december 2021, met in de bijlage het medisch dossier van [slachtoffer 2] , p. 3.
16.NFI-rapport 15 oktober 2021, paragraaf 7.2 en 7.3, p. 10 en 11.
17.NFI-rapport 15 oktober 2021, paragraaf 7.3, p. 11.