ECLI:NL:RBGEL:2022:2033

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
AWB22_1107
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek van 19 januari 2021 om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld op 20 januari 2022, waarna de rechtbank op 24 februari 2022 het beroep heeft ontvangen. Eiseres stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op haar verzoek heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn heeft beslist.

De rechtbank legt de Belastingdienst/Toeslagen een beslistermijn op van twaalf weken, te rekenen vanaf het moment dat de herbeoordeling van eiseres in gang is gezet. Dit is vastgesteld op 17 maart 2022, wat betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk op 9 juni 2022 een beslissing moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van het geval rechtvaardigen dat de Belastingdienst/Toeslagen meer tijd krijgt om een beslissing te nemen.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De Belastingdienst/Toeslagen moet het betaalde griffierecht van € 50 vergoeden en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier K. Berends, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1107

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het volgens eiseres niet op tijd beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek van
19 januari 2021 om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
1.1.
Met de brief van 20 januari 2022 heeft eiseres de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld. De rechtbank heeft op 24 februari 2022 het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing ontvangen. Eiseres stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op haar verzoek heeft beslist.
1.2.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Het is niet nodig dat eiseres op een zitting wordt gehoord. Het beroep is kennelijk gegrond. Daarom sluit de rechtbank het onderzoek en doet zonder zitting uitspraak. [1] De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk gegrond is.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Gelet op artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen neemt de Belastingdienst/Toeslagen binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek een beslissing hierop. Deze termijn mag de Belastingdienst/Toeslagen één keer – zonder overleg met of toestemming van eiseres – verlengen met zes maanden. Uit de stukken blijkt dat de Belastingdienst/Toeslagen de beslistermijn met zes maanden heeft verlengd. De beslistermijn is daarmee geëindigd op 19 januari 2022.
2.1.
Niet in geschil is dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de beslistermijn heeft beslist. Na afloop van de beslistermijn is de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld. Het beroepschrift is meer dan twee weken daarna door de rechtbank ontvangen. Omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op 27 januari 2022 op het verzoek heeft beslist, en nog altijd niet heeft beslist, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan de Belastingdienst/Toeslagen worden opgelegd?
3. De Belastingdienst/Toeslagen heeft nog steeds geen besluit genomen. De Belastingdienst/Toeslagen moet dit alsnog doen. De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van de termijn binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [2] De rechtbank bepaalt een andere termijn waarop de Belastingdienst/Toeslagen alsnog een besluit bekendmaakt omdat sprake is van bijzondere omstandigheden. [3]
3.1.
In het algemeen is bij de Belastingdienst/Toeslagen een groot aantal herbeoordelingsverzoeken binnengekomen. Het grote aantal verzoeken was niet voorzien. Deze verzoeken moeten individueel en zorgvuldig beoordeeld worden en dat kost tijd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in het verweerschrift van 10 maart 2022 verzocht om een beslistermijn van twaalf weken. Deze beslistermijn is nader onderbouwd. Een persoonlijk zaakbehandelaar heeft twee weken nodig om het verhaal van de ouder geheel in beeld te krijgen. Bij een voornemen afwijzend te beslissen moet de Belastingdienst/Toeslagen de zaak voor advies voorleggen aan de Commissie van Wijzen. De Commissie van Wijzen heeft twee weken nodig om tot een advies te komen. Hierna krijgt de ouder een vooraankondiging van de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek. De ouder kan hiertegen binnen zes weken een zienswijze indienen, dat betekent reageren op de vooraankondiging. De Belastingdienst/Toeslagen heeft hierna twee weken nodig om het definitieve besluit te nemen.
3.2.
Alle omstandigheden gezamenlijk rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval een beslistermijn van twaalf weken vanaf het moment dat een aanvang is gemaakt met het herbeoordelingsverzoek van eiseres. Uit het verweerschrift van
10 maart 2022 blijkt dat omstreeks 17 maart 2022 een persoonlijke zaakbehandelaar aan eiseres zal worden toegewezen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat op 17 maart 2022 het herbeoordelingsverzoek van eiseres in gang is gezet. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk 9 juni 2022 een beslissing op het herbeoordelingsverzoek van eiseres moet nemen.
Welke dwangsom wordt aan de Belastingdienst/Toeslagen opgelegd?
4. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst/Toeslagen een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de Belastingdienst/Toeslagen. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000. De rechtbank ziet gelet op de omstandigheden genoemd in 3.1 geen aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen.
Conclusie en gevolgen
5. Gelet op het vorenstaande is het beroep kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en er een beslistermijn en een dwangsom worden opgelegd.
5.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, moet de Belastingdienst/Toeslagen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Daarbij krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De Belastingdienst/Toeslagen moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759) met een wegingsfactor 0,5. De rechtbank is van oordeel dat de zaak van licht gewicht is omdat deze alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt de Belastingdienst/Toeslagen op binnen om
uiterlijk 9 juni 2022alsnog een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de Belastingdienst/Toeslagen aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
- draagt de Belastingdienst/Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Deze termijn staat in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.