ECLI:NL:RBGEL:2021:774

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
8881850
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering gasnetbeheerder tot betaling voor verwijdering aansluiting aardgas na opzegging ATO

In deze zaak vorderde de gasnetbeheerder Liander N.V. betaling van € 687,00 aan verwijderingskosten van een gasaansluiting van de gedaagde, die zijn Aansluit- en Transportovereenkomst (ATO) had opgezegd. De gedaagde betwistte de verplichting tot betaling, omdat hij geen opdracht had gegeven voor de verwijdering en er geen contractuele of wettelijke grondslag zou zijn voor de vordering. De rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, oordeelde dat de ATO en de bijbehorende Algemene Voorwaarden geen basis boden voor de kosten van verwijdering. De kantonrechter stelde vast dat de opzegging van de ATO niet automatisch leidde tot een verplichting voor de gedaagde om de verwijderingskosten te betalen. De rechtbank concludeerde dat er geen contractuele relatie bestond die Liander in staat stelde om deze kosten in rekening te brengen. Ook de wettelijke grondslag in de Tarievencode gas werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De vordering van Liander werd afgewezen, en Liander werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8881850 \ CV EXPL 20-10844 \ 509 \ 582
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap Liander N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.W. de Vlam en mr. B.E.M. Wolffers,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.H.P. Dingenouts.
Partijen worden hierna Liander en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

