ECLI:NL:RBGEL:2022:2864

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5568 tu
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake teruggaaf BPM bij export en bewijsvoering door eiser

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt de zaak behandeld tussen eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, en de inspecteur van de Belastingdienst Centrale administratieve processen. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 3 januari 2022, waarin eiser de gelegenheid kreeg om getuigenbewijs te leveren ter ondersteuning van zijn stelling dat de Belastingdienst minder zware eisen stelt aan derden voor de teruggaaf van BPM bij export. Eiser heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Desondanks acht de rechtbank de stelling van eiser dat de Belastingdienst aan derden niet altijd tegenwerpt dat een verzoek om teruggaaf niet binnen dertien weken is ingediend, voorshands aannemelijk. De rechtbank merkt op dat de betwisting door de Belastingdienst onvoldoende gemotiveerd is, vooral gezien de memorie van toelichting bij de Overige fiscale maatregelen 2013, waarin wordt gesteld dat bij overschrijding van de termijn van dertien weken, de teruggaaf in beginsel ambtshalve verleend kan worden.

De rechtbank besluit dat de Belastingdienst nader moet onderbouwen waarop de uitlating van de staatssecretaris van Financiën is gebaseerd en of deze uitgangspunten nog golden ten tijde van het verzoek van eiser. De rechtbank heropent het onderzoek en stelt de Belastingdienst in de gelegenheid om een gemotiveerde toelichting te geven, waarna eiser hierop schriftelijk kan reageren. De beslissing wordt aangehouden totdat deze toelichting is ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 19/5568

tussenuitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst Centrale administratieve processen, verweerder.

Overwegingen

1. Voor het procesverloop tot 3 januari 2022 verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van die datum.
2. In die tussenuitspraak is eiser in de gelegenheid gesteld getuigenbewijs te leveren van zijn stelling dat verweerder overeenkomsten heeft gesloten met derde partijen op grond waarvan aan hen minder zware eisen worden gesteld dan aan eiser voor de verlening van een teruggaaf van BPM bij export. Eiser heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
3. Ondanks het feit dat eiser heeft afgezien van de mogelijkheid tot het horen van getuigen, acht de rechtbank de stelling van eiser (in bredere zin) dat verweerder aan derden niet, althans niet altijd, tegenwerpt dat een verzoek om teruggaaf niet binnen dertien weken is ingediend en/of dat een registratie in het buitenland niet binnen dertien weken heeft plaatsgevonden voorshands aannemelijk. Details zijn weliswaar door het niet horen van getuigen niet naar voren gekomen, maar de betwisting door verweerder dat sprake is van dergelijk beleid of overeenkomsten acht de rechtbank niet zonder meer voldoende gemotiveerd. Daarbij wijst zij erop dat uit de memorie van toelichting bij de Overige fiscale maatregelen 2013 [1] volgt dat de wetgever er op dat moment van uitging dat wanneer de termijn van dertien weken wordt overschreden doordat het motorrijtuig niet tijdig geregistreerd kan worden in het andere EU- of EER-land, de teruggaaf in beginsel ook daarna nog ambtshalve wordt verleend.
4. In dat licht dient verweerder nader te onderbouwen waarop deze uitlating van de staatssecretaris van Financiën is gebaseerd, of dit ook betekent dat het overschrijden van de termijn van dertien weken voor het indienen van het verzoek niet werd tegengeworpen, of sprake is van beleid (al dan niet gepubliceerd) en of deze uitgangspunten nog golden ten tijde van het verzoek van eiser om teruggaaf. Als dit niet het geval is, dient verweerder te onderbouwen wanneer en waarom deze uitgangspunten zijn verlaten.
5. Omdat deze discussie in de stukken en op de zitting nog onvoldoende is gevoerd, ziet de rechtbank aanleiding verweerder alsnog in de gelegenheid te stellen zijn stellingen op dit punt nader te onderbouwen, waarna eiser hierop nader schriftelijk kan reageren. In afwachting daarvan houdt de rechtbank haar beslissing opnieuw aan.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • stelt verweerder in de gelegenheid een nadere, gemotiveerde, een toelichting te geven ten aanzien van de uitlating van de staatssecretaris van Financiën dat indien de termijn van registratie van dertien weken in een ander EU- of EER-land wordt overschreden in beginsel een ambtshalve teruggaaf volgt, met inachtneming van de overwegingen van deze tussenuitspraak;
  • houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.A. Jackson, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
de griffier is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2012-2013, 33 403, nr. 3, pagina 28.