ECLI:NL:RBGEL:2022:3061

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
C/05/394045 / FA RK 21-3266
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging van gezamenlijk gezag en toewijzing van eenhoofdig gezag aan de moeder

In deze zaak heeft de minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], verzocht om het gezamenlijke gezag van zijn ouders te beëindigen en de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om het gezamenlijk gezag in stand te laten, maar de rechtbank concludeerde dat de minderjarige klem en verloren is geraakt in de situatie tussen zijn ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zicht is op verbetering van de situatie en dat de minderjarige behoefte heeft aan rust. De rechtbank heeft het verzoek van de minderjarige toegewezen en het gezamenlijke gezag beëindigd, waarbij het gezag over de minderjarige aan de moeder is toegewezen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vader recht heeft op omgang, maar dat dit niet afhankelijk is van het gezag. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze ook geldt als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/394045 / FA RK 21-3266
Datum uitspraak: 23 mei 2022
beschikking eigen rechtsingang minderjarige
naar aanleiding van de brief van
[de minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige] ),
wonende te [woonplaats] .
De belanghebbenden zijn:
-
[naam vader](de vader),
wonende te [woonplaats] ,
-
[naam moeder](de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. Y.L.L. van Zutphen te Nijmegen.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van deze rechtbank van 23 december 2021;
  • het e-mailbericht van [de minderjarige] van 29 december 2021;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 15 april 2022.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 19 mei 2022 zijn gehoord:
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Y.L.L. van Zutphen;
  • mw. [naam 1] als vertegenwoordigster van de Raad.
1.3.
De procedure is ter zitting gelijktijdig behandeld met de procedure met zaaknummer C/05/402609 / JE RK 22-485 betreffende het verzoek tot ondertoezichtstelling van de Raad, waarin de rechtbank vandaag ook uitspraak doet.
1.4.
In de beschikking van deze rechtbank van 23 december 2021 heeft de rechtbank de Raad verzocht om onderzoek te doen naar de gezagssituatie en de uitkomsten van dit onderzoek in een rapport vast te leggen. Voor het overige is iedere beslissing aangehouden.

2.Het standpunt van de Raad

2.1.
De Raad adviseert in het rapport van 15 april om [de minderjarige] onder toezicht te stellen. Dit verzoek is behandeld in de procedure met zaaknummer C/05/402609 / JE RK 22-485.
2.2.
Daarnaast adviseert de Raad om het gezamenlijke gezag van de ouders in stand te laten en het verzoek van [de minderjarige] om de moeder met het eenhoofdige gezag te belasten dus af te wijzen. De Raad schrijft dat [de minderjarige] door de echtscheidingsstrijd tussen zijn ouders al jaren klem en verloren heeft gezeten. Hij heeft zelf aan de noodrem getrokken door de rechtbank te vragen zijn moeder het gezag te geven. Dit is zorgelijk. De Raad ziet nog kleine openingen om het gezamenlijke gezag vorm te geven en wil die kans benutten met hulpverlening. Om gezamenlijk gezag mogelijk te maken zullen de ouders een manier moeten vinden om weer met elkaar te gaan praten en zaken over [de minderjarige] af te stemmen. Dat zou kunnen door middel van parallel ouderschap. Dat betekent dat de ouders elk hun eigen opvoeding vormgeven en alleen het hoogstnodige met elkaar afstemmen. Het is daarbij van belang dat [de minderjarige] geen spanningen voelt en dat er geen beroep wordt gedaan op zijn loyaliteit en verantwoordelijkheid. [de minderjarige] moet ontlast worden. De Raad meent dat er structureel hulp moet worden ingezet en dat er toezicht moet worden gehouden op deze hulpverlening en de belangen van [de minderjarige] .
2.3.