Dit blijkt uit het vonnis van 18 november 2020 van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Zutphen (8470730 CV EXPL 20-1414), waarbij de zaak na eis, antwoord, re- en dupliek, is verwezen naar de zittingsplaats Arnhem van deze rechtbank. Daarbij is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] is (mede)eigenaar van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] . De woning is aangesloten op het gasnetwerk van Liander. In januari 2019 heeft [gedaagde] online onder andere gaslevering aangevraagd voor de woning bij Greenchioce. Greenchoice heeft die aanvraag op 12 januari 2019 bevestigd en op 11 februari 2019 is de gaslevering aangevangen.
2.2
Greenchoice heeft namens Liander een Aansluit- en transportovereenkomst (hierna: ATO) met [gedaagde] gesloten. Per e-mailbericht van 12 februari 2019 heeft Greenchoice [gedaagde] hierover geïnformeerd, in welk bericht Greenchoice de link naar deze ATO alsmede de link naar de daarbij behorende Algemene Voorwaarden voor aansluiting en transport elektriciteit en gas voor kleinverbruikers (versie 2013) (hierna: Algemene Voorwaarden) heeft gezet.
2.3
Liander en de andere netbeheerders in Nederland hanteren dezelfde Algemene Voorwaarden. Deze zijn tot stand gekomen in overleg tussen Netbeheer Nederland, namens de gezamenlijke netbeheerders, en de Consumentenbond. In de Algemene Voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 2 Toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en andere voorwaarden
(…)
2.2.
Op de aansluit- en transportovereenkomst zijn mede van toepassing de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in artikel (…) 12a, 12b en 22 van de Gaswet.
(…)
Artikel 3 De aansluit en transportovereenkomst
(…)
3.6.
Elk der partijen is gerechtigd de aansluit- en transportovereenkomst schriftelijk met in achtneming van een opzegtermijn op te zeggen. (…). Indien niet voldaan is aan deze vereisten (inzake opzegging, ktr.), alsmede indien de netwerkbeheerder niet binnen de opzegtermijn in de gelegenheid is gesteld om de voor de beëindiging van de aansluit- en transportovereenkomst noodzakelijke handelingen te verrichten, blijft de contractant gebonden aan hetgeen in of krachtens de aansluit- en transportovereenkomst is bepaald totdat hij aan al zijn daaruit voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan. (…)
Artikel 5 Werkzaamheden aan de aansluiting en de meetinrichting
(..)
Het (…) deactiveren en wegnemen van de aansluiting en de meetinrichting zijn in elk geval voor rekening van contractant, indien:
a. dit geschiedt op zijn verzoek;
b. dit het gevolg is van zijn handelen of nalaten of het gevolg is van omstandigheden die hem redelijkerwijs zijn toe te rekenen.
(…)
Artikel 14 Tarieven
14.1
De contractant is aan de netwerkbeheerder bedragen verschuldigd voor het (…) deactiveren en wegnemen van de aansluiting en de meetinrichting alsmede voor het transport, volgens het daarvoor door de netbeheerder vastgestelde tarievenblad. het tarievenblad is te vinden op de internetsite van de netbeheerder (…)”
2.4
Artikel 14.1 van de Algemene Voorwaarden is in overeenstemming met artikel 2.5.1.12 van het Besluit van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) van 21 april 2016, kenmerk ACM/DE/2016/202166, houdende de vaststelling van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12a van de Gaswet (hierna: de Tarievencode gas). Artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode gas luidt als volgt:
“2.5.1.12 Bij de beëindiging van de aansluitovereenkomst worden eventuele kosten voor het fysiek afschakelen van de aansluiting dan wel het verwijderen van de aansluiting via een eenmalige bijdrage in rekening gebracht bij de “voormalige” aangeslotene, met inachtneming van de systematiek van voorcalculatie zoals beschreven in artikel 2.5.1.15.”
2.5
De Tarievencode gas bevat aldus artikel 1.1.1:
"de door netbeheerders jegens netgebruikers, waaronder afnemers, te hanteren tariefstructuur die de elementen en wijze van berekening beschrijft van het tarief waarvoor transport van gas, met inbegrip van invoer, uitvoer en doorvoer van gas, de met het transport ondersteunende diensten ten behoeve van netgebruikers en het gebruik van een of meer installaties van het verwante bedrijf zullen worden doorgevoerd en van het tarief waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, omschreven wettelijke taken, zoals bedoeld in artikel 12a van de Gaswet".
In artikel 12a van de gaswet staat het volgende:
“12a. Met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels en de in artikel 6 van verordening 715/2009 bedoelde netcodes zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel met betrekking tot de door hen jegens netgebruikers te hanteren tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van:
a. het tarief voor transport van gas, met inbegrip van invoer, uitvoer en doorvoer van gas en de het transport ondersteunende diensten ten behoeve van netgebruikers en met inbegrip van de in artikel 10a, eerste lid, met uitzondering van onderdelen d en p, omschreven wettelijke taken,
b. de tarieven waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, onderdeel p, omschreven taak en
c. de tarieven voor meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voor het verzorgen van een aansluiting als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onder a, een aansluitpunt als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onderdeel b, of een aansluiting als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d.”
2.6
De wettelijke basis voor de Tarievencode gas wordt gevormd door artikel 12f van de Gaswet. In dat artikel staat dat de ACM de tariefstructuren en voorwaarden vaststelt en op welke wijze zij dat moet doen.
2.7
[gedaagde] heeft op 23 augustus 2019 de overeenkomst met Greenchoice opgezegd. Daarmee heeft [gedaagde] Greenchoice gemachtigd om de ATO met Liander te beëindigen. Dit heeft Greenchoice op 27 augustus 2019 gedaan.
2.8
Bij brief van 6 september 2019 heeft Liander onder meer het volgende geschreven aan [gedaagde] :
“(…) Gebruikt u uw gasaansluiting niet meer? Dan verzoeken wij u een aanvraag in te dienen voor het verwijderen van de gasaansluiting. (…)
Na het indienen van de aanvraag wordt er contact met u opgenomen om een afspraak voor de verwijdering in te plannen. Vervolgens worden de werkzaamheden uitgevoerd en ontvangt u een factuur voor de kosten van het verwijderen van de gasaansluiting.
(..)
De kosten voor deze werkzaamheden, die bij u in rekening worden gebracht bedragen:

€ 687,00 incl. btw voor een laagbouwwoning
(…)”
2.9
[gedaagde] heeft hierop op 11 september 2019 geantwoord dat hij geen grond ziet voor een verplichting tot betaling van deze werkzaamheden, nu hij daarvoor geen opdracht heeft gegeven en er ook geen sprake is van verwijtbaar handelen. [gedaagde] heeft verder meegedeeld dat hij wel alle medewerking aan Liander zal verlenen om de werkzaamheden te komen uitvoeren die zij nodig acht, maar dat hij daartoe geen opdracht zal verstrekken.
2.1
Liander heeft de aansluiting op 10 oktober 2019 verwijderd en [gedaagde] hiervoor op 17 oktober 2019 € 687,00 in rekening gebracht. [gedaagde] heeft die nota ook na sommatie onbetaald gelaten.

