ECLI:NL:RBGEL:2021:8218

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/05/395978 / FA RK 21-3825 en C/05/395557 / FA RK 21-3590
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot tussentijdse beëindiging zorgmachtiging en contra-expertise in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 26 november 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die lijdt aan niet-aangeboren hersenletsel, heeft verzocht om beëindiging van de zorgmachtiging, omdat zij van mening is dat het doel van de verplichte zorg niet meer wordt gediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het doel van de verplichte zorg nog niet is bereikt en dat er nog steeds wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. De rechtbank heeft het verzoek om contra-expertise afgewezen, omdat betrokkene niet voldoende onderbouwd heeft dat er niet langer aan de criteria voor verplichte zorg wordt voldaan. De rechtbank oordeelt dat de huidige zorgmachtiging noodzakelijk blijft, gezien de ernst van de psychische stoornissen van betrokkene en het risico dat zij zonder medicatie weer psychotisch zal worden. De rechtbank heeft de verzoeken van betrokkene om een contra-expertise en tot tussentijdse beëindiging van de zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/395978 / FA RK 21-3825 en C/05/395557 / FA RK 21-3590
Datum mondelinge uitspraak: 26 november 2021
Beschikking afwijzing (tussentijdse) beëindiging machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz en beschikking contraexpertise op grond van artikel 6:1 lid 5 Wvggz
in de zaak met zaaknummer C/05/395978 / FA RK 21-3825
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot beëindiging van de zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
en in de zaak met zaaknummer C/05/395557 / FA RK 21-3590
naar aanleiding van het door de advocaat van betrokkene ingediende verzoek tot contra-expertise,
ten aanzien van:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfplaats: [naam zorgaanbieder] , locatie [plaats] ,
op grond van een zorgmachtiging, geldend tot en met 1 februari 2022,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.J.M. Dreessen te Sittard.

1.Procesverloop

in de zaak met zaaknummer C/05/395978 / FA RK 21-3825
1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 15 november 2021;
in de zaak met zaaknummer C/05/395557 / FA RK 21-3590
1.2.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de advocaat van betrokkene, ingekomen ter griffie op 4 november 2021;
  • de akte met bijlagen van mr. Dreessen, ingekomen ter griffie op 24 november 2021;
  • de brief met bijlagen van mr. Dreessen, ingekomen ter griffie op 26 november 2021.
in beide zaken:
1.3.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 26 november 2021.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [naam 1] , als psychiater verbonden aan [naam zorgaanbieder] ;
  • de heer [naam 2] , als psychiater verbonden aan [naam zorgaanbieder] ;
  • de heer [naam 3] , geneesheer-directeur bij [naam zorgaanbieder] ;
  • mevrouw [naam 4] , als verpleegkundige verbonden aan [naam zorgaanbieder] .
Mr. Dreessen heeft tijdens de mondelinge behandeling het woord gevoerd mede aan de hand van een pleitnota die zij heeft overgelegd.
1.5.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Standpunten

