ECLI:NL:RBGEL:2022:3506

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
9934947
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Berusting in onterecht gegeven ontslag op staande voet met toewijzing van loon, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging

In deze zaak heeft de kantonrechter op 8 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van [verzoeker] die berustte in een ontslag op staande voet door [verweerder]. De procedure begon met een verzoekschrift van 7 juni 2022, waarin [verzoeker] aanspraak maakte op loon, een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet, dat op 19 april 2022 was gegeven, onterecht was. De kantonrechter concludeerde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, aangezien [verzoeker] niet betrokken was bij de diefstal van geld en ook niet had mishandeld. Het verzoek om loon over de periode van 1 maart 2022 tot 19 april 2022 werd toegewezen, evenals de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter wees de billijke vergoeding af, omdat [verzoeker] haar arbeidsovereenkomst zelf had opgezegd. De proceskosten werden toegewezen aan [verzoeker].

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9934947 \ HA VERZ 22-34 \ 512 \ 918
uitspraak van 8 juli 2022
beschikking
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. R.K.A. Kop
en
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. J. Zandberg
Partijen worden hierna [verzoeker] en [verweerder] (mannelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van 7 juni 2022 met
11 producties en het verweerschrift, teven houdende verzoek van 14 juni 2022;
1.2.
De gemachtigde van [verzoeker] en [partner verzoeker] heeft op 28 juni 2022 om 10.48 uur en om 17.56 uur, op 29 juni 2022 om 17.00 uur en 30 juni 2022 om 20.03 uur e-mailberichten met diverse bijlagen gestuurd. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat deze e-mailberichten en de daaraan toegevoegde bijlagen zijn toegezonden buiten de daarvoor in het procesreglement genoemde termijn en buiten behandeling zullen worden gelaten voor zover deze niet inhoudelijk tijdens de mondelinge behandeling worden besproken.
1.3.
Op 1 juli 2022 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden,
gelijktijdig met de behandeling in de zaak tussen [partner verzoeker] (hierna: [partner verzoeker] ) en
[verweerder] met zaaknummer 9936066 HA VERZ 22-35. Bij de mondelinge behandeling
waren aanwezig [verzoeker] en [partner verzoeker] met hun gemachtigde mr. R.K.A. Kop en diens
kantoorgenoot mr. A. Achouitar en [verweerder] ( [verweerder] ) met zijn gemachtigde
mr. J. Zandberg. Van de mondelinge behandeling zijn aantekeningen gemaakt.
Mr. A. Achouitar heeft namens [verzoeker] en [partner verzoeker] pleitaantekeningen voorgedragen en
overgelegd.
1.4.
Ten slotte is beschikking bepaald.
2. De feiten
2.1.
[verzoeker] is sinds 1 juli 2021 bij [verweerder] in dienst in de functie van Algemeen Medewerker tegen een salaris van € 2.097,25 bruto per maand voor 30 uur per week.
2.2.
[verzoeker] is de partner van [partner verzoeker] . [partner verzoeker] is de broer van [verweerder] , verweerder in onderhavige zaak (hierna: [verweerder] ). [partner verzoeker] was ook in dienst bij [verweerder] .
2.3.
Op 13 januari 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [partner verzoeker] en [verweerder] . Tijdens dit gesprek hebben [verzoeker] en [partner verzoeker] aangegeven dat zij voornemens waren hun arbeidsovereenkomsten op te zeggen.
2.4.
Op 23 maart 2022 heeft er wederom een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [partner verzoeker] en [verweerder] . [verzoeker] en [partner verzoeker] hebben toen medegedeeld hun arbeidsovereenkomsten definitief op te willen zeggen.
2.5.
Bij e-mailbericht van 25 maart 2022 om 9.39 uur heeft [verweerder] [verzoeker] en [partner verzoeker] onder meer het volgende bericht:
“n.a.v. jullie mondelinge aankondiging jullie werk op te zeggen mocht een schriftelijke bevestiging per email (zoals jullie toegezegd hebben de volgende dag te versturen) voor mij nog steeds uitblijven.