3.De vordering en het verweer

3.1
Liander vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal worden veroordeeld om aan haar te betalen een bedrag van € 687,00 aan verwijderkosten en voorts dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling aan haar van:
a. € 103,05 aan buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
b. de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan;
c. de nakosten ten bedrage van € 157,00 zonder betekening, te verhogen met € 82,00 indien betekening plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan.
3.2
Liander legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op 27 augustus 2019 de ATO heeft opgezegd, dat hij permanent "van het gas af gaat", dat Liander in een dergelijk geval in het kader van de veiligheid genoodzaakt is om de gasaansluiting te verwijderen, dat Liander daartoe niet alleen op grond van haar Algemene Voorwaarden maar ook wettelijk bevoegd is, dat zij daarvoor overeenkomstig artikel 5.3 sub b en artikel 14.1 van haar Algemene Voorwaarden aan [gedaagde] het in haar Tarievenblad vastgestelde tarief in rekening mag brengen en dat hij ondanks sommatie heeft nagelaten het gevorderde bedrag te voldoen.
Liander stelt voorts dat [gedaagde] de verwijderingskosten ook rechtstreeks verschuldigd is op grond van artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode gas.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Liander. [gedaagde] vordert daarbij veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Liander in de kosten van deze procedure en de nakosten van € 131,00, dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt van € 199,00, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan.
[gedaagde] betwist dat hij contractueel gehouden is om de vordering te voldoen. Hij stelt daartoe primair dat de ATO ziet op het in stand houden van de gasaansluiting en niet op het verwijderen daarvan. De ATO en de daarbij behorende Algemene Voorwaarden bieden niet de door Liander gestelde contractuele grondslag voor het in rekening brengen van de verwijderingskosten.
Subsidiair (voorwaardelijk, indien in de ATO en de Algemene Voorwaarden wel een contractuele grondslag zou zijn gelegen voor het in rekening brengen van de verwijderingskosten) beroept [gedaagde] zich (kort gezegd) op (gedeeltelijke) vernietiging van de Algemene Voorwaarden van Liander omdat deze niet transparant, verrassend, onduidelijk, onredelijk bezwarend, strijdig met dwingend consumentenrecht en/of misleidend zijn indien de uitleg van Liander zou moeten worden gevolgd. Voorts roept [gedaagde] de vernietiging in van bedingen in de ATO en/of de Algemene Voorwaarden waaruit zou voortvloeien dat hij de gevorderde verwijderingskosten verschuldigd is, omdat deze hem niet tijdig ter hand/beschikking zijn gesteld.
[gedaagde] betwist ook dat artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode Gas rechtstreeks op hem van toepassing is. Volgens [gedaagde] is er geen formele wet die ACM de bevoegdheid zou geven om dergelijke normen aan kleinverbruikers van gas op te leggen.