De Raad benoemt dat [de minderjarige] op dit moment geen ruimte voelt voor contact met de vader. Tegelijkertijd laat hij de wens zien om gezien te worden door de vader. Zo heeft hij verteld dat hij ongeveer anderhalf jaar geleden zijn vader in de auto bij een verkeerslicht zag staan. Toen hij [de minderjarige] zag, draaide de vader zijn hoofd weg. Dit heeft [de minderjarige] veel verdriet gedaan. Ook vond [de minderjarige] het vervelend dat zijn vader minder tijd voor hem leek te hebben toen de tweeling van hem en zijn huidige partner werd geboren. Door deze opmerkingen denkt de Raad dat er toch nog een beetje ruimte is om langzaam toe te werken naar contactherstel. Dit moet zorgvuldig en passend bij de mogelijkheden van [de minderjarige] gebeuren. De vader zal nog meer geduld moeten hebben en zal aan [de minderjarige] moeten laten zien dat hij een plek heeft in zijn hart en zijn leven. Van zijn moeder heeft [de minderjarige] nodig dat hij ziet dat zij het contact toestaat. Het is belangrijk dat de wens van [de minderjarige] nu wordt gerespecteerd, maar ook dat de ouders stappen in de goede richting zetten. Een gezinsvoogd kan dit verder bekijken en inschatten wanneer een volgende stap kan worden gezet.

3.De verdere beoordeling

Het wettelijke kader
3.1.
De rechtbank wijst erop dat er geen verzoek over een zorgregeling voorligt en dat het enige verzoek waarop zij dient te beslissen het verzoek van [de minderjarige] is om eenhoofdig gezag. Daarbij benadrukt de rechtbank dat dit twee verschillende dingen zijn. Ook als de vader het gezag houdt, hoeft niet (althans niet nu) omgang plaats te vinden en ook als de rechtbank het verzoek van [de minderjarige] toewijst, kan het in zijn belang zijn dat (op termijn) wordt gewerkt aan contactherstel.
3.2.
De rechter kan op grond van artikel 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een beslissing geven over het gezag. Het verzoek van een minderjarig kind wordt niet als officieel verzoek beschouwd, maar de rechter kan deze beslissing ook zonder officieel verzoek nemen als blijkt dat het kind dat graag wil. Dat is hier het geval.
3.3.
De rechter kan het gezamenlijke gezag op grond van artikel 1:251a BW beëindigen als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of als wijziging van het gezag om andere redenen in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.4.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen die van belang zijn voor hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen of ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen.
De inhoud van het raadsrapport
3.5.
De Raad heeft met [de minderjarige] , zijn ouders, de Topdogtrainer mw. [naam 2] , Veilig Thuis en school gesproken. In het rapport staan verschillende dingen die de rechtbank wil benoemen, ook omdat [de minderjarige] en de ouders het moeilijk vonden het hele rapport te lezen.
3.5.1.
[de minderjarige] heeft tegen de raadsonderzoeker verteld dat hij zich bij de vader niet veilig voelt. Dit komt vooral door vaders partner, [naam 3] , maar hij wil ook geen contact met alleen zijn vader. Hij heeft verteld dat hij na contact met zijn vader altijd in een soort bubbel kwam die wel een week kon duren en waarin hij heel snel boos kon worden. [de minderjarige] wil dat niet en wil daarom geen contact met de vader. Als de rechtbank ervoor kiest om contact op te leggen, gaat [de minderjarige] zijn uiterste best doen daar niet aan mee te werken.
3.5.2.
Volgens de vader hebben de spanningen in het contact tussen hem en de moeder, het gebrek aan communicatie tussen hen en de problemen die zijn ontstaan na de scheiding bijgedragen aan de huidige situatie. Daarnaast heeft de vader de indruk dat [de minderjarige] erg wordt beïnvloed door de moeder en haar wensen. De vader heeft de indruk dat de moeder hem uit het leven van [de minderjarige] probeert te weren. De vader wil graag dat het contact tussen hem en [de minderjarige] wordt hersteld, maar denkt ook dat dit moeilijk zal zijn door alles wat er de afgelopen jaren, vanaf 2013/2014, is gebeurd. De ouders hebben in het verleden een traject bij Entrea Lindenhout (Ouderschap Blijft) gevolgd, maar dat heeft niet geholpen. Het lukt hen niet om afspraken over [de minderjarige] te maken. De vader twijfelt over parallel ouderschap, omdat hij vindt dat hij de afgelopen jaren steeds de juiste stappen heeft gezet en dit niet heeft geholpen. Ook speelt mee dat hij [de minderjarige] inmiddels 2½ jaar niet heeft gezien.