Derhalve ben ik genoodzaakt bij deze de sleutels van de deur en de druppels van het alarm van het bedrijfspand van [verweerder] (…) per direct terug te vragen, als ook mijn huisdeursleutel van mijn woning (…).
Deze kunnen per direct en persoonlijk overgedragen worden.
Verder verwacht ik jullie schriftelijke opzegging z.s.m. zodat ik niet in het ongewisse blijf, maar duidelijke stappen kan gaan zetten voor [verweerder] .
Ik zal me aan de afspraken op papier gemaakt houden, net zoals jullie je aan die gemaakte afspraken houden. (…)”
2.6.
Bij e-mailbericht van 25 maart 2022 om 11.31 uur heeft [verweerder] [verzoeker] en [partner verzoeker] onder meer het volgende bericht:
“Zonder opgave van reden en zonder arbeid te verrichten is [partner verzoeker][ [partner verzoeker] – toevoeging kantonrechter]
vanmorgen verschenen, en weer vertrokken.
[verzoeker][ [verzoeker] – toevoeging kantonrechter]
, jij stond ook ingeroosterd vandaag zoals altijd, ook van jou heb ik geen opgave van enige reden ontvangen om niet te werken vandaag.
Derhalve zal ik dit aanmerken als werkweigering.
Dan heeft [partner verzoeker] zonder toestemming geld meegenomen waar ik GEEN toestemming voor heb gegeven.
Om dit niet te laten escaleren geef ik jullie vandaag de kans dit terug te brengen (voor 14.00 uur)(…)”
2.7.
Bij e-mailbericht van 25 maart 2022 hebben [verzoeker] en [partner verzoeker] zich vervolgens ziekgemeld daarnaast hebben zij [verweerder] onder meer als volgt bericht:
“Van geld weten wij niks (…).
We weten wel dat we onze uren tot gisteren netjes hebben gewerkt en dat jij vanmorgen hebt gezegd dat je ons daar niet voor gaat betalen.
De sleutel van ons privé en de map [naam bedrijf] willen we graag zsm ruilen tegen jouw sleutels en druppel.
Zodra de map van [naam bedrijf] en onze sleutel hier voor de deur zijn afgeleverd, zonder dat we elkaar zien, zal ik er zorg voor dragen dat jouw sleutels bij jou worden afgegeven. (…)”
2.8.
Bij e-mailbericht van 25 maart 2022 om 14.50 uur heeft [verweerder] [verzoeker] en [partner verzoeker] onder meer als volgt bericht:
“(…) Het gedoe is begonnen toen jullie aankondigden niet langer meer voor mij te willen werken. Ik dacht dat wij daar goede afspraken over gemaakt hadden. Ik erken dat het jullie vrij staat om te vertrekken. Dat hebben jullie gedaan. Nu hebben jullie je allebei ziek gemeld. Dat is niet de oplossing. Duidelijk is dat jullie niet verder kunnen en willen bij mijn onderneming. Ik heb me daar inmiddels bij neergelegd. Dat moeten we regelen. Graag ontvang ik van jullie een voorstel daarvoor.”
2.9.
Bij e-mailbericht van 31 maart 2022 heeft [verzoeker] haar arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 mei 2022.
2.10.
Nadien heeft er nog diverse correspondentie plaatsgevonden tussen (de gemachtigden van) partijen.
2.11.
Op 1e paasdag, zondag 17 april 2022, heeft [verweerder] de map van [naam bedrijf] bij [verzoeker] en [partner verzoeker] afgegeven.
2.12.
Op 17 april 2022 heeft de gemachtigde van [verzoeker] en [partner verzoeker] de gemachtigde van [verweerder] een e-mailbericht gestuurd waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het mondeling gegeven ontslag op staande voet op 17 april 2022 op basis van de zinsnede ”Jullie krijgen ontslag op staande voet”.
2.13.
