ECLI:NL:RBGEL:2022:1128

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3803
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht afgewezen aanvraag voor vervoersvoorzieningen door het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalig promovendus aan de Radboud Universiteit, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een aanvraag ingediend voor vervoersvoorzieningen, die door het Uwv op 29 januari 2021 was afgewezen. Het Uwv verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in een bestreden besluit van 30 juni 2021. Eiseres was van mening dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld. Ze voerde aan dat de verzekeringsarts niet had gekeken naar haar fibromyalgie en andere aandoeningen, en dat de afwezigheid van beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) niet betekende dat er geen medische noodzaak voor vervoersvoorzieningen was.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet zorgvuldig had gehandeld en dat de medische grondslag van het besluit niet deugdelijk was. De rechtbank stelde vast dat er in het verleden wel degelijk vervoersvoorzieningen aan eiseres waren toegekend en dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hadden gehouden met de impact van haar aandoeningen op haar mobiliteit. De rechtbank concludeerde dat eiseres recht had op vervoersvoorzieningen en vernietigde het bestreden besluit. Het Uwv werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49 aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3803

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats A] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: J. van Dalfsen).

Procesverloop

Met het besluit van 29 januari 2021 heeft het Uwv de aanvraag van eiseres om vervoersvoorzieningen afgewezen.
Met het besluit van 30 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op een Teams-zitting van 26 januari 2022. Eiseres was aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1.1
Eiseres was bij de Radboud Universiteit werkzaam als promovendus/onderzoeker toen zij zich op 8 november 2018 wegens gezondheidsklachten heeft ziekgemeld. Per 9 november 2019 is haar dienstverband beëindigd. Zij heeft een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW|) ontvangen. Op 14 augustus 2020 is eiseres als stagecoördinator aan de slag gegaan bij dezelfde universiteit.
1.2
Het Uwv heeft eiseres per 5 november 2020 geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Een praktische schatting op basis van het werk als stagecoördinator leidde namelijk tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%.
1.3
Eiseres heeft vanaf juni 2007 een vervoersvoorziening voor woon-werkverkeer en een leefvervoersvoorziening gehad. Deze voorzieningen zijn jaarlijks stilzwijgend verlengd. In 2019 zijn de voorzieningen stopgezet omdat eiseres enige tijd geen werk had. In november 2019 heeft eiseres het Uwv gevraagd de voorzieningen weer te hervatten. Op 24 oktober 2020 heeft eiseres dit verzoek herhaald.
1.4
Een arbeidsdeskundige heeft in overleg met een verzekeringsarts de aanvraag beoordeeld en een rapport opgesteld. Zijn conclusie is dat uit de ZW-beoordelingen blijkt dat er voor eiseres geen beperkingen gelden voor zelfstandig reizen of voor reizen met het openbaar vervoer. Daarmee is er geen sprake van een medische noodzaak voor een vervoersvoorziening of een leefvervoersvoorziening.
1.5
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de aanvraag van eiseres gekeken. Zij zien geen reden om af te wijken van de eerdere conclusie. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

2. Eiseres is het niet met het Uwv eens. Eiseres voert allereerst aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zij plaatst kanttekeningen bij de gang van zaken tijdens de hoorzitting en wijst erop dat de WIA beoordeling van maart 2021 niet is meegenomen. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar medische situatie ook onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich namelijk beperkt tot de constatering dat er geen weefselschade optreedt als eiseres geen voorzieningen krijgt en gaat er aan voorbij dat er wel pijn, krachtsverlies, stijfheid of oververmoeidheid optreedt. Daarnaast heeft hij over het hoofd gezien dat eiseres niet alleen fibromyalgie heeft, maar ook hypermobiliteit en retropatellaire chondropathie. Eiseres merkt op dat ten onrechte een doorslaggevend belang wordt toegekend aan de omstandigheid dat in functionele mogelijkheden lijst (FML) beperkingen ontbreken voor zelfstandig reizen. Volgens haar is de FML opgesteld in de wetenschap dat zij vervoersvoorzieningen had. Haar belastbaarheid is mede bepaald door deze voorzieningen. Verder geldt dat zij incidenteel reisbeperkingen heeft en dat haar situatie tussen ‘normaal’ en ‘beperkt’ ligt. Ten slotte wijst eiseres op de gevolgen die zij ondervindt nu zij het zonder de voorzieningen moet stellen. Zij is regelmatig overbelast, ervaart een sociaal isolement en komt in financiële problemen.

Waarover het gaat in deze zaak

3. De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een vervoersvoorziening voor woon-werkverkeer en een leefvervoersvoorziening. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wettelijke kader

4. In artikel 35, eerste lid, van de Wet WIA is - voor zover van belang - bepaald dat het Uwv aan een persoon met een naar het oordeel van het Uwv structurele functionele beperking, die arbeid in dienstbetrekking verricht of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten, op aanvraag voorzieningen kan toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid. In het tweede lid van dat artikel wordt een limitatieve opsomming gegeven van voorzieningen als bedoeld in het eerste lid. Onder a wordt daarbij vermeld: vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken.
In het derde lid is bepaald dat op aanvraag vervoersvoorzieningen kunnen worden toegekend die strekken tot verbetering van de leefomstandigheden en die deel uitmaken van dan wel rechtstreeks samenhangen met de voorzieningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