4.De beoordeling

4.1
Artikel 10 lid 1 van de Gaswet bepaalt dat een netbeheerder tot taak heeft het gastransportnet op economische voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van dat gastransportnet en het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet. Daartoe behoort naar het oordeel van de kantonrechter ook het op veilige en verantwoorde wijze afsluiten en verwijderen van de in een woning aanwezige gasaansluiting indien de (voormalige) afnemer van gas - zoals hier - aldaar geen gaslevering meer wenst.
4.2
Kern van het geschil is of [gedaagde] op grond van de ATO en de bijbehorende Algemene Voorwaarden en/of op grond van de Tarievencode gas gehouden is om de door Liander in rekening gebrachte kosten voor het verwijderen van de gasaansluiting in zijn woning te betalen. De kantonrechter overweegt als volgt.
Contractuele grondslag
4.3
[gedaagde] betwist niet dat hij een ATO met Liander heeft gesloten en dat de Algemene Voorwaarden van Liander daarop van toepassing zijn. Hij stelt zich primair op het standpunt dat daarin geen grondslag is gelegen voor het in rekening brengen van de kosten voor verwijdering van de gasaansluiting. Subsidiair beroept [gedaagde] zich, zoals gezegd, op (partiële) vernietiging van die Algemene Voorwaarden voor zover deze inhouden dat hem kosten voor het verwijderen van de gasaansluiting in rekening mogen worden gebracht.
4.4
Uit artikel 5.3 sub a en b van de Algemene Voorwaarden blijkt dat de afnemer de kosten van verwijdering van de gasaansluiting moet voldoen als (a) hij hiertoe een verzoek heeft gedaan of (b) dit het gevolg is van zijn handelen of nalaten of het gevolg is van omstandigheden die hem redelijkerwijs zijn toe te rekenen.
Liander heeft aangevoerd dat zij verplicht is een loze aansluiting te verwijderen, zodat deze werkzaamheden rechtstreeks het gevolg zijn van de opzegging. Een expliciete opdracht tot verwijdering van de afnemer is volgens Liander niet noodzakelijk.
Weliswaar is de opzegging van de ATO een handeling van [gedaagde] en zou zonder deze opzegging geen verwijdering hebben plaatsgevonden, maar dat betekent naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat [gedaagde] ‘impliciet’ een verzoek tot verwijdering heeft gedaan dan wel dat verwijdering van de gasaansluiting het gevolg is van de opzegging als bedoeld in artikel 5.3 van de Algemene Voorwaarden.
In de ATO, onder "Uitgangspunten voor deze overeenkomst", is namelijk vermeld dat de dienstverlening bestaat uit
"het in stand houden van de bestaande aansluiting(en) en het transporteren van elektriciteit en/of gas". Dat daarmee ook wordt bedoeld een (vrij kostbare) verwijdering daarvan, kan hieruit niet worden opgemaakt. Te minder nu - zoals [gedaagde] heeft aangevoerd en Liander niet heeft weersproken - in het verleden veelvuldig geen verwijdering plaatsvond na een opzegging. De kantonrechter oordeelt dan ook dat het opzeggen van de ATO en het verwijderen van de gasaansluiting niet zodanig logisch en onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, dat die verwijdering het sluitstuk van de 'instandhouding' vormt en dat [gedaagde] met zijn opzegging 'impliciet' opdracht voor die verwijdering heeft gegeven dan wel dat verwijdering het gevolg is van zijn opzegging als bedoeld in artikel 5.3 van de Algemene Voorwaarden.
Artikel 14.1 van de Algemene Voorwaarden doet daar niet aan af. Dit artikel verwijst alleen naar de tarieven die gelden áls de afnemer moet betalen, maar zegt niets over wanneer de afnemer deze kosten verschuldigd is. Hetzelfde geldt voor artikel 2.2 van de Algemene Voorwaarden.
4.5
Nu de ATO zelf niets over (de kosten van) het verwijderen van gasaansluitingen regelt en [gedaagde] Liander ook geen opdracht heeft gegeven om zijn aansluiting weg te halen, bestaat er geen contractuele verhouding op grond waarvan Liander die kosten bij [gedaagde] in rekening kan brengen.
Wettelijke grondslag
4.6
Vervolgens moet worden beoordeeld de vraag of de netbeheerder, ingeval hiervoor geen contractuele grondslag bestaat, de kosten waarmee de verwijdering die het gevolg is van haar taakuitoefening op grond van artikel 10 van de Gaswet gepaard gaat op basis van artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode gas aan de voormalige afnemer kan doorberekenen en of laatstgenoemde op basis van dat artikel gehouden is om die kosten te voldoen.
4.7
Liander meent zoals gezegd dat [gedaagde] , ook als de Algemene Voorwaarden niet van toepassing zijn en hij geen opdracht heeft gegeven om de gasaansluiting te verwijderen, op grond van artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode Gas gehouden is om de verwijderingskosten te betalen. Zij voert aan dat de Tarievencode Gas een algemeen verbindend voorschrift is van dwingend recht, waaruit zowel voor de netbeheerders als voor hun 'afnemers/contractanten/aangeslotenen/netgebruikers' (hierna verder: aangeslotenen) rechtstreeks verplichtingen voortvloeien.
4.8
[gedaagde] heeft gemotiveerd weersproken dat de Tarievencode Gas een algemeen verbindend voorschrift is en dat artikel 2.5.1.12 rechtstreeks betalingsverplichtingen voor hem in het leven roept. Volgens [gedaagde] richt de Tarievencode Gas zich alleen tot netbeheerders en bepaalt deze slechts hóe zij hun tarieven moeten berekenen. Daarnaast ontbeert het artikel volgens hem een wettelijke grondslag. Hij wijst op het besluit van de voorganger van de ACM, de Raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de NMa) tot de wijziging van de Tarievencode Gas per 1 januari 2011 (nummer 103133_1/257), waarbij dat artikel is geïntroduceerd en met name op randnummer 87 waarin de NMa overweegt dat hij heeft besloten om:
"(…) toe te staan dat een netbeheerder maat/meerwerk separaat in rekening kan brengen aan een aangeslotene, zij het uitsluitend indien dit gebeurt op nadrukkelijk verzoek van de aangeslotene".
[gedaagde] heeft verwezen naar een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 4 augustus 2020 (ECLI:NL:RBNNE:2020:2734), welke uitspraak zijn stellingen bevestigt, aldus [gedaagde] .
4.9
Artikel 12a van de Gaswet bepaalt dat de gezamenlijke netbeheerders aan de ACM een voorstel met betrekking tot de door hen jegens netgebruikers te hanteren tariefstructuren moeten doen. Dat de Tarievencode Gas regels (tariefstructuren) bevat die netbeheerders bij de berekening van hun tarieven jegens netgebruikers in acht moeten nemen, blijkt ook uit artikel 1.1.1. van die code zelf.
Artikel 12a van de Gaswet en de Tarievencode Gas wijken daarmee af van artikel 12b van de Gaswet en de daarop gebaseerde "Technische codes". Artikel 12b spreekt namelijk over de wijze waarop netbeheerders en netgebruikers zich jegens elkaar gedragen. Dat is overigens ook het geval in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998, waarover de door Liander aangehaalde uitspraak van het CBb van 4 september 2002 gaat (ECLI:NL:CBB:2002: AE8312). Dat de Tarievencode Gas niet hetzelfde karakter heeft als die Technische codes valt ook op te maken uit de toelichting die de ACM op haar website geeft:
Er zijn 3 soorten codes energie:

1.Tarievencodes of tariefstructuren

Dit zijn de regels waarmee netbeheerders de tarieven moeten berekenen voor elke dienst die ze aanbieden. Er zijn aparte tarievencodes voor elektriciteit en gas.

2.Technische codes

Hierin staan de rechten en plichten van netbeheerders en netgebruikers. Deze codes gaan onder meer over:
 aansluiting van afnemers
(…)

3.De informatiecode

Hierin staat hoe bedrijven in de energiesector gegevens mogen en moeten uitwisselen. Bijvoorbeeld bij aan- en afsluiting van consumenten of bedrijven, overstappen of verhuizingen. De informatiecode geldt voor elektriciteit en voor gas.
4.1
Een en ander neemt niet weg dat de Tarievencode Gas in de verhouding tussen de netbeheerder en de aangeslotene doorwerkt. De code strekt er immers toe dat netbeheerders hun transport-, meet- en aansluitdiensten tegen redelijke, transparante en non-discriminatoire tarieven en voorwaarden verrichten en aangeslotenen kunnen zich op die code beroepen als zij menen dat hun welgevallige regels worden geschonden. Dat was wat de aangeslotene in de hierboven genoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem (zij het zonder succes) deed.
Indien geen prijsafspraken zijn gemaakt, kunnen netbeheerders hun aangeslotenen voorhouden dat de tarieven die zij aan de hand van de Tarievencode Gas hebben berekend en (met toepassing van artikel 81c van de Gaswet) door de ACM zijn goedgekeurd, als 'redelijke en gebruikelijke' vergoeding voor hun diensten in rekening mogen worden gebracht. Dat impliceert weliswaar niet dat die tarieven 'onaantastbaar' zijn en dat het consumentenrecht opzij wordt gezet, maar gezien de manier waarop die tarieven tot stand komen kan als vertrekpunt gelden dat deze redelijk en verschuldigd zijn.
4.11
De vraag is evenwel of dat ook geldt voor de kosten die gemoeid zijn met het verwijderen van een gasaansluiting, zonder dat de aangeslotene daarom heeft gevraagd.
Artikel 2.5.1.12 (thans artikel 2.9 lid 2) van de Tarievencode Gas bepaalt:
"Bij beëindiging van de aansluitovereenkomst worden eventuele kosten voor het fysiek afschakelen van de aansluiting dan wel het verwijderen van de aansluiting via een eenmalige bijdrage in rekening gebracht bij de "voormalige" aangeslotene, met in achtneming van de systematiek van voorcalculatie zoals beschreven in artikel 2.5.1.15."Volgens de Begrippencode Gas wordt onder 'aangeslotene' verstaan:
‘een persoon die beschikt over een aansluiting op een gastransportnet, niet zijnde een netkoppeling, dan wel degene die om een aansluiting heeft verzocht’. Dat kunnen zo bezien meerdere personen tegelijk zijn.
Liander heeft aangevoerd dat de Tarievencode Gas een algemeen verbindend voorschrift is waaruit rechtstreeks betalingsverplichtingen voortvloeien. Zou de Tarievencode Gas al een algemeen verbindend voorschrift zijn, dan is daarmee echter niet reeds gegeven dat de Tarievencode Gas voor aangeslotenen de verplichting schept om de aan de hand daarvan vastgestelde tarieven te voldoen. Dat is alleen het geval als die verplichting is terug te voeren op een wet in formele zin, in dit geval de Gaswet.
Liander heeft in dat verband gesteld dat de het verweer van [gedaagde] , dat de Gaswet geen bevoegdheid schept om tariefstructuren voor verwijdering van een aansluiting vast te stellen onjuist is. Daartoe heeft Liander aangevoerd dat het haar als netbeheerder verboden is om andere taken uit te voeren dan de wettelijke. Ten aanzien van het verwijderen van gasaansluitingen is Liander nimmer aangesproken door de ACM dat dit buitenwettelijk zou zijn. De ACM heeft zelfs een vergoeding voor verwijdering van de aansluiting opgenomen in de Tarievencode Gas, welke op grond van artikel 12f van de Gaswet is vastgesteld door de ACM. Daaruit volgt dat verwijdering van de aansluiting valt binnen het kader van de wettelijke taken van Liander en dat het verwijderen van de aansluiting bij beëindiging van de ATO het sluitstuk is van de aansluitdienst die bestaat uit het in stand houden van de aansluiting, aldus Liander. Artikel 12a van de Gaswet bepaalt dat er tariefdragers voor transport, voor de meting en voor de aansluiting inzichtelijk moeten worden gemaakt. Aldus vindt de vergoeding op grond van artikel 2.5.1.12 (thans artikel 2.9 lid 2) van de Tarievencode Gas de nodige juridische grondslag in de Gaswet. Dat artikel 12a van de Gaswet niet expliciet ‘verwijderen’ benoemt, doet daar volgens Liander niet aan af.