Bij e-mailbericht van 19 april 2022 heeft [verweerder] [verzoeker] en [partner verzoeker] op staande voet ontslagen. Hij heeft hen daarbij onder meer als volgt bericht:
“Onlangs is er geld gestolen uit mijn koffer. Het ging om een fors bedrag. Deze koffer stond op het werk. Bijna niemand wist dat ik het kasgeld in die actekoffer bewaar. Dat waren behalve ikzelf, jullie tweeën. Ik verdacht aanvankelijk [partner verzoeker][ [partner verzoeker] – toevoeging kantonrechter]
én [verzoeker][ [verzoeker] – toevoeging kantonrechter]
van de diefstal. Dat heb ik ook geschreven per mail op 25 maart 2022, en per direct gevraagd om teruggave van dat geld, waarop [partner verzoeker]en[verzoeker] dezelfde dag schreven: “Van geld weten wij niks”. Omdat ik geen bewijs van de diefstal had, kon ik daar geen consequenties aan verbinden.
[partner verzoeker]en[verzoeker] hebben op 12 april 2022 geschreven (…) dat [partner verzoeker] zich het geld uit mijn koffer, buiten mijn medeweten, heeft toegeëigend. Ik moet er van uit gaan dat ook [verzoeker] daarvan in ieder geval geweten heeft.
Ik ontsla jullie daarom op staande voet.
Mocht dit ontslag op staande voet geen stand houden bij de rechter, dan ontsla ik jullie op staande voet wegens het tegen mij uitoefenen van geweld. Jullie hebben mij op 17 april 2022 meerdere malen mishandeld en bedreigd. Jullie hebben mij 25 maart 2022 schriftelijk gevraagd de map/ordner van jullie bedrijf en de sleutel van jullie huis terug te geven (…).
Ik heb op 17 april 2022 aangebeld en voor de camera van de deurbel de ordner getoond. Daarna zette ik deze voor de deur en wilde ik weglopen, waarop [partner verzoeker] de deur geopend heeft. Ik overhandig alsnog de map persoonlijk, [partner verzoeker] zegt: “Dank je” en ik zeg: “Afgegeven bij deze” en loop direct weg en zeg terwijl ik wegloop: “Succes maat” waarop [partner verzoeker] roept: “Ga je het normaal houden?” waarop ik weer omdraai en reageer. [partner verzoeker] valt mij daarna vrijwel meteen aan. Ik probeer nog weg te komen waarbij hij mij van achteren voorover op de grond werkt, en ik al schreeuw: “Aahw, mijn nek…” [verzoeker] heeft dat alles ook met haar telefoon opgenomen. Ik wist uiteindelijk in mijn auto te komen waarbij [partner verzoeker] de deur zo hard dichtgooit dat de spiegel ontzet is. [partner verzoeker] heeft toen weer geprobeerd om mij te slaan en te stompen. Hij zei dat ik uit de auto moest komen en dat we het op straat moesten uitvechten. Ik geef aan dat ik hartpatiënt ben en dat natuurlijk nooit ga winnen…
[verzoeker] stond daarbij te lachen. (…)”
2.14.
De gemachtigde van [verzoeker] en [partner verzoeker] heeft bij e-mailbericht van 19 april 2022 bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding [verweerder] te veroordelen tot betaling aan haar van het salaris van € 2.097,25 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 maart 2022 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd;
b. bij wijze van voorlopige voorziening [verweerder] te veroordelen tot betaling van het volledige vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel
7:625 BW;
c. bij wijze van voorlopige voorziening [verweerder] te veroordelen om deugdelijke bruto/netto specificaties en een eindafrekening te overhandigen zoals in artikel
7:626 BW, op straffe van een dwangsom ter hoogte van 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
d. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding aan haar van
€ 10.000,00 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
e. aan haar een transitievergoeding toe te kennen van € 3.905,13 bruto;
f. aan haar een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen van
€ 968,49 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
g. [verweerder] te veroordelen tot betaling van haar salaris met toebehoren vanaf 1 maart 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
h. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen;
i. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de gemaakte advocaatkosten van minimaal € 5.000,00, dan wel een door de kantonrechter te bepalen (schade)vergoeding;
j. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan haar van de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van volledige betaling;
k. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat [verweerder] haar ten onrechte op
17 april 2022 op staande voet heeft ontslagen. Van een dringende reden voor het ontslag op staande voet was geen sprake. [verzoeker] berust echter in het ontslag en maakt aanspraak op een billijke vergoeding, een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en loon met nevenvorderingen.