Naar aanleiding van het conceptrapport heeft de vader als volgt gereageerd:
“Ik ben begonnen met het verslag te lezen na enkele pagina’s ben ik gestopt omdat ik in elkaar zakte, en moest overgeven.
Er staat zoveel onwaarheden en leugens in dat ik heb besloten er nog geen enkele energie, tijd of wat dan ook aan te besteden.
Ik begin er niet meer aan om al die leugens en onwaarheden die er staan te verdedigen.
Na een periode van 10 jaar al bezig te zijn en steeds weer een stamp in de rug te krijgen omdat ik steeds maar het gevoel krijg niet gehoord of serieus genomen te worden door alle instanties is dit het resultaat.
IK BEN ER KLAAR MEE DAT IK EN MIJN VOORNAMELIJK MIJN VROUW ZO WORDT WEGGEZET DOOR MIJN GEMANIPULEERDE EN GEBRAINWASTE ZOON.
Conclusie
Laat de rechter maar beslissen geef haar maar eenhoofdig gezag. Dan stopt het voor [de minderjarige] zoals hij zelf wenst en aangeeft. Hoeft hij mij niet meer te zien en heeft hij rust.
Als er gewoon 9 jaar geleden was ingegrepen door hulpverlening toen ik het al aangaf had dit voorkomen kunnen worden.
Maar ik werd toen niet gehoord.”
3.5.3.
De moeder heeft onder meer verklaard dat zij de vader niet informeert over [de minderjarige] , omdat [de minderjarige] dat niet wil. De moeder wil het vertrouwen van [de minderjarige] niet beschamen en vindt het belangrijk dat [de minderjarige] zijn eigen keuzes maakt. Zij respecteert de keuze van [de minderjarige] en volgt daarin het advies van Veilig Thuis om vader niet te betrekken. De moeder bevestigt dat de ouders het traject Ouderschap Blijft hebben gevolgd en dat dit niet succesvol was. Wat haar betreft is de relatie met de vader afgesloten, zodat bijvoorbeeld een SCHIP-traject geen meerwaarde heeft. Naar aanleiding van het conceptrapport heeft de moeder de Raad bericht dat zij ervoor heeft gekozen vanuit haar eigen belang niet het hele rapport te hebben gelezen, en dat zij de adviezen begrijpt maar er wel moeite mee heeft, zeker gezien de reactie van [de minderjarige] nadat de Raad hem het advies had meegedeeld (waarop de rechtbank hierna zal ingaan).
3.5.4.
Veilig Thuis heeft [de minderjarige] geholpen meer zelfvertrouwen te krijgen en hem gesteund in het maken van eigen keuzes zonder rekening te hoeven houden met de mening van anderen. [de minderjarige] had weinig vertrouwen in volwassenen. In het contact met [de minderjarige] was weinig ruimte voor de vader. [de minderjarige] spreekt wel over hem, maar niet over contactherstel. Het was duidelijk dat [de minderjarige] geen ruimte voelde om het contact met zijn vader aan te gaan. Het geeft hem rust om niet meer in de strijd tussen de ouders te staan. De betrokkenheid van Veilig Thuis is in februari 2022 afgesloten. De ouders zijn onvoldoende in staat de situatie te veranderen. Of contactherstel via een ondertoezichtstelling haalbaar is, is de grote vraag gelet op de weerstand bij [de minderjarige] . Ook zijn er zorgen voor het geval het contact met de vader hersteld zou worden over de invloed daarvan op de thuissituatie bij de moeder en de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige] . Veilig Thuis heeft anderzijds ook zorgen over de schadelijke gevolgen van het verbreken van het contact met vader op de lange termijn. Er kunnen problemen ontstaan bij de identiteitsontwikkeling en de hechting van [de minderjarige] .
3.5.5.
School merkt dat [de minderjarige] de laatste weken meer stress ervaart van de betrokkenheid van de Raad en de onzekerheid over het verdere verloop in relatie tot de vader. Mogelijk heeft [de minderjarige] niet goed kunnen overzien wat de consequenties waren van zijn verzoek aan de rechtbank.
