ECLI:NL:RBGEL:2022:2056

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4039
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering IVA-uitkering wegens niet-duurzame arbeidsongeschiktheid na beoordeling door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalige montagemedewerker, en het UWV over de toekenning van een IVA-uitkering. Eiser had zich op 10 januari 2019 ziekgemeld en ontving een WGA-uitkering. Het UWV verklaarde bij besluit van 28 juli 2021 het bezwaar van eiser ongegrond, waarbij het UWV stelde dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat hij wel degelijk recht had op een IVA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid duurzaam zou zijn.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 7 april 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het UWV en de ex-werkgever, Westerduin Personeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen medische informatie in de uitspraak is opgenomen om de privacy van eiser te waarborgen. De verzekeringsarts van het UWV had geconcludeerd dat er op de datum in geding, 7 januari 2021, geen benutbare mogelijkheden waren voor eiser, maar dat er op lange termijn een redelijke kans op herstel bestond door geplande medische behandelingen.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank concludeerde dat herstel niet uitgesloten was en dat de verzekeringsarts voldoende had onderbouwd waarom er op lange termijn een meer dan geringe kans op herstel was te verwachten. Eiser's argumenten dat de operatie niet wenselijk was en dat de prognose te algemeen was, werden door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser en de ex-werkgever geen gelijk kregen en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/4039

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A.C. van Etten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: P.J. Langius).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Westerduin Personeel, te Veenendaal
(gemachtigde: mr. S.J.M. Stoop).

Procesverloop

Met het besluit van 17 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser een WGA-uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij besluit van 28 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiser, Westerduin Personeel (hierna: ex-werkgever), heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 7 april 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De ex-werkgever heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiser werkte als montagemedewerker bij de ex-werkgever. Hij heeft zich op 10 januari 2019 ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 7 januari 2021. Zij heeft gesteld dat er momenteel geen benutbare mogelijkheden zijn. Wel is de verwachting dat op langere termijn de medische situatie zal verbeteren. Er is sprake van volledige, maar geen duurzame arbeidsongeschiktheid. Er is geen functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld en er is geen arbeidskundig onderzoek verricht. Eiser krijgt per 7 januari 2021 een
WGA-uitkering.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is juist vastgesteld dat er sprake is van volledige, maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij meent dat er wel sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid en dat aan hem een IVA-uitkering toegekend moet worden. Eiser voert aan dat het UWV onterecht is uitgegaan van een operatiemogelijkheid, nu eiser deze niet op afzienbare termijn zal ondergaan. Daarnaast voert eiser aan dat de motivering van de duurzaamheid niet voldoende op hem is toegespitst en dat er geen rekening is gehouden met beperkingen door zijn psychische en lichamelijke klachten, die zelfs als de operatie plaatsvindt blijvend zijn.

Wat ex-werkgever vindt

6. De ex-werkgever is het ook niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het UWV de duurzaamheid onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarnaast stelt de ex-werkgever dat het UWV een fictieve FML op had moeten stellen, om te onderzoeken of op basis van blijvende beperkingen volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid kan worden aangenomen.

Waarover het gaat in deze zaak

7. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet vast komen te staan dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, wanneer diegene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
8. Niet in geschil is dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsartsen hebben gesteld dat eiser op de datum in geding, 7 januari 2021, geen benutbare mogelijkheden heeft en dit wordt niet betwist door eiser of de ex-werkgever. Het geschil gaat over de duurzaamheid van de beperkingen.
9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser en ex-werkgever daartegen in hebben gebracht. Een belangrijk punt is dat het gaat om de medische situatie ten tijde van de datum in geding, 7 januari 2021.