3.3.
[verweerder] betwist dat [verzoeker] ten onrechte op staande voet is ontslagen. Volgens hem was er wel degelijk sprake van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Dit ontslag op staande voet is op 19 april 2022, en niet op 17 april 2022, met vermelding van de dringende redenen gegeven. [verzoeker] kan dan ook geen aanspraak maken op enige vergoeding. [verweerder] verzoekt de kantonrechter op grond van artikel 22 Rv [verzoeker] op te dragen de integrale video-opname van 17 april 2022 in het geding te brengen. Verder beroept [verweerder] zich, voor zover hij een bedrag zou moeten betalen, op verrekening van dit bedrag met de gefixeerde schadevergoeding en met de vordering die hij op [verzoeker] heeft wegens diefstal dan wel verduistering van € 9.775,00. Ten slotte verzoekt [verweerder] om [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
Op het verweer van [verweerder] wordt hierna, waar nodig voor de behandeling van de zaak, nader ingegaan.

4.Het tegenverzoek en het verweer

4.1.
[verweerder] verzoekt de kantonrechter:
a. de gefixeerde schadevergoeding die [verzoeker] verschuldigd is vast te stellen op € 769,00 bruto;
b. toe te staan dat [verweerder] het loon over de periode 1 maart 2022 tot en met
19 april 2022 verrekend met de gefixeerde schadevergoeding en met de vordering die [verweerder] heeft op [verzoeker] wegens diefstal dan wel verduistering van € 9.775,00;
c. [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[verweerder] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat [verzoeker] hem een dringende regen heeft gegeven om haar op staande voet te ontslaan en dat zij hem daarom op grond van artikel 7:672 BW een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is ter hoogte van het loon over de periode van 19 april 2022 tot 1 mei 2022, zijnde € 769,00 bruto. Daarnaast hebben [verzoeker] en [partner verzoeker] een bedrag aan geld gestolen van [verweerder] ter hoogte van € 9.775,00. [verweerder] beroept zich op verrekening van het aan [verzoeker] verschuldigde loon over de periode 1 maart 2022 tot en met 19 april 2022 met deze vorderingen.
4.3.
[verzoeker] betwist dat zij een dringende reden heeft gegeven om haar op staande voet te ontslaan en aldus de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is. Zij betwist voorts dat sprake is van diefstal danwel verduistering danwel mishandeling en stelt dat [verweerder] geen beroep kan doen op verrekening van haar vorderingen met enig bedrag.

5.De beoordeling van het verzoek en het tegenverzoek

Ontslag op staande voet
5.1.
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of [verweerder] [verzoeker] op 17 april 2022 of op 19 april 2022 op staande voet heeft ontslagen.
Volgens [verzoeker] heeft [verweerder] haar op 17 april 2022 mondeling bericht dat zij op staande voet was ontslagen. Dit wordt door [verweerder] betwist. Met de woorden “jullie krijgen ontslag op staande voet” heeft hij willen waarschuwen voor het mogelijke ontslag op staande voet dat eraan zat te komen. De kantonrechter is van oordeel dat uit deze woorden, mede gelet op de omstandigheid dat niet in debat is dat zich op 17 april 2022 een voor alle betrokkenen roerig incident heeft voorgedaan, niet valt op te maken dat het ontslag op staande voet op dat moment is gegeven. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat het ontslag op staande voet eerst bij de ontslagbrief van 19 april 2022 is gegeven.
5.2.
Vervolgens is de vraag aan de orde of het door [verweerder] op 19 april 2022 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
5.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen op grond van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer beschouwd, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
De kantonrechter dient bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang in aanmerking te nemen. Daarbij dient de aard en de ernst van de dringende reden afgewogen te worden tegen de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
5.4.