4.12
De NMa heeft in randnummer 90 van het door [gedaagde] aangehaalde (in 4.8 genoemde) besluit overwogen:
“Het uitgangspunt van vergelijkbaarheid en transparantie is door de Raad ingevuld door met onderhavig besluit te bepalen dat netbeheerders het wijzigen, verwijderen of fysiek af- of inschakelen van een bestaande gasaansluiting aanbieden op basis van een voorcalculatorische opgave van de kosten (…)”De Nma gebruikt hier de term ‘aanbieden’ zonder onderscheid te maken tussen wijziging en verwijdering op verzoek of bij beëindiging van de ATO. Bij randnummer 115 is vervolgens overwogen:
“Overeenkomstig hetgeen de Raad heeft overwogen in randnummer 90, bepaalt de Raad bij de artikelen 2.5.1.11, 2.5.1.12 en 2.5.1.13 dat voor het wijzigen, verwijderen en fysiek af- of inschakelen van een bestaande gasaansluiting de netbeheerder een tarief hanteert waarvan hij de hoogte bepaalt op basis van voorcalculatorische kosten.”Ook hier wordt dat onderscheid niet gemaakt en in artikel 6.5. lid 1 c van het hierna te bespreken wetsvoorstel STROOM worden de kosten van het wijzigen en het verwijderen van de aansluiting beide geduid als ‘maatwerk’. Een en ander lijkt steun te bieden aan het verweer van [gedaagde] , dat de Nma bij de vaststelling van artikel 2.5.1.12 heeft gedacht aan verwijderingen die plaatsvinden op verzoek van de “voormalig” aangeslotene zelf.
4.13
De tweede vraag is of in artikel 12a van de Gaswet ligt besloten dat kosten voor het (ongevraagd) verwijderen van aansluitingen aan de “voormalige” aangeslotene in rekening kunnen worden gebracht. [gedaagde] heeft ook dat bestreden.
Artikel 12a van de Gaswet, zoals dat luidde toen [gedaagde] de ATO in augustus 2019 beëindigde, bepaalde dat de Tarievencode Gas de elementen en wijze van berekening beschrijft van:
a. het tarief voor transport van gas, met inbegrip van invoer, uitvoer en doorvoer van gas en de het transport ondersteunende diensten ten behoeve van netgebruikers en met inbegrip van de in artikel 10a, eerste lid, met uitzondering van onderdelen d en p, omschreven wettelijke taken,
b. de tarieven waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, onderdeel p, omschreven taak en
c. de tarieven voor meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voor het verzorgen van een aansluiting als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onder a, een aansluitpunt als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onderdeel b, of een aansluiting als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d.
Het doorberekenen van kosten voor de uitvoering van andere wettelijke taken, met name het zorgen voor een veilig gasnet, wordt in artikel 12a van de Gaswet als zodanig niet genoemd: artikel 10a ziet op taken van de landelijke netbeheerder en voor wat betreft het verzorgen van de aansluiting door regionale netbeheerders zoals Liander wordt onder c slechts verwezen naar artikel 10 lid 6 sub a en b. In dat laatstgenoemde artikel stond tot 1 januari 2020 slechts dat de netbeheerder tot taak heeft om een ieder die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting. Per 1 januari 2020 zijn daaraan twee taken toegevoegd, te weten:
“c. aansluitingen te beheren en onderhouden” en “d. aansluitingen te wijzigen, anders dan het omschakelen van die aansluitingen, of verwijderen, indien de afnemer hierom verzoekt”.
