Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 februari 2022;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 maart 2022.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een letselschadezaak die voortvloeit uit ontuchtige handelingen gepleegd door de gedaagde, die een familielid is van de eiser. De eiser, geboren in 1992, heeft gesteld dat hij in de periode van 25 april 2001 tot en met 26 juli 2005 door de gedaagde, geboren in 1967, is misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde eerder door de politierechter is veroordeeld voor ontucht met een minderjarige, maar dat de eiser in die strafzaak niet-ontvankelijk was verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De eiser heeft vervolgens een civiele procedure aangespannen om schadevergoeding te vorderen voor zowel materiële als immateriële schade.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet heeft voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot het oorzakelijk verband tussen de ontucht en de gestelde schade. De vordering tot schadevergoeding voor materiële schade is afgewezen, omdat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de door hem ondervonden problemen het gevolg zijn van het misbruik. Echter, de rechtbank heeft de gedaagde wel aansprakelijk verklaard voor de immateriële schade en heeft een bedrag van € 5.000,00 aan smartengeld toegewezen, rekening houdend met de ernst van het misbruik en de impact op de eiser. Daarnaast zijn de beslagkosten toegewezen, omdat het beslag dat door de eiser was gelegd niet doel heeft getroffen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.