In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalige montagemedewerker, en het UWV over de toekenning van een IVA-uitkering. Eiser had zich op 10 januari 2019 ziekgemeld en ontving een WGA-uitkering. Het UWV verklaarde bij besluit van 28 juli 2021 het bezwaar van eiser ongegrond, waarbij het UWV stelde dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat hij wel degelijk recht had op een IVA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid duurzaam zou zijn.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 7 april 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het UWV en de ex-werkgever, Westerduin Personeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen medische informatie in de uitspraak is opgenomen om de privacy van eiser te waarborgen. De verzekeringsarts van het UWV had geconcludeerd dat er op de datum in geding, 7 januari 2021, geen benutbare mogelijkheden waren voor eiser, maar dat er op lange termijn een redelijke kans op herstel bestond door geplande medische behandelingen.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank concludeerde dat herstel niet uitgesloten was en dat de verzekeringsarts voldoende had onderbouwd waarom er op lange termijn een meer dan geringe kans op herstel was te verwachten. Eiser's argumenten dat de operatie niet wenselijk was en dat de prognose te algemeen was, werden door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser en de ex-werkgever geen gelijk kregen en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.