ECLI:NL:RBGEL:2022:3606

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
05-161891-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld tot taakstraf wegens verstrekken van harddrugs

Op 4 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die als militair was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben en verstrekken van cocaïne. De tenlastelegging betrof feiten die zich hebben voorgedaan tussen 12 januari 2018 en 14 oktober 2019 in verschillende Nederlandse steden, waaronder Enschede en Groningen. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.G. ten Have. De zaak kwam voort uit een onderzoek van de Koninklijke Marechaussee naar het voorhanden hebben van cocaïne door de verdachte en medeverdachten, die ook militairen waren. Tijdens het onderzoek zijn belastende verklaringen van medeverdachten en WhatsApp-berichten van de verdachte gebruikt als bewijs. De militaire kamer oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachten betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uren, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het tijdsverloop in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/161891-20
Datum uitspraak : 4 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. W.G. ten Have, advocaat in Winschoten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 mei 2022 en 20 juni 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2018 tot en met 14 oktober 2019 te Enschede en/of Ermelo en/of Groningen en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2018 tot en met 14 oktober 2019 te Enschede en/of Ermelo en/of Groningen en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 19 juli 2019 zijn twee verdachten door de politie in Meppel aangehouden op grond van de verdenking van het voorhanden hebben van cocaïne. Aangezien zij beiden militair bleken te zijn, nam de Koninklijke Marechaussee (hierna KMar) het onderzoek over. Hierop is er een onderzoek ingesteld naar de gegevens op de inbeslaggenomen mobiele telefoons van beide medeverdachten. Naar aanleiding van de resultaten hiervan is een breder onderzoek opgestart, waarbij meerdere militairen, waaronder verdachte, in beeld kwamen voor het voorhanden hebben dan wel verstrekken van harddrugs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat op basis van de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden, geen bewezenverklaring ten aanzien van het aanwezig hebben dan wel verstrekken van cocaïne kan volgen.
Beoordeling door de militaire kamer
In het dossier bevinden zich de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij hebben beiden (belastende) verklaringen afgelegd over zichzelf en meerdere medeverdachten. De militaire kamer is van oordeel dat deze verklaringen betrouwbaar zijn en als uitgangspunt kunnen gelden in het onderzoek. De verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden namelijk in hoge mate en op essentiële punten ondersteund door de WhatsAppgesprekken en andere verklaringen die zich in het dossier bevinden. Ook is niet gebleken van andere omstandigheden die deze verklaringen onbetrouwbaar zouden maken. Gelet hierop zal de militaire kamer in de bewijsoverweging uitgaan van de juistheid van deze verklaringen.
Verbalisant [verbalisant] merkt in het dossier op dat hem ambtshalve bekend is dat een wikkel met daarin cocaïne verhandeld wordt voor 50 euro per wikkel en dat 1 gram cocaïne 50 euro kost. Cocaine wordt ook wel ‘sos’ of ‘snats’ genoemd. Een wikkel cocaïne wordt ook wel een envelopje genoemd en cocaïne wordt gesnoven, nadat er al dan niet een lijntje van is gemaakt. [2]
Medeverdachte [medeverdachte 1] is tijdens zijn verhoor bij de KMar geconfronteerd met een WhatsAppbericht van verdachte van 12 januari 2018, waarin hij [medeverdachte 1] vraagt om 100 euro naar hem over te maken. [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat hij 100 euro aan verdachte moest overmaken omdat verdachte cocaïne had geregeld voor hem. Zij gebruikten samen cocaïne wanneer zij op stap waren. Het halen van de cocaïne ging vice versa, de ene keer haalde de één en de andere keer de ander. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in het verleden cocaïne heeft gebruikt in verschillende samenstellingen en met meerdere medeverdachten, waaronder verdachte. [4] Tijdens het stappen in Leeuwarden en Groningen gebruikten zij samen cocaïne, onder andere in de nacht van 25 op 26 januari 2018. Als zij vanuit de compagnie gingen stappen, dan was het gebruikelijk om cocaïne te gebruiken. Volgens [medeverdachte 2] is dit zeker 4 of 5 keer gebeurd. Ook is er vaker op de kazerne cocaïne gebruikt na compagniesfeesten. Verder heeft medeverdachte [medeverdachte 1] persoonlijk aan [medeverdachte 2] verteld dat hij wel eens cocaïne heeft gekregen van verdachte om te proberen. [5]