3.5.6.
De Raad heeft het advies ook met [de minderjarige] besproken. Nadat dat gesprek was afgelopen, is [de minderjarige] met de moeder in de auto vertrokken. Kort daarna is de moeder met [de minderjarige] teruggekomen. [de minderjarige] was op dat moment erg overstuur en huilde. De moeder heeft daarop te kennen gegeven dat zij hem zo niet mee naar huis wilde nemen. Mevrouw [naam 2] en de raadsonderzoeker hebben toen opnieuw met [de minderjarige] gepraat en hem uitgelegd dat er van hem
niets verwacht wordt en dat hij niet naar zijn vader toe hoeft te gaan. Zijn ouders zijn aan zet en daarom wordt er gekozen voor een advies tot ondertoezichtstelling. [de minderjarige] is daarop opnieuw erg boos geworden en heeft onder meer gezegd dat hij zijn vader neer wil steken en zijn huis in brand wil steken en: “Nu moeten wij wéér hulp/therapie en dat willen wij niet. Wij willen rust!” Hij is schreeuwend en huilend weggelopen van het gesprek. De inzet van de topdogtrainer en de hond Toby zorgden uiteindelijk voor meer rust bij [de minderjarige] , zodat hij met de moeder mee naar huis kon.
De standpunten van de belanghebbenden en de Raad
3.6.
De rechtbank heeft drie keer met [de minderjarige] gesproken en twee keer met de ouders en de Raad. Voor hun standpunten verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar de beschikking van 23 december 2021 en naar de inhoud van het raadsrapport. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.
3.6.1.
[de minderjarige] heeft te kennen gegeven dat hij denkt dat een nieuwe poging tussen zijn ouders om weer te praten voor hem niets zal opleveren, omdat het dan niet om hem gaat. Hij wordt boos als zijn vader zegt dat zijn moeder hem beïnvloedt, omdat dat niet zo is. Hij denkt niet dat dit anders wordt als zijn ouders beter met elkaar kunnen communiceren. Hij heeft niet het gevoel dat zijn vader om hem geeft. Als zijn verzoek wordt afgewezen is dat niet heel erg, maar wel vervelend omdat er dan niets verandert.
3.6.2.
De vader heeft toegevoegd dat hij het betreurt dat het rapport van de eerste therapeut steeds wordt genegeerd, terwijl daar waardevolle informatie in staat. Verhalen van de moeder worden te gemakkelijk aangenomen. Hij vindt de reactie van [de minderjarige] in de richting van hem en zijn familie naar aanleiding van het raadsadvies erg zorgelijk.
3.6.3.
De moeder vindt het vooral vervelend dat de vader haar verwijten maakt over het gedrag van [de minderjarige] . Het advies tot ondertoezichtstelling voelde als een twijfel aan haar ouderschap. Na een gesprek hierover is dat wel wat minder geworden. Voor [de minderjarige] is rust belangrijk.
De nadere overwegingen van de rechtbank
3.7.
De rechtbank ziet een grote weerstand bij [de minderjarige] om eventueel het contact met zijn vader te moeten herstellen. Ook al gaat deze procedure daar niet over, toch is dat onderdeel belangrijk bij het verzoek dat [de minderjarige] heeft gedaan. De Raad maakt het overigens nog wat zwaarder door te schrijven dat [de minderjarige] positieve herinneringen aan de vader niet meer zou toelaten. Dat is niet de ervaring van de rechtbank en dit volgt ook niet uit het gespreksverslag van de Raad, waaruit blijkt dat hij desgevraagd wel een leuke ervaring uit het verleden heeft gedeeld (bezoek aan de kerstmarkt van de Intratuin). Niettemin zijn de zorgen groot en begrijpelijk. De Raad en Veilig Thuis lijken het onderling niet helemaal eens hoe hierop het beste gereageerd kan worden. Waar de Raad nog ruimte denkt te zien voor contactherstel, ervaart Veilig Thuis dit kennelijk anders. Wel zijn de Raad en Veilig Thuis het erover eens dat de ouders eerst stappen zullen moeten zetten voordat zelfs maar nagedacht kan worden over contactherstel. De vader vindt dat Veilig Thuis te weinig doet, de Raad lijkt hem daar grotendeels in te volgen. Daarom verbaast de reactie van de vader op het raadsrapport de rechtbank enigszins. De vader heeft toegelicht dat hij vindt dat de Raad (oudere) informatie ten onrechte heeft genegeerd, maar heeft ook aangegeven dat hij niet vindt dat de Raad onzorgvuldig te werk is gegaan.
