Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 juni 2021
- de brieven van [gedaagden] , Univé en de rechtbank van respectievelijk 22, 23 en 25 juni 2021
- de akte ‘uitlating en producties’ van Univé van 7 juli 2021 met producties 18 tot en met 23
- de antwoordakte ‘antwoord conclusie na tussenvonnis’ van 4 augustus 2021van [gedaagden] met producties 1, 2, en 3.
- de rolberichten/brieven van Univé en [gedaagden] van respectievelijk 4 en 10 augustus 2021 en de rolbeslissing van 11 augustus 2021.
2.De verdere beoordeling
- [gedaagden] aansprakelijk is voor de gevolgen van de brand en de daardoor bij [naam 1] ontstane schade (r.o. 4.9.),
- Univé door subrogatie in de rechten van [naam 1] (die inmiddels is overleden en waarmee verder tevens wordt bedoeld: zijn erfgenamen) is getreden, voor zover zij aan [naam 1] uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst de brandschade heeft vergoed (r.o. 4.10),
- geen geschilpunt is dat Univé aan [naam 1] uit dien hoofde € 1.402.920,14 heeft betaald (r.o. 4.10),
- van die uitkering (tenminste) een bedrag van € 271.785,00 zag op de inboedel, een bedrag van € 980.846,00 op de opstal, bedragen van € 23.669,10 en € 5.105,10 zagen op rekeningen van [deskundige] , een bedrag van € 39.008,20 bestemd was voor “ [bedrijf 1] ”, een bedrag van € 8.726,89 voor “ [bedrijf 2] ” en de betalingen aan [naam 1] van € 15.000,00, € 54.000,00 en € 4.779,85 niet nader zijn gespecificeerd (r.o. 2.17),
- van het bedrag voor de opstal van € 980.846,00 is € 655.846,00 uitgekeerd “onder de basispolis” en een bedrag van € 325.000,00, “uit coulance” vanwege een eerder spelende discussie over onderverzekering (r.o. 2.17),
- ook het bedrag van € 325.000,00, dat “uit coulance” is betaald een (al dan niet onverplichte) vergoeding is door Univé als verzekeraar van [naam 1] voor diens schade en dat ook voor dit deel de vordering van [naam 1] op [gedaagden] bij wijze van subrogatie over gaat op Univé, op grond van het eerste lid van artikel 7:962 BW (r.o. 4.10),
- Univé voorts nota’s heeft voldaan van [naam 2] van in totaal € 25.880,83 en van EMN van € 1.515,89. (r.o. 2.17).
€ 29.500,00
€ 16.000,00
€ 1.785,00
€ 295.512.00
475,53
22.89203
54
54
29.442
33.274
2.288.107
2.500.000
-213.625
1.589.100
1.589.100
- De eigenaar van de beschadigde zaak lijdt door die beschadiging een nadeel in zijn vermogen dat gelijk is aan de waardevermindering die de zaak heeft ondergaan.
- Indien het een zaak betreft waarvan herstel mogelijk en verantwoord is, zal het geldbedrag waarin de waardevermindering kan worden uitgedrukt in het algemeen gelijk zal zijn aan de naar objectieve maatstaven berekende kosten, die met het herstel zullen zijn gemoeid.
- Is de onrechtmatig beschadigde zaak een gebouw, dan heeft de eigenaar er in beginsel aanspraak op dat hij in de gelegenheid wordt gesteld tot herstel.
- Zulk herstel kan ook verantwoord zijn indien de daarmee gemoeide kosten het bedrag van de als gevolg van de toegebrachte schade opgetreden waardevermindering overtreffen.
- [naam 1] woonde ten tijde van de brand niet in de woning, maar op een andere locatie in dezelfde gemeente;
- De woning is niet herbouwd, maar in beschadigde toestand te koop aangeboden en “naar verluidt” onlangs verkocht;
- Uit het door Univé als productie 12 ingebrachte taxatierapport van [naam 5] , op verzoek van [naam 2] , volgt dat de verkoopwaarde van de woning in onbeschadigde staat op het moment direct voor de brand € 1.250.000,00 bedroeg en in beschadigde staat € 600.000,00 waaruit volgt dat de waardevermindering slechts € 650.000,00 bedroeg.
3.De beslissing
17 november 2021voor het nemen van een akte door Univé over hetgeen is vermeld onder 2.15 en 2.30,