In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt de zaak behandeld tussen eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, en de inspecteur van de Belastingdienst Centrale administratieve processen. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 3 januari 2022, waarin eiser de gelegenheid kreeg om getuigenbewijs te leveren ter ondersteuning van zijn stelling dat de Belastingdienst minder zware eisen stelt aan derden voor de teruggaaf van BPM bij export. Eiser heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Desondanks acht de rechtbank de stelling van eiser dat de Belastingdienst aan derden niet altijd tegenwerpt dat een verzoek om teruggaaf niet binnen dertien weken is ingediend, voorshands aannemelijk. De rechtbank merkt op dat de betwisting door de Belastingdienst onvoldoende gemotiveerd is, vooral gezien de memorie van toelichting bij de Overige fiscale maatregelen 2013, waarin wordt gesteld dat bij overschrijding van de termijn van dertien weken, de teruggaaf in beginsel ambtshalve verleend kan worden.
De rechtbank besluit dat de Belastingdienst nader moet onderbouwen waarop de uitlating van de staatssecretaris van Financiën is gebaseerd en of deze uitgangspunten nog golden ten tijde van het verzoek van eiser. De rechtbank heropent het onderzoek en stelt de Belastingdienst in de gelegenheid om een gemotiveerde toelichting te geven, waarna eiser hierop schriftelijk kan reageren. De beslissing wordt aangehouden totdat deze toelichting is ontvangen.