3.8.
Er is sprake van een situatie waarin geen enkele beslissing het probleem echt zal oplossen. De Raad is van mening dat [de minderjarige] met zijn verzoek een verantwoordelijkheid op zich neemt die niet bij hem hoort te liggen. Dat is voor de rechtbank geen reden dat verzoek niet serieus te nemen. Juist het feit dat niet de moeder, maar [de minderjarige] zelf ervoor heeft gekozen een verzoek om eenhoofdig gezag te doen maakt voor de rechtbank duidelijk dat dit de eigen wens van [de minderjarige] is en niet iets wat is ingefluisterd door de moeder. Zijn verklaring over hoe dat is gegaan acht de rechtbank geloofwaardig en wordt bevestigd door mevrouw [naam 2] . De Raad concludeert dat [de minderjarige] al jaren klem en verloren zit tussen de ouders, maar adviseert niet tot beëindiging van het gezamenlijke gezag. Tegelijk is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een patstelling. [de minderjarige] mag daar niet langer het slachtoffer van zijn. Gelet op de reacties van zowel beide ouders als [de minderjarige] komt de rechtbank tot de conclusie dat de Raad de mogelijkheden van de ouders om alsnog een vorm van samenwerking te vinden overschat.
3.9.
De vader doet [de minderjarige] tekort door de oorzaak van de ontstane situatie volledig bij de moeder te zoeken. Juist dat is een belangrijk onderdeel van het probleem, om twee redenen. In de eerste plaats voelt [de minderjarige] zich onvoldoende gehoord, omdat de vader de uitlatingen van [de minderjarige] niet als signalen van [de minderjarige] maar als initiatieven van de moeder interpreteert en zelfs spreekt van ouderverstoting. [de minderjarige] is inmiddels 13, heeft eigen wensen, behoeftes en ideeën en dient op die manier benaderd te worden en serieus te worden genomen. Ook al is het mogelijk dat een deel van wat [de minderjarige] heeft verklaard onwaar is of een kwestie van verschillende interpretatie, het is voor de rechtbank niet aannemelijk dat er niets van waar is. Dat de vader [de minderjarige] omschrijft als gemanipuleerd en gebrainwasht is dan niet bepaald helpend. Beter zou het zijn als de ouders zouden werken aan herstel van het onderlinge vertrouwen, omdat pas dan zorgen over de uitingen van [de minderjarige] gedeeld, en oorzaken van die uitingen onderzocht kunnen worden. Die ruimte is er nu in de verste verte niet. In de tweede plaats is een verwijt aan de moeder indirect ook een verwijt aan [de minderjarige] , want het is wel zijn moeder over wie het gaat. De conflictsituatie wordt daarmee in stand gehouden en [de minderjarige] wordt naar zijn moeder toe gedreven en drijft van zijn vader af. Dit kan niet alleen op de moeder worden afgeschoven. De reactie van de vader op het raadsrapport geeft de rechtbank weinig hoop op vooruitgang. De rechtbank had verwacht dat bij de vader een gevoel van “eindelijk gaan we de goede kant op” zou overheersen. Dat blijkt niet het geval.
3.10.
De keuze van de moeder om de vader bij niets te betrekken omdat [de minderjarige] dat niet wil is anderzijds ook geen goede. Hoewel de moeder verwijst naar adviezen van Veilig Thuis, moet de conclusie zijn dat Veilig Thuis de situatie wat dat betreft niet goed inschat. Wanneer ouders onderling weinig vertrouwen hebben, helpt het niet als één ouder beslissingen neemt buiten de ander om, en nog minder als dat als de wens van het kind wordt gepresenteerd. Daarmee wordt [de minderjarige] rechtstreeks in de vuurlinie geplaatst. De boosheid van de vader hierover kan de rechtbank dan ook wel enigszins begrijpen, al wordt [de minderjarige] daarmee niet geholpen.