De toetsing of het ontslag al dan niet terecht is gegeven kan in beginsel alleen plaatsvinden op basis van hetgeen feitelijk aan de werknemer is meegedeeld en niet op basis van later aangevoerde feiten of omstandigheden. Verder dient de opzegging onverwijld na het ontdekken van de als dringende reden te beschouwen handeling plaats te vinden, onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden. Daarbij fixeert de medegedeelde reden in beginsel de ontslagreden. Er kan sprake zijn van een geldig ontslag op staande voet als van de aangevoerde dringende reden slechts een gedeelte komt vast te staan, maar dan moet het vaststaande gedeelte op zichzelf beschouwd een dringende reden zijn en moet de werkgever hebben gesteld en moet ook aannemelijk zijn dat hij de werknemer ook uitsluitend om die reden op staande voet zou hebben ontslagen en moet dit laatste voor de werknemer in het licht van de gehele inhoud van de aanzegging en de overige omstandigheden van het geval duidelijk zijn geweest.
5.5.
[verweerder] heeft [verzoeker] bij brief van 19 april 2022 medegedeeld dat zij op staande voet ontslagen is omdat zij, zo maakt de kantonrechter uit de brief van 19 april 2022 van [verweerder] op, zonder toestemming contant geld van [verweerder] heeft meegenomen, althans ervan heeft geweten dat [partner verzoeker] dat heeft gedaan, dan wel op 17 april 2022 een incident tussen [verweerder] en [partner verzoeker] heeft gefilmd en daarbij stond te lachen (r.o. 2.12.).
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt.
[verweerder] verwijt [verzoeker] in de eerste plaats dat zij zonder toestemming contant geld van [verweerder] heeft meegenomen, althans ervan heeft geweten dat [partner verzoeker] dat heeft gedaan. [partner verzoeker] heeft tegenover [verweerder] erkend dat hij een bedrag van € 2.550,00 cash zonder toestemming heeft meegenomen uit het kantoor van [verweerder] . Dat [verzoeker] geld heeft weggenomen of daarbij betrokken is geweest of daarbij betrokken is geweest, blijkt nergens uit. Dat zij daarvan achteraf, door [partner verzoeker] op de hoogte is gesteld maakt dat niet anders. Die wetenschap levert geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet van [verzoeker] . Ook het feit dat in een e-mailbericht van 25 maart 2022 namens [partner verzoeker] en [verzoeker] staat
“Van geld weten wij niks (…)maakt niet dat sprake is van de door [verweerder] aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde dringende reden.
Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] zich niet schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [verweerder] . Het feit dat onweersproken is dat [verzoeker] de gebeurtenissen tussen [verweerder] en [partner verzoeker] op 19 april 2022 heeft gefilmd en mogelijk heeft gelachen, levert evenmin een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Aldus komt niet vast te staan dat sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet en is dit ontslag ten onrechte gegeven.
5.7.
[verweerder] heeft verzocht om [verzoeker] op te dragen de door haar gemaakte video-opname van 17 april 2022 in het geding te brengen. Ter zitting is toegelicht dat dit verzoek is gedaan ter onderbouwing van de aangevoerde dringende reden terzake de mishandeling door [partner verzoeker] . Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen is geen sprake van mishandeling door [verzoeker] zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
De kantonrechter verwijst terzake dit verzoek tevens naar de procedure die door [partner verzoeker] tegen [verweerder] is aangespannen (zaaknummer 9936066 \ HA VERZ 22-35) en waarin vandaag eveneens een beschikking is gewezen. Nu in die procedure niet wordt toegekomen aan de vraag of bedoelde mishandeling heeft plaatsgevonden, zal het verzoek in onderhavige zaak ook om die reden worden afgewezen.
Berusting
5.8.
[verzoeker] berust in het ontslag op staande voet, maar verzoekt betaling van loon, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Loon
5.9.
[verzoeker] verzoekt betaling van het niet genoten loon over de periode 1 maart 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de arbeidsovereenkomst op 19 april 2022 geëindigd. [verweerder] erkent dat hij aan [verzoeker] nog het loon verschuldigd is over de periode 1 maart 2022 tot en met 19 april 2022, maar beroept zich op verrekening met de aan hem toekomende gefixeerde schadevergoeding en met zijn vordering op [verzoeker] wegens de verduistering dan wel diefstal van contant geld.