Wat de rechtbank vindt

5.1
De omstandigheid dat bij de hoorzitting geen jurist aanwezig is geweest is niet in strijd met een rechtsregel. Deze grond slaagt daarom niet.
5.2
De rechtbank is het wel eens met eiseres dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest en dat de medische grondslag van het besluit niet deugdelijk is. De rechtbank zal dat uitleggen.
5.3
Uit het dossier blijkt dat de vervoersvoorzieningen aan de orde zijn gekomen in de onderzoeken van de verzekeringsartsen. Tijdens het spreekuur op 3 maart 2020 in het kader van de Eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft eiseres er over verteld. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep was bekend met de door het Uwv verstrekte vervoersvoorzieningen, zo blijkt uit haar rapport. Zij schrijft
‘dat er in het verleden een vervoersvoorziening is toegekend, waarvan eiseres thans nog af en toe gebruikt maakt. Dat er problemen zijn ten aanzien van lopen, staan en op energetische gronden is hiermee aangetoond.’ De verzekeringsarts die de beoordeling voor de einde wachttijd van de Wet WIA heeft gedaan concludeert dat eiseres al vele jaren beperkt is op locomotoor gebied en dat zij in verband met haar klachten een taxivergoeding en kilometervergoeding heeft.
5.4
De verzekeringsarts bezwaar en beroep die op 17 juni 2021 een rapport heeft opgesteld over de vervoersvoorzieningen heeft kennisgenomen van de eerdere medische onderzoeken. Of hij ook acht heeft geslagen op de Wet WIA-beoordeling is voor de rechtbank overigens niet kenbaar. Hij noemt deze rapportage niet, maar schrijft wel dat ‘
er inmiddels een WIA-beoordeling heeft plaatsgevonden. Stukken zijn toegevoegd aan het dossier.
5.5
Deze verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat er op basis van dossierstudie vanuit dat eiseres bekend is met de diagnose fibromyalgie en daarnaast met een lichte mate van hyperlaxiteit van gewrichten en retropatellaire chondropathie. Verder heeft eiseres huidproblematiek en is er in reactie op de fysieke problemen sprake van psychische klachten. Hij wijst er op dat er bij de diverse beoordelingen in 2020 en 2021 geen beperkingen zijn gesteld voor het reizen. Ook hijzelf ziet geen medische contra-indicatie voor reizen met het openbaar vervoer. De aandoeningen van eiseres hebben objectief gezien geen zeer grote ernst. De fibromyalgie kenmerkt zich volgens hem door de afwezigheid van weefselschade bij de ervaren klachten van pijnlijke spieren/aanhechtingen.
5.6
De rechtbank is van oordeel dat uit de eerdere rapporten niet duidelijk is af te leiden wat de betekenis is van de vervoersvoorzieningen voor de conclusies van de verzekeringsartsen (EZWb en einde wachttijd Wet WIA) over de belastbaarheid van eiseres. Tijdens de zitting heeft het Uwv hierover weliswaar toegelicht dat de verzekeringsartsen de beperkingen vaststellen zonder dat zij daarbij rekening houden met eventueel verstrekte voorzieningen, maar in de rapporten zelf is dit niet kenbaar. Dat er geen beperking is aangenomen voor vervoer is dan ook onvoldoende voor de conclusie dat eiseres geen aanspraak heeft op een vervoersvoorziening. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 17 juni 2021 echter niet alleen verwezen naar de eerdere beoordelingen en de afwezigheid van een beperking voor vervoer, maar heeft ook zelf geconcludeerd dat er geen medische contra-indicatie is voor reizen met het openbaar vervoer. Die motivering vindt de rechtbank evenmin voldoende. Dat fibromyalgie volgens hem objectief gezien niet van zeer grote ernst is en dat er geen weefselschade optreedt bij de ervaren klachten betekent nog niet dat er geen reden is voor een vervoersvoorziening. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verzekeringsarts die de medische beoordeling voor de uitkering op grond van de Wet WIA heeft gedaan, in zijn rapport heeft genoteerd dat eiseres niet kan fietsen. In de FML van 23 maart 2021 heeft hij verder opgenomen dat eiseres maximaal 20 minuten kan lopen, beperkt is voor trappenlopen, zitten en staan. Daarnaast heeft hij een urenbeperking gesteld van zes uur per dag en 24 uur per week met een rustdag op de woensdag. Vanwege al deze beperkingen is de rechtbank er niet van overtuigd dat eiseres met het openbaar vervoer kan reizen en dat er voor een vervoersvoorziening geen medische noodzaak is. Daarbij kan de rechtbank er niet aan voorbij gaan dat eiseres deze voorzieningen al sinds 2007 heeft ontvangen en dat deze alleen zijn gestaakt omdat eiseres tijdelijk geen werk had en dus niet vanwege een wijziging van haar medische omstandigheden.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

6.1
Het beroep van eiseres is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op om binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van wat hiervoor is overwogen.
6.2
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. Wel zal de rechtbank het Uwv veroordelen eiseres het betaalde griffierecht van € 49 te vergoeden.
7. Beslissing
De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op om binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met in achtneming van het bepaalde in deze uitspraak;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 49 aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. C. Deve, griffier op 23 februari 2022.
De uitspraak is verzonden op 23 februari 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
de uitspraak te ondertekenen
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.