2.1.
Betrokkene heeft bevestigd dat zij niet-aangeboren hersenletsel heeft en al geruime tijd is opgenomen. Ze is zeer recent overgeplaatst naar de afdeling [naam afdeling] , maar zij heeft hier niet over meebeslist. Op de [locatie zorgaanbieder] was betrokkene niet gelukkig. Verder vertelt ze dat het prima met haar gaat. Ze wil bij voorkeur geen medicatie en wil laten onderzoeken hoe het met haar gaat als zij geen medicatie inneemt. In het verleden is dat niet geprobeerd. Betrokkene wil graag naar huis en zal dan onder andere bij haar vader verblijven. Uiteindelijk wil zij een eigen woning met begeleiding aan huis. Als zij nu bij haar vader verblijft gaat het prima. Er is niet geprobeerd om dit verblijf uit te breiden. Namens betrokkene wordt aangegeven dat de door [naam zorgaanbieder] gevonden woning voor begeleid wonen niet voldeed aan de algemene veiligheidsvoorschriften. Er was geen branduitgang. Er is in het verleden wel neuropsychologisch onderzoek verricht, maar dat is meer dan tien jaar geleden. De onderzoeksmethoden zijn inmiddels verbeterd.
2.2.
Psychiater [naam 1] geeft aan dat betrokkene al stabiel was toen hij betrokken raakte bij haar. Betrokkene was niet enthousiast over een door [naam zorgaanbieder] gevonden beschermde woning. De mentor en moeder van betrokkene zijn voorstander van een beschermde woonplek voor betrokkene. Zij woonde zelfstandig met begeleiding van het FACT team. Toen is het misgegaan. Een tijdelijk verblijf bij de vader is niet wenselijk, omdat hij de nodige zorg niet kan bieden. De vader wil een ander beleid dan het beleid dat [naam zorgaanbieder] hanteert. Betrokkene gaat wel een aantal dagen per week naar vader en dat verloopt op zich prima, maar [naam zorgaanbieder] hoort hierover wisselende verhalen. In het begin van de opname heeft het lang geduurd om medicatie bij betrokkene te stabiliseren. Er was sprake van chaos en achterdocht. Het heeft lang geduurd om een combinatie te vinden om de psychose aan te pakken met zo min mogelijk bijwerkingen. De juiste medicatie heeft wel degelijk effect. In het verleden waren er psychotische symptomen en die ziet de psychiater nu niet meer. In het verleden is betrokkene al vaak opgenomen geweest. In een ambulant kader is zij telkens met een acute psychose opgenomen en dat moet worden voorkomen in de toekomst. Daarom is [naam zorgaanbieder] zorgvuldig als het gaat om uitbreiding van vrijheden. Er is geen klinische reden voor nieuw onderzoek. De symptomen zijn daar niet passend bij. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid zou nader onderzoek wel wenselijk kunnen zijn, maar er is klinisch geen reden voor.
2.3.
Psychiater [naam 2] , die de recente medische verklaring heeft opgesteld, heeft in het eenmalige gesprek met betrokkene geen psychose vastgesteld. Hij heeft niet stilgestaan bij de mogelijkheid van epileptische aanvallen tijdens de beoordeling. Psychiater [naam 2] denkt dat het geen kwaad kan om nader onderzoek te doen. Hij twijfelt niet per direct aan de diagnose, maar het kan wel nader onderzocht worden.