Het oordeel van de rechtbank

10. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser gesproken op een telefonisch spreekuur. Zij heeft aangenomen dat er momenteel geen benutbare mogelijkheden zijn, omdat eiser bedlegerig is en afhankelijk is van anderen in zijn algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL-afhankelijk). De medische situatie zal naar verwachting op langere termijn in belangrijke mate verbeteren ten gevolge van de geplande medische behandeling.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, is bij de hoorzitting geweest en heeft aansluitend daarop eiser onderzocht. Zij volgt de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen benutbare mogelijkheden voor arbeid zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er geen sprake is van duurzaamheid, nu eiser nog behandelmogelijkheden heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat voor de psychische klachten een behandeling loopt, waardoor eiser beter met zaken om zal kunnen gaan. Voor de lichamelijke klachten stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de beschikbare operatie een redelijke kans geeft op verbetering van de medische situatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat eiser voorlopig afziet van de operatie tot het moment hij niets meer kan. Zij verwacht dat dit binnen enkele jaren aan de orde zal zijn, omdat eiser heeft aangegeven snel achteruit te gaan. Voor wat betreft de resultaten stelt zij dat de operatie zal leiden tot verbeterde ademhaling, conditie en een afname in gewicht. Dat zal leiden tot arbeidsmogelijkheden.
12. Eiser voert aan dat hij de operatie niet wenst te ondergaan en dat de verzekeringsartsen dus ook niet uit mogen gaan van de effecten hiervan. Hij geeft aan de operatie enkel te zullen overwegen, wanneer hij dusdanig verslechterd is, dat hij niks meer kan. De reden hiervoor is dat hij meent niet te kunnen leven met de leefregels die postoperatief voor hem zullen gelden en dat hij de risico’s vreest van het zich niet houden aan deze leefregels. Eiser heeft ook aangevoerd dat de herstelprognose te algemeen is. Ook de ex-werkgever stelt zich op het standpunt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgaat van een meer dan geringe kans op herstel op langere termijn.
13. De rechtbank overweegt dat herstel niet uitgesloten is. Herstel is uitgesloten, wanneer er sprake is van een stabiel of progressief ziektebeeld zonder behandelingsmogelijkheden. In het geval van eiser zijn er behandelmogelijkheden voor de fysieke en psychische klachten. Eiser heeft weliswaar zijn eigen redenen om de operatie niet te willen ondergaan, maar de wens van eiser om de operatie (nog) niet te ondergaan maakt niet dat herstel uitgesloten is.
14. Nu herstel niet uitgesloten is, dient de verzekeringsarts te beoordelen of er sprake is van een meer dan geringe kans op herstel op lange termijn. Als dit niet het geval is, dan is er alsnog sprake van duurzaamheid. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet deze beoordeling van de herstelkansen in het eerste jaar en later worden gedaan aan de hand van een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden. Indien herstel afhankelijk is van een (ingezette) medische behandeling, moet de verzekeringsarts onderbouwen wat het resultaat daarvan specifiek voor eiser betekent. Als de verzekeringsarts aanneemt dat er in het eerste jaar een geringe kans op herstel is, maar in de jaren daarna een meer dan geringe kans, dient hij dat concreet en toereikend te onderbouwen.
15. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht waarom er op langere termijn een meer dan geringe kans op herstel is te verwachten. De rechtbank zal dat uitleggen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is ervanuit gegaan dat eiser pas over enkele jaren tot de operatie over zal gaan, wanneer hij dusdanig verslechterd is dat hij niets meer kan. De rechtbank vindt dat daarmee concreet en toereikend is onderbouwd waarom herstel nog niet in het eerste jaar, maar pas daarna zal zijn te verwachten. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschreven welke resultaten voor eiser worden verwacht na operatie en na verdere psychische behandeling. Zij heeft zich hierbij gebaseerd op de informatie van de behandelend artsen. Zij stelt dat de operatie zal leiden tot verbeterde ademhaling, conditie en een afname in gewicht. Zij geeft aan dat er een redelijke kans is op verbetering van de medische situatie, waarbij arbeidsmogelijkheden zijn te verwachten. De door eiser en de ex-werkgever aangevoerde grond dat deze prognose te algemeen is, kan de rechtbank niet volgen: de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van de behandelaars meegenomen in haar oordeel en die informatie is toegespitst op de situatie van eiser. Daar komt bij dat de behandelaars weliswaar kanttekeningen hebben gezet bij de operatie, maar ook hebben uitgesproken dat herstel en vermindering van de klachten is te verwachten. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat de behandelaars ook nog andere kanttekeningen zouden hebben geplaatst, maar heeft geen stukken ter onderbouwing daarvan overgelegd, dus daar kan de rechtbank niet vanuit gaan. Als laatste komt de rechtbank tot de overweging dat aan de redenen van eiser om zich niet te laten opereren niet de betekenis kan worden toegekend dat er een geringe kans is op herstel. Hoewel de redenen die eiser hiervoor heeft wellicht invoelbaar zijn, doet dit niet af aan de motivatie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een verbetering van de benutbare mogelijkheden in de toekomst is te verwachten. De rechtbank vindt de motivering van de verzekeringsartsen dan ook voldoende concreet en deugdelijk. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Verder stelt eiser dat er onvoldoende rekening is gehouden met de duurzaamheid van zijn klachten die niet in verband staan met de operatie. In het verlengde hiervan voert de ex-werkgever aan dat het UWV middels een fictieve FML had moeten beoordelen of er volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid aangenomen kan worden op grond van de klachten die blijven na de operatie.
17. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep er rekening mee heeft gehouden dat eiser diverse medische problemen heeft. Zij heeft gemotiveerd dat er behandelmogelijkheden zijn voor zowel de lichamelijke als de psychische klachten. De verwachting is dat de medische situatie door de operatie zal veranderen van geen benutbare mogelijkheden naar de aanwezigheid van arbeidsmogelijkheden. Ook de psychische situatie zal door behandeling verbeteren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet alle lichamelijke klachten die eiser noemt afzonderlijk benoemd bij de beoordeling van de duurzaamheid. Ter zitting heeft het UWV op dit punt toegelicht dat het niet inzichtelijk is welke klachten van eiser beïnvloed zullen worden door de operatie. De rechtbank kan dit volgen en vindt dat voldoende gemotiveerd is dat de huidige beperkingen zowel op lichamelijk als psychisch vlak niet duurzaam zijn. Verder overweegt de rechtbank dat een fictieve FML alleen hoeft te worden opgesteld in bijzondere gevallen, namelijk als de verzekeringsgeneeskundige beoordeling uitwijst dat sprake is van zeer aanzienlijke en blijvende (arbeids)beperkingen. [1] Het is de rechtbank niet gebleken dat de mogelijk blijvende beperkingen ook van zeer aanzienlijke aard zijn.

De conclusie van de rechtbank

18. De rechtbank komt tot de conclusie dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid per 7 januari 2021. Het UWV heeft daarom terecht geweigerd een IVA-uitkering toe te kennen.
19. Het beroep is dus ongegrond. Dit betekent dat eiser en de ex-werkgever geen gelijk krijgen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y.A.J. van Egmond, griffier, op 21 april 2022.
griffier
rechter
De uitspraak wordt verzonden op en binnen een week openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.1 Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 25 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2519