Het is dan ook de vraag of de wetgever bij de invoering van artikel 12a van de Gaswet heeft gedacht aan het verwijderen van gasaansluitingen en heeft willen regelen dat eventuele kosten daarvan bij een reguliere beëindiging van de ATO door de "voormalige" aangeslotene moeten worden gedragen. De stelling van Liander dat verwijdering valt binnen haar wettelijke taakuitoefening, is niet voldoende voor die conclusie. Dat het valt onder haar wettelijke taakuitoefening kan worden gevolgd. Verwezen wordt naar hetgeen reeds in 4.1 is overwogen. Het is dan ook begrijpelijk dat de ACM Liander niet heeft aangesproken op het verrichten van buitenwettelijke taken als ook dat de ACM tarieven in dit verband heeft vastgesteld. Dat betekent echter nog niet dat verwijderen van de aansluiting onderdeel uitmaakt van de aansluitdienst en/of vervat is in de in artikel 12a van de Gaswet bedoelde taken. Anders dan Liander kennelijk meent, is artikel 12a van de Gaswet niet van toepassing op alle uit artikel 10 van de Gaswet voortvloeiende wettelijke taken.
4.14
Dat laatste klemt temeer omdat de Memorie van Toelichting op het hiervoor genoemde wetsvoorstel STROOM (Kamerstukken II 2014/15 34199, nr. 3) aanwijzingen bevat dat artikel 12a van de Gaswet beperkter moet worden uitgelegd dan Liander voorstaat. Dat wetsvoorstel, dat er toe strekte om de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 te harmoniseren en te vervangen door één nieuwe wet, is uiteindelijk niet tot wet verheven maar in die toelichting staan een aantal passages die er op duiden dat de Gaswet geen grondslag bevat(te) om kosten van het wijzigen en verwijderen van aansluitingen door te berekenen en dat het de bedoeling was om dit aan te passen en tevens te expliciteren dat de aangeslotene (in het wetsvoorstel aangeduid als 'systeemgebruiker') een betalingsplicht heeft.
Hoofdstuk 6 van het wetsvoorstel, waarin een en ander is verwerkt, luidde - voor zover van belang - als volgt:
Artikel 6.1
1. Een systeembeheerder brengt voor het uitvoeren van zijn wettelijke taken (…):
a. tarieven in rekening die op grond van artikel 6.12 (artikel 81c Gaswet, ktr.) zijn vastgesteld,
b. vergoedingen in rekening die op grond van artikel 6.13 door de Autoriteit Consument en Markt kunnen worden getoetst,
2. Een systeemgebruiker (…) betaalt aan een systeembeheerder de tarieven, vergoedingen of bedragen die een systeembeheerder op grond van het eerste lid in rekening brengt.
(…)
Artikel 6.5
1. Een systeembeheerder brengt een vergoeding voor maatwerk in rekening voor:
(…)
c. het wijzigen of verwijderen van een aansluiting.
4.15
In de Memorie van Toelichting is hierover onder meer het volgende opgemerkt:
7.3
Tariefstructuur
In hoofdstuk 6 van dit wetsvoorstel zijn de bepalingen over de tariefstructuur voor de verschillende systeembeheerders samengebracht. (…) Daarnaast expliciteert dit wetsvoorstel dat systeembeheerders naast tarieven ook vergoedingen in rekening kunnen brengen voor de uitvoering van specifieke taken, wanneer daar niet van tevoren een tarief voor is vastgesteld. (…) Voorbeelden van invullingen van taken waarvoor een vergoeding in rekening kan worden gebracht zijn maatwerkaansluitingen en het verwijderen en wijzigen van aansluitingen. Hiermee wordt een reeds bestaande praktijk wettelijk vastgelegd. Alle tarieven en vergoedingen die door systeembeheerders bij systeemgebruikers in rekening worden gebracht, zullen bij of krachtens de wet moeten worden vastgesteld. (…)
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 6.1
(…)
Het tweede lid bepaalt dat systeemgebruikers aan de systeembeheerders de tarieven, vergoedingen en bedragen ook moeten betalen. Vergelijkbare bepalingen zijn thans opgenomen bij de specifieke taken, zoals in artikel 23, eerste lid, en 24, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, maar niet altijd. Voor de duidelijkheid en eenduidigheid wordt nu voor alle tarieven, vergoedingen en bedragen die door systeembeheerders op grond van het wetsvoorstel in rekening mogen worden gebracht bepaald dat systeemgebruikers ook de plicht hebben deze te betalen. (…)
Artikel 6.5
(…)
In onderdeel c is aanvullend bepaald dat voor het wijzigen en verwijderen van een aansluiting eveneens een maatwerkvergoeding in rekening wordt gebracht. Verplaatsing van een aansluiting wordt geacht onder «het wijzigen van een aansluiting» te vallen.
4.16