3.11.
[de minderjarige] zit klem in de situatie. Hij verdient het te worden beschermd. Anders dan de Raad ziet de rechtbank op dit moment bij hem geen enkele ruimte voor zijn vader in zijn leven. Was dat wel het geval, dan zou beëindiging van het gezamenlijke gezag niet logisch zijn. Dan zouden de ouders alles op alles moeten zetten om [de minderjarige] te geven waar hij recht op heeft: zorgeloos contact met hen beiden. De signalen die de Raad in het rapport noemt waarop zij baseert dat er nog ruimte bij [de minderjarige] zou zijn, ziet de rechtbank helaas niet. De heftige reactie van [de minderjarige] op het advies spreekt wat dat betreft boekdelen. [de minderjarige] heeft de rechtbank ook gecorrigeerd naar aanleiding van de tussenbeschikking, waarin staat dat hij het eerst naar vond toen de vader zei dat hij niet meer hoefde te komen; hij vond het niet naar, hij was wel geschrokken en verbaasd, maar uiteindelijk was hij wel blij. De Raad schrijft dat [de minderjarige] door zijn vader gezien wil worden en ertoe wil doen, maar de voorbeelden die de Raad daarbij gebruikt, begrijpt de rechtbank in een andere context, namelijk dat [de minderjarige] zichzelf en anderen ervan probeert te overtuigen dat de vader hem niet wil zien: de vader kijkt de andere kant op bij het verkeerslicht en stuurt geen kaartje met Kerst. Dat wil nog niet zeggen dat [de minderjarige] daar behoefte aan zou hebben (hij heeft immers ook verteld dat hij eerdere kaartjes heeft weggegooid), het is voor hem een bevestiging dat zijn vader niet eerlijk is. Ter zitting heeft de Raad nader gepreciseerd dat [de minderjarige] kennelijk bezig is met de rol van zijn vader in zijn leven en daar dus niet klaar mee is. Naar het oordeel van de rechtbank worden hier oorzaak en gevolg omgedraaid. [de minderjarige] ervaart spanningen bij de moeder wanneer zij moet overleggen met de vader. Hij wil dat oplossen. Het is de rechtbank die vervolgens een raadsonderzoek aanvraagt en daarmee [de minderjarige] dwingt te blijven nadenken over de rol van zijn vader in zijn leven. Dat betekent niet dat dit vanuit [de minderjarige] komt. Hij wil er liever niet over nadenken, maar krijgt de kans niet het los te laten omdat zijn omgeving maar blijft aandringen.
3.12.
In zijn algemeenheid is het niet goed voor een kind geen contact met een van zijn ouders te hebben. Dan gaat het vooral om de effecten op langere termijn. Kinderen hebben houvast nodig. Ouders bieden dat gewoonlijk. Dat [de minderjarige] dit houvast in de situatie bij de moeder heeft, en in zijn stiefvader een soort vaderfiguur ziet, is positief, maar maakt niet dat hij zijn vader niet nodig zou hebben. De effecten op dit moment op [de minderjarige] van het bezig moeten blijven met de rol van zijn vader in zijn leven zijn voor de rechtbank echter minstens zo belangrijk. De Raad ziet wat het met [de minderjarige] doet, school ziet dit, mevrouw [naam 2] ziet dit. Veilig Thuis geeft heel duidelijk aan hoezeer het kiezen is uit twee slechte opties. Van [de minderjarige] kan echter niet gevraagd worden nog langer zo door te moeten gaan met twee ouders die het samen niet voor elkaar krijgen om op een goede manier te overleggen. De vader lijkt te weinig oog voor zijn eigen rol te hebben en de moeder wil niet langer beschuldigd worden. Het wantrouwen zit bij de ouders veel te diep: met name wantrouwen naar elkaar, maar ook wantrouwen jegens hulpverlening. Een ondertoezichtstelling zal daar onvoldoende aan veranderen, want zoals de Raad opmerkt in het rapport: hulpverlening heeft alleen kans van slagen als beide ouders daar ten minste enigszins voor openstaan. Eerdere hulpverlening heeft ook geen verbetering gebracht. Wat volgens de Raad als enige optie resteert, is parallel ouderschap. Maar daarvan heeft de vader heel terecht opgemerkt dat het buitengewoon ingewikkeld wordt daarover in gesprek te gaan als je je kind meer dan 2 jaar niet hebt gezien. Ook dat is naar het oordeel van de rechtbank dus geen werkbaar hulptraject.