In het dossier bevinden zich voorts WhatsAppgesprekken tussen verdachte en anderen. Hierin zijn verschillende gesprekken terug te vinden die over drugs lijken te gaan. Zo stuurde verdachte op 4 oktober 2019 aan ene [naam] een emoticon van een envelopje met daaronder het bericht het bericht “I feel like Pablo”, waar op wordt gereageerd met onder andere “Juan snuifbird”. [6] Op 12 januari 2018 stuurde verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] een foto van een pasje met daarop een lijn van witte poeder, en daarna het bericht “Sector leeg sergeant”. [7] Verdachte heeft hierover verklaard dat dit een grap was en dat het om poedersuiker ging. [8] Deze verklaring acht de militaire kamer gelet op de overige bewijsmiddelen volstrekt ongeloofwaardig. Op 14 juni 2018 stuurde verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 2] “kom nu” en “ik moet sos”. [9]
Gelet op het bovenstaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 12 januari 2018 tot en met 14 oktober 2019 meermalen cocaïne voorhanden heeft gehad en verstrekt heeft te Enschede, Ermelo, Groningen en Leeuwarden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 12 januari 2018 tot en met 14 oktober 2019 te Enschede en
/ofErmelo en
/ofGroningen en
/ofLeeuwarden
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meermalen
, althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk geval
(telkens
)opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het moment dat verdachte in verzekering is gesteld en het onderzoek ter terechtzitting en met het feit dat verdachte is ontslagen bij Defensie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de militaire kamer rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn ontslag, het blanco strafblad en het schenden van de redelijke termijn in deze zaak.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft over een langere periode niet alleen harddrugs voorhanden gehad, maar deze bovendien verstrekt aan collega-militairen. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade zorgen en de handel daarvan gaat vaak direct of indirect gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte was ten tijde van het plegen van deze feiten in dienst bij de Koninklijke Landmacht en was instructeur, in de rang van Korporaal, bij de VEVA-opleiding. Verdachte had daarom een voorbeeldfunctie en had hij drugsgebruik onder militairen vanwege zijn rang en functie juist tegen moeten gaan. Verdachte was daarnaast op de hoogte van het zerotolerancebeleid dat binnen Defensie geldt ten aanzien van drugs, maar heeft zich hier niets van aangetrokken. Met zijn handelen heeft verdachte het imago van zowel de Koninklijke Landmacht als van Defensie als geheel schade toegebracht.
De militaire kamer heeft bij de strafoplegging anderzijds rekening gehouden met het feit dat verdachte een blanco documentatie heeft. Ook is hij ontslagen wegens wangedrag en was er sprake van het preventief hechten van verdachte, wat in beide gevallen voor verdachte voelde alsof hij al gestraft is. Verder is er veel tijd verstreken tussen deze inverzekeringstelling en het onderzoek ter terechtzitting, waardoor de redelijke termijn in het geding is. Hier is door de officier van justitie in de strafeis al rekening mee gehouden, maar toch komt de militaire kamer tot een andere afdoening. De militaire kamer is namelijk van oordeel dat dealerindicaties ontbreken. De medeverdachten verstrekten de drugs binnen een vriendengroep of groep van collega’s aan elkaar, er werd geen winst op gemaakt en het verstrekken was van een te sporadische aard om van daadwerkelijk dealen te kunnen spreken. De militaire kamer acht gezien voorgaande een forse taakstraf passend en geboden. De periode dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht, zal van deze taakstraf worden afgetrokken.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafvan
100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter) en mr. Y. van Wezel, rechters en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Taekema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Drenthe IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 00226.1145.4419, gesloten op 26 januari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 010.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , p. 38.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , p. 758.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , p. 777-778.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 966.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, met bijlagen, p. 1016.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, met bijlagen, p. 1010-1011.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, met bijlagen, p. 1028.