In het concept-wetsvoorstel STROOM (dat een andere nummering kende) was de in 6.5 sub c bedoelde maatwerkvergoeding nog beperkt tot "het wijzigen en verwijderen van een aansluiting op verzoek van de aangeslotene zelf ". Dit is aangepast nadat de brancheorganisaties voor netbeheerders, Netbeheer Nederland, er tijdens de consultatieronde op had gewezen dat er ook een wettelijke basis moet zijn voor kosten die niet op verzoek van een aangeslotene worden gemaakt (Consultatieverslag wetsvoorstel STROOM, p. 37):
indiener
artikel of
hoofdstuk nr.
opmerking
onderbouwing
reactie EZ
Netbeheer Nederland
6.03
(…) Behalve op verzoek van een aangeslotene moet ook een wettelijke basis bestaan voor het in rekening brengen van kosten voor onder meer het verwijderen / deactiveren van de aansluiting bij bijvoorbeeld fraude, misbruik, onveiligheid, wanbetaling en het ontbreken van een leverancier.
In het vierde lid, onder d, over een vergoeding voor maatwerk voor specifiek het wijzigen of verwijderen van een aansluiting wordt verwezen naar artikel 5.10, vierde lid. Dat is begrijpelijk, met dien verstande dat artikel 5.10, vierde lid, verwijst naar het “op verzoek van de aangeslotene” wijzigen of verwijderen van de aansluiting.
Aangepast
Het wetsvoorstel STROOM is zoals gezegd niet ingevoerd. In plaats daarvan zijn wijzigingen aangebracht in de Gaswet zelf. De ruime omschrijving van artikel 6.5 sub c is in artikel 10 lid 6 sub d. niet overgenomen.
4.17
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter, in lijn met eerder genoemde uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 4 augustus 2020, van oordeel dat Liander onvoldoende heeft onderbouwd dat er een wettelijke grondslag is om de kosten voor het (ongevraagd) verwijderen van de gasafsluiting aan [gedaagde] in rekening te brengen.
Dat Liander op grond van artikel 10 van de Gaswet verplicht is te zorgen voor een veilig gasnet en netverlies moet voorkomen en daarom genoodzaakt is om een aansluiting, waarvan definitief of gedurende een langere tijd geen gebruik meer wordt gemaakt, te verwijderen, leidt niet tot een andere conclusie. [gedaagde] betwist de noodzaak om over te gaan tot verwijdering, maar ook als die er wel zou zijn volgt daaruit nog niet dat Liander de verwijderingskosten die zij voor de uitvoering van die wettelijke taak moet maken aan [gedaagde] in rekening kan brengen. Ook niet indien bedacht wordt dat de meter eigendom is van Liander en zich in de woning van [gedaagde] bevindt. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat [gedaagde] de ATO op ieder gewenst moment mocht opzeggen en daarna (wat Liander kan controleren) ook geen gebruik meer van de aansluiting heeft gemaakt. Het argument van Liander dat ook verwijderingskosten door tarieven en vergoedingen moeten worden gedekt is goed te volgen, maar voor het doorberekenen aan een aangeslotene moet een contractuele of wettelijke basis bestaan.
4.18
De conclusie is dat de vordering van Liander om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten voor het verwijderen van de aansluiting in zijn woning zal worden afgewezen. Dit geldt ook voor de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
4.19
De door partijen aangevoerde argumenten, die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
4.2
Liander zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 120,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.Beslissing

De kantonrechter, rechtdoende:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt Liander in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot dusver vastgesteld op € 240,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de in artikel 119 van Boek 6 BW bedoelde wettelijke rente daarover ingaande de vijftiende dag na datum waarop het vonnis wordt betekend indien en voor zover deze niet binnen de termijn zijn voldaan;
5.3
veroordeelt Liander, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
€ 60,00 aan salaris gemachtigde,
- vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
5.4
verklaart de veroordelingen genoemd in 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.C.J. Heessels en in het openbaar uitgesproken op