5.10.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 5.6. is overwogen is geen sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Daarom kan [verweerder] ook geen aanspraak maken op de gefixeerde schadevergoeding. Gesteld noch gebleken is verder op welke grond [verweerder] aanspraak meent te kunnen maken op terugbetaling door [verzoeker] van het door [partner verzoeker] meegenomen bedrag, zodat niet vast komt te staan dat [verweerder] in dit verband een vordering op [verzoeker] heeft.
Het beroep op verrekening gaat aldus niet op.
5.11.
Het loon wordt toegewezen over de periode 1 maart 2022 tot en met 19 april 2022, zijnde een bedrag van (€ 2.097,25 + (19/30 x € 2.097,25 =) € ‭1.328,26 =) € ‭3.425,51 bruto. Dit geldt eveneens voor het vakantiegeld, waarvan onbetwist vast staat dat dit maandelijks werd uitbetaald, van (8% van € 3.425,51 =) € ‭274,04 bruto. De niet betwiste wettelijke verhoging en wettelijke rente worden eveneens toegewezen.‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
5.12.
Het verzoek tot betaling van opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen wordt afgewezen. [verweerder] heeft immers onbetwist gesteld dat het verlof maandelijks wordt uitbetaald, terwijl het verzoek ook op geen enkele wijze is onderbouwd.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
5.13.
Nu [verweerder] ten onrechte het ontslag op staande voet heeft gegeven, is hij per
19 april 2022 de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, zijnde het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, te weten tot 1 mei 2022, zijnde de datum waartegen [verzoeker] haar arbeidsovereenkomst reeds had opgezegd, aan [verzoeker] verschuldigd. Onbetwist staat vast dat de gefixeerde schadevergoeding, uitgaande van de datum van 19 april 2022, € 769,00 bruto bedraagt, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegekend vanaf 19 april 2022. Het verzoek om toekenning van de wettelijke verhoging wordt afgewezen nu bedoelde vergoeding geen loon betreft.
Transitievergoeding
5.14.
Nu [verweerder] ten onrechte het ontslag op staande voet heeft gegeven, is zij de transitievergoeding aan [verzoeker] verschuldigd. [verzoeker] verzoekt om de toekenning van een transitievergoeding van € 3.905,13 bruto. [verweerder] heeft hiertegen ingebracht dat geen transitievergoeding verschuldigd is nu de gedragingen van [verzoeker] ernstig verwijtbaar zijn. Gelet op het hiervoor overwogene, gaat dit standpunt niet op. [verweerder] betwist voorts de hoogte van de gevorderde transitievergoeding, nu bij de berekening hiervan ten onrechte is uitgegaan van 1 oktober 2016 als datum indiensttreding. Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat [verzoeker] , voordat zij bij [verweerder] in dienst trad, als zzp-er werkzaamheden voor [verweerder] heeft verricht, maken de in dat kader verrichte werkzaamheden (die door [verzoeker] niet nader zijn onderbouwd) geen deel uit van de periode waarover de transitievergoeding wordt berekend. De transitievergoeding over de periode 1 juli 1975 tot 19 april 2022 bedraagt € 605,65 bruto, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegewezen vanaf 20 mei 2022. Het verzoek om toekenning van de wettelijke verhoging wordt afgewezen nu bedoelde vergoeding geen loon betreft.
Billijke vergoeding
5.15.
Nu [verweerder] de voor een rechtsgeldig ontslag gegeven voorschriften niet heeft nageleefd, heeft [verzoeker] uit dien hoofde aanspraak op een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 aanhef en onder a BW.
Met betrekking tot de vraag hoe de omvang van een billijke vergoeding berekend moet worden, heeft de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking (ECLI:NL:HR:2017:1187) een aantal gezichtspunten gegeven. Tegen die achtergrond wordt als volgt overwogen.
5.16.
Blijkens voormelde beschikking van de Hoge Raad kan bij het vaststellen van de omvang van de billijke vergoeding onder meer worden gelet op hetgeen de werknemer nog aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Het zal daarbij van de omstandigheden van het geval afhangen welke verdere duur van de arbeidsovereenkomst daarbij in acht moet worden genomen. Daarbij is mede van belang of de werkgever de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze had kunnen beëindigen en op welke termijn dit had mogen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd.
