In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek van 19 januari 2021 om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld op 20 januari 2022, waarna de rechtbank op 24 februari 2022 het beroep heeft ontvangen. Eiseres stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op haar verzoek heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank legt de Belastingdienst/Toeslagen een beslistermijn op van twaalf weken, te rekenen vanaf het moment dat de herbeoordeling van eiseres in gang is gezet. Dit is vastgesteld op 17 maart 2022, wat betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk op 9 juni 2022 een beslissing moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van het geval rechtvaardigen dat de Belastingdienst/Toeslagen meer tijd krijgt om een beslissing te nemen.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De Belastingdienst/Toeslagen moet het betaalde griffierecht van € 50 vergoeden en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier K. Berends, en is openbaar uitgesproken.