3.Beoordeling

Algemeen
3.1.
De advocaat van betrokkene heeft namens betrokkene een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur tot beëindiging van de verleende zorgmachtiging. Op 18 oktober 2021 heeft de geneesheer-directeur hier schriftelijk afwijzend op beslist. De officier van justitie heeft die afwijzing ter beoordeling voorgelegd aan de rechtbank.
3.2.
De advocaat heeft namens betrokkene op 4 november 2021 de officier van justitie verzocht het verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg bij de rechter in te dienen. De officier van justitie heeft op 15 november 2021 de rechtbank verzocht om de verplichte zorg, verleend op grond van de beschikking van 1 februari 2021, niet te beëindigen.
3.3.
In samenhang hiermee heeft de advocaat van betrokkene de rechtbank bij brief van 4 november 2021 verzocht om een contra-expertise op grond van artikel 6:1 lid 5 van de Wvggz.
Contra-expertise
3.4.
De rechtbank zal eerst oordelen over het procesrechtelijke aspect dat de advocaat van betrokkene naar voren heeft gebracht met betrekking tot het enkel verwijzen naar de bijlagen door de officier van justitie zonder het innemen van een standpunt of feit. Namens betrokkene is aangevoerd dat zij een gemotiveerd verzoek heeft gedaan voor tussentijdse beëindiging van de machtiging. De officier van justitie moet worden beschouwd als de wederpartij. Deze heeft het verzoek niet inhoudelijk weersproken maar het verzoek zonder nadere standpuntbepaling voorgelegd aan de rechtbank. Gelet op de bewijsregels in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is daarmee geen sprake van een gemotiveerde betwisting van haar stellingen, aldus betrokkene. De rechtbank volgt betrokkene hierin niet.
3.5.
Tussentijdse beëindiging vindt plaats indien het doel van verplichte zorg is bereikt of niet langer wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. Dit volgt uit artikel 8:18 lid 1 Wvggz. Betrokkene neemt niet het standpunt in dat het doel van de verplichte zorg is bereikt. De vraag die dan resteert is of niet langer wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. De onderbouwing in het verzoekschrift dat niet langer wordt voldaan aan die criteria is onvoldoende, omdat betrokkene een contra-expertise wil om haar motivering nader in te vullen. Naar mate een verzoek minder is gemotiveerd, worden aan de betwisting minder hoge eisen gesteld. In dit geval rust de bewijslast op betrokkene. Uit het feit dat de officier van justitie het verzoek heeft voorgelegd aan de rechtbank volgt dat hij het er niet mee eens is. Dat volstaat in dit geval indien de rechtbank niet meegaat in het verzoek om contra-expertise.
3.6.
Uit artikel 6:1, vijfde lid van de Wvggz volgt dat de rechter onderzoek door deskundigen kan bevelen en bevoegd is deze of andere deskundigen alsmede getuigen op te roepen. Betrokkene heeft niet een concrete instantie of deskundige benoemd die de contra-expertise zou moeten uitvoeren, slechts dat het zou moeten gaan om een Nederlandse neuropsychiater.
3.7.
Het verzoek van betrokkene om een contraexpertise berust op twee pijlers. In de eerste plaats is betrokkene van mening dat ze geobserveerd en beoordeeld zou moeten worden als ze geen medicatie heeft. Daarnaast voert betrokkene aan dat de medische verklaring die ten grondslag ligt aan de zorgmachtiging niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Dit tweede punt is bij de rechtbank al aan de orde gesteld bij de behandeling van het verzoek tot verlenen van de huidige zorgmachtiging. Daarover is dus al een oordeel gegeven. Dat kan de rechtbank niet overdoen. Er had op dat moment een second opinion gevraagd kunnen worden of cassatie kunnen worden ingesteld, maar dit kan nú geen reden zijn voor een contraexpertise. Een verzoek om tussentijdse beëindiging kan geen verkapt hoger beroep zijn. Er is bovendien nu een nieuwe medische verklaring. Aan die verklaring kleven niet de bezwaren die betrokkene heeft geuit ten aanzien van de medische verklaring die is opgesteld ten behoeve van de verlening van de zorgmachtiging op 1 februari 2021.
3.8.
Hiermee resteert de vraag of valt te verwachten dat een contraexpertise kan bijdragen aan de beoordeling. De beoordeling bij een verzoek tot tussentijdse beëindiging van een zorgmachtiging is of het doel van de verplichte zorg is bereikt of niet langer wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. Vaststaat dat het doel niet is bereikt. De grondslag van het verzoek tot (tussentijdse) beëindiging van de zorgmachtiging is dan dat niet langer wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. Dit wordt niet zozeer onderbouwd met de stelling dat er een wijziging is opgetreden sinds 1 februari 2021, maar met de stelling dat niet redelijkerwijs is te verwachten dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. De diagnose (niet-aangeboren hersenletsel) staat in feite niet ter discussie, de beste manier om die te behandelen wel. Kortom, het verzoek om een contra-expertise is niet zozeer gericht op bestrijding van de diagnose, maar veeleer op de vraag of een andere behandeling niet meer passend is. Dat is een medisch oordeel, dus in principe kan daarvoor een nader deskundigenonderzoek plaatsvinden.
3.9.