Of en in hoeverre rekening wordt gehouden met het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoort de mate waarin de werkgever van het einde van het dienstverband een verwijt kan worden gemaakt. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding dient bovendien de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding en/of vergoeding wegens onregelmatige opzegging te worden betrokken.
5.17.
Uitgangspunt is dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door
[verzoeker] op staande voet te ontslaan, zonder dat daar een geldige dringende reden aan ten grondslag lag. Daar staat tegenover dat [verzoeker] haar arbeidsovereenkomst reeds had opgezegd per 1 mei 2022 en dat [verzoeker] in dat geval evenmin aanspraak kon maken op een WW-uitkering en ook niet op betaling van de transitievergoeding.
[verzoeker] heeft haar verzoek tot een billijke vergoeding verder onderbouwd door te stellen dat [verweerder] de situatie heeft geëscaleerd, het loon over de periode van ruim anderhalve maand voorafgaand aan het ontslag op staande voet ten onrechte niet heeft voldaan. heeft aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst en zich onvoldoende heeft ingespannen om de verhoudingen te normaliseren. Deze stellingen worden gepasseerd. Het is immers [verzoeker] geweest die een paar keer heeft aangekondigd haar arbeidsovereenkomst te zullen beëindigen en dit vervolgens ook heeft gedaan. Uit de overgelegde e-mails volgt verder dat [verweerder] heeft aangegeven escalatie te willen voorkomen en (in aanwezigheid van de gemachtigden) te willen praten. De loonvordering zal, vermeerderd met de wettelijke verhoging voorts worden toegewezen. De kantonrechter zal op grond van het voorgaande en vanwege de omstandigheid dat de transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging zullen worden toegekend geen billijke vergoeding toekennen. De gevorderde billijke vergoeding en nevenverzoeken worden daarom afgewezen.
Kosten rechtsbijstand
5.18.
[verzoeker] verzoekt de veroordeling van [verweerder] tot betaling van de kosten van rechtsbijstand die niet zien op de voorbereiding of het voeren van deze procedure van minimaal € 5.000,00.
Nog daargelaten dat uit het in het geding gebrachte urenoverzicht blijkt dat een groot deel van de kosten wel degelijk zien op de voorbereiding of het voeren van deze procedure, heeft het volgende te gelden. De hoogte van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is niet in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Hoewel niet direct van toepassing, geldt dat deze tarieven geacht worden redelijk te zijn. De kantonrechter ziet geen aanleiding om van bedoelde tarieven af te wijken. Op basis van deze tarieven wordt een bedrag van
€ 760,74 inclusief btw toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de datum van het verzoekschrift, zijnde 7 juni 2022. Het verzoek om toekenning van de wettelijke verhoging wordt afgewezen nu bedoelde vergoeding geen loon betreft.
Voorlopige voorziening
5.19.
Nu direct einduitspraak is gedaan, wordt niet toegekomen aan de behandeling van de verzochte voorlopige voorzieningen.
Tegenverzoek
5.20.
Gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 5.10. is overwogen wordt het tegenverzoek afgewezen.
Proceskosten
5.21.
[verweerder] wordt in het verzoek grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter, vanwege de overlap tussen het verweer in het verzoek en het tegenverzoek, aanleiding om de proceskosten in het tegenverzoek te compenseren in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

6.De beslissing

De kantonrechter,
in het verzoek
6.1.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] te betalen het salaris vanaf 1 maart 2022 tot en met 19 april 2022 van € 3.425,51 bruto, alsmede het vakantiegeld over deze periode van € ‭274,04 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over het salaris en het vakantiegeld, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het salaris, het vakantiegeld en de wettelijke verhoging vanaf de datum van opeisbaarheid van de onderliggende bedragen tot aan de dag van volledige betaling;‬‬‬‬‬‬‬‬
6.2.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] te betalen de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 769,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 april 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] te betalen de transitievergoeding van
€ 605,65 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 mei 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 760,74 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juni 2022;
6.5.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 693,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
6.6.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
in het tegenverzoek
6.8.
wijst het verzochte af;
6.9.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.