3.13.
De rechtbank komt daarom niet alleen tot de conclusie dat [de minderjarige] klem en verloren is geraakt tussen de ouders, maar ook dat er feitelijk geen concreet zicht is op verbetering van de situatie. Dan is dus voldaan aan de voorwaarden voor eenhoofdig gezag, hoe jammer dat ook is. Voor het gevoel van [de minderjarige] hangen gezag en omgang (overigens ten onrechte) met elkaar samen. Hem zal het waarschijnlijk op dit moment rust geven als hij weet dat de moeder zonder de vader beslissingen over hem kan nemen. Veilig Thuis bevestigt dit ook. Overigens merkt de rechtbank op dat de moeder de plicht heeft de vader te informeren over belangrijke aangelegenheden, ook als hij niet meer het gezag heeft [1] . De wens van [de minderjarige] is hierbij niet doorslaggevend. Dit kan pas anders zijn als het belang van [de minderjarige] vereist dat die informatie niet wordt verstrekt, maar dat kan niet snel worden aangenomen. Op de zitting heeft de rechtbank dit ook aan de moeder voorgehouden. Daarnaast blijven de vader en [de minderjarige] recht op omgang houden. De vader mag dat contact via bijvoorbeeld kaartjes blijven zoeken. Wat dat betreft verandert er dus niet zoveel. De rechtbank verwacht wel dat [de minderjarige] minder spanning zal ervaren, zowel bij hemzelf als bij de moeder, als duidelijk is dat belangrijke beslissingen niet meer afhangen van de medewerking van de vader. Dat zal [de minderjarige] ruimte geven te werken aan zijn eigen ontwikkeling. De druk op hem is nu te groot en alle hulpverlening zal hij beschouwen als een poging tot contactherstel, wat alleen maar stressverhogend werkt. De rechtbank gunt [de minderjarige] een stressarme jeugd.
3.14.
De Raad heeft nog gewezen op het risico dat [de minderjarige] wordt bevestigd in zijn houding naar de vader als de moeder het eenhoofdige gezag krijgt. Dat risico ziet de rechtbank onder ogen. Daar staat tegenover dat [de minderjarige] in de afgelopen jaren heeft geleerd meer voor zichzelf op te komen en hij de toewijzing van het verzoek ook op die manier kan uitleggen: hij mag voor zichzelf opkomen. Hij wordt gezien en gehoord. Zijn verzoek is niet in de eerste plaats een keuze tegen zijn vader, maar een begrijpelijke keuze iets te willen doen aan de situatie. Waar zijn ouders hem geen oplossing kunnen bieden, heeft hij een mogelijke uitweg proberen te vinden. Ook al is dit geen echte oplossing, op dit moment is dit wel de minst slechte keuze. Daar is de rechtbank van overtuigd.
3.15.
Ondanks deze beslissing blijft de vader wel de vader van [de minderjarige] . Dat zal niet veranderen. Het is mogelijk dat [de minderjarige] op langere termijn weer nieuwsgierig wordt naar zijn vader, als hij wat ouder en weerbaarder is. Het is de taak van de moeder om te blijven proberen hiervoor ruimte te vinden bij [de minderjarige] .
3.16.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de moeder belasten met het eenhoofdige gezag over [de minderjarige] . De rechtbank verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing ook geldt als er hoger beroep tegen wordt ingesteld, zo lang op dat hoger beroep nog niet is beslist.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezamenlijke gezag van de ouders en bepaalt dat het gezag over de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
met ingang van vandaag wordt uitgeoefend door de moeder;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. van de Vendel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:377b BW.