De vraag die nu voorligt is in de kern wat de effecten zullen zijn van het stoppen met medicatie. Op 15 oktober 2021 is er een nieuwe medische verklaring opgesteld door een onafhankelijke psychiater. De reden dat deze onafhankelijke psychiater van oordeel is dat de behandeling op deze wijze moet worden voortgezet, is dat de verwachting is dat betrokkene zal stoppen met medicatie. Zowel deze psychiater ( [naam 2] ) als de psychiater die tot voor kort de behandelaar van betrokkene was ( [naam 1] ) verwacht dat dit zal leiden tot toename van psychotische verschijnselen. Betrokkene bevestigt in feite dat zij zal stoppen met medicatie en wil nu juist, bij voorkeur in een klinische setting, stoppen met medicatie. In een dergelijke setting wil zij in ieder geval onderzocht worden. Er zijn echter al verschillende pogingen gedaan om betrokkene meer vrijheden te geven, waarbij het sterke vermoeden bestond dat zij stopte met haar medicatie als gevolg waarvan zij weer psychotisch werd. Sterker nog, in feite ontkent ze dat ook niet: in het verzoekschrift is met zoveel woorden benoemd dat de veiligheid of schijnveiligheid wordt bereikt door het toedienen van antipsychotica. In dat licht acht de rechtbank zich voldoende ingelicht en wordt betrokkene niet in haar belangen geschaad bij afwijzing van dit verzoek. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat er binnen de zorgmachtiging een mogelijkheid bestaat van meer vrijheden en bezoeken aan de vader. Daarvoor hoeft de zorgmachtiging dus niet te worden beëindigd.
3.10.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om een contra-expertise meer passend is bij een beoordeling of verlenging van de zorgmachtiging na 1 februari 2022 aan de orde is. Dan geldt immers de ruimere toets aan de artikelen 3:3 en 3:4 van de Wvggz. Binnen de nieuwe locatie waar betrokkene sinds kort verblijft, zal hiernaar zorgvuldig nader gekeken moeten worden.
Beëindiging zorgmachtiging
3.11.
De huidige zorgmachtiging loopt nog tot en met 1 februari 2022.
3.12.
Op grond van artikel 8:19 Wvggz kan degene op wiens aanvraag tot beëindiging van de zorgmachtiging afwijzend of niet tijdig is beslist door de geneesheer-directeur, een aanvraag indienen bij de officier van justitie voor het indienen van een verzoekschrift bij de rechter voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging. De officier van justitie dient dit verzoek op grond van het tweede lid onverwijld in bij de rechter.
3.13.
De rechtbank dient te beoordelen of de verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging bij beschikking van 1 februari 2021 nog steeds noodzakelijk is, aan de hand van een recent medisch oordeel over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene.
3.14.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de in de zorgmachtiging genoemde doelen van verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat er nog steeds wordt voldaan aan de gronden voor de zorgmachtiging zoals genoemd in de artikelen 6:4 en 3:3 Wvggz. De vastgestelde diagnose van psychische stoornissen, te weten een uitgebreide neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel met gedragsstoornissen en psychotische kwetsbaarheid, is nog steeds van toepassing.
3.15.
Betrokkene is van mening dat er alternatieve behandelwijzen voorhanden zijn om haar psychoses tegen te gaan. Zij wenst niet nog langer onderworpen te worden aan de dwangmedicatie die de instelling haar toedient. Zij bestrijdt de diagnose (niet-aangeboren hersenletsel) niet.
3.16.
Naar het oordeel van de rechtbank leiden de psychische stoornissen nog steeds tot ernstig nadeel en zijn er geen mogelijkheden om passende zorg op vrijwillig basis te verlenen. Betrokkene heeft de wens om geen medicatie meer te gebruiken. Op dit moment gaat het vrij goed met haar, maar volgens diverse betrokken artsen en de medische verklaring van 15 oktober 2021 is daarbij de medicatie helpend. Zonder die medicatie zou het nadeel weer even hard terugkeren. In dat opzicht is er dus maar een beperkte verandering, omdat het risico zeer groot is dat betrokkene stopt met haar medicatie zodra de zorgmachtiging stopt.
3.17.
In feite zijn er in die zin geen relevante feiten en omstandigheden gewijzigd ten aanzien van 1 februari 2021. Er is dan ook geen grond voor tussentijdse beëindiging van de verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een zodanige verbetering van de gezondheidstoestand van betrokkene dat het ernstige nadeel is weggenomen en de zorgmachtiging beëindigd kan worden, dan wel dat er sprake is van een situatie waarbij er voorwaarden en beperkingen verbonden kunnen worden aan een beëindiging van de zorgmachtiging om het ernstige nadeel weg te nemen (artikel 8:19 lid 8 en artikel 8:20 Wvggz).
3.18.
Nu er nog steeds wordt voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz, is er geen aanleiding om de eerder verleende zorgmachtiging te beëindigen. De rechtbank zal hiertoe dan ook niet overgaan, hetgeen betekent dat de zorgmachtiging door blijft lopen voor de verleende duur, te weten tot en met 1 februari 2022.
3.19.
Daaraan wordt toegevoegd, dat de behandelaren ook binnen de werking van deze lopende machtiging tot de voor betrokkene meest geschikte wijze van behandeling zullen moeten komen. Binnen de kaders van de wet kunnen zij gebruik maken van de diverse toegewezen verplichte zorgvormen. Een minder prikkelende omgeving zou voor betrokkene beter zijn, maar daar kan ook binnen de zorgmachtiging naar worden gezocht en dat gebeurt in feite ook al.

4.Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van betrokkene om een contra-expertise en tot tussentijdse beëindiging van de zorgmachtiging af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021 door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N.P.A.J.H. van den Hoogen, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 december 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.