ECLI:NL:RBGEL:2022:3907

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
C/05/376332 / HA ZA 20-516
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.R. van Heemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens onrechtmatige executie van bitcoinminers en schadebegroting

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers, waaronder I-Telligent B.V., en gedaagden, waaronder Stichting Nijverheidsweg. De zaak betreft een schadevergoeding als gevolg van de onrechtmatige executie van bitcoinminers. Eisers vorderen schadevergoeding voor de in beslag genomen apparatuur en de gederfde inkomsten uit bitcoins die niet konden worden gemined door de inbeslagname. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade van de in beslag genomen apparatuur moet worden begroot op basis van de dagwaarde, waarbij een afschrijving van 20% is toegepast. De rechtbank oordeelt dat de schade moet worden vastgesteld op € 179.840,65, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is een vordering tot schadevergoeding voor gederfde bitcoins toegewezen, maar de rechtbank heeft de vordering tot een voorschot op die schade afgewezen. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en Stichting Nijverheidsweg veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak om schadevergoeding te berekenen op basis van de waarde in het economisch verkeer en de omstandigheden van het geval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/376332 / HA ZA 20-516
Vonnis van 3 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiser sub a] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I-TELLIGENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisers,
advocaat mr. R.A. van Rooijen te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING NIJVERHEIDSWEG 17,
gevestigd te Andelst, gemeente Overbetuwe,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIN II B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
3.
MR. J.A. JANSEN VAN GELLICUM
in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van wijlen de heer [natuurlijk persoon] ,
kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. P.C.M. Ouwens te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser sub a] , I-Telligent, Stichting Nijverheidsweg, WIN II en [natuurlijk persoon] genoemd. [eiser sub a] en I-Telligent worden hierna gezamenlijk genoemd: [eisende partij] (in mannelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 oktober 2021
  • de akte van gedaagden van 24 november 2021
  • de akte van eisers van 19 januari 2022
  • de akte van gedaagden van 16 februari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 27 oktober 2021 (verder “het tussenvonnis”) heeft de rechtbank Stichting Nijverheidsweg gelegenheid gegeven zich bij akte uit te laten over de door [eisende partij] na eisvermeerdering gevorderde schade. Deze schade bestaat volgens [eisende partij] uit de volgende twee schadeposten:
een vergoeding voor de dagwaarde van de goederen die door Stichting Nijverheidsweg ten onrechte zijn geveild; en
een vergoeding voor de bitcoins die [eisende partij] niet heeft kunnen minen door de inbeslagname en verkoop van de goederen.
Ad i. de dagwaarde van de goederen
2.2.
[eisende partij] heeft de schade als gevolg van het verlies van de in beslag genomen goederen op de hiernavolgende wijze begroot. In totaal zijn er 35 voedingen (inkoopprijs € 8.552,45), 22 miners (inkoopprijs € 214.191,51) en diverse kabels en accessoires (inkoopprijs € 2.057,20) in beslag genomen en op 19 augustus 2015 verkocht. Ten aanzien van de miners, hanteert [eisende partij] een dagwaarde van 80% van de inkoopwaarde, hetgeen neerkomt op € 171,353,21. De dagwaarde is bepaald door op de aankoopprijs een afschrijving van 20% toe te passen, uitgaande van de ouderdom van één jaar.
2.3.
Stichting Nijverheidsweg betoogt dat de schade moet worden vastgesteld, niet op grond van de dagwaarde, maar op basis van de waarde in het economisch verkeer. Volgens Stichting Nijverheidsweg kan die waarde in het economisch verkeer worden begroot op het bedrag dat de goederen in de openbare pandveiling hebben opgebracht, te weten € 12.700,00.
2.4.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding geldt dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven, waaruit volgt dat de schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval (HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:208 (Donata/New India Assurance)). Wanneer door een onrechtmatige daad een zaak geheel en al verloren gaat voor de rechthebbende, lijdt deze door dit verlies een nadeel in zijn vermogen gelijk aan de waarde van de zaak. De waarde moet in het geval sprake is van zaken zonder eigen, individueel bepaalde kenmerken, van een soort waarvoor een voor het publiek toegankelijke markt bestaat, worden gesteld op de waarde in het economische verkeer van de zaak ten tijde van het verlies, ook wel aangeduid als marktwaarde (HR 12 april 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0206 (Unico/Harteman Vastgoed)). Ten aanzien van de vraag op welke wijze de waarde in het economisch verkeer, oftewel de marktwaarde, moet worden vastgesteld, komt de rechtbank een grote mate van vrijheid toekomt en is hij niet (strikt) gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijslast.
2.5.
De rechtbank zoekt in dit verband aansluiting bij de betekenis van “waarde in het economisch verkeer” zoals die wordt gehanteerd in de jurisprudentie van de belastingkamer van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld HR 10 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2825 en in het bijzonder de conclusie van de AG bij dat arrest, ECLI:NL:PHR:2017:927). In die jurisprudentie wordt de waarde in het economisch verkeer aangeduid als de waarde die ook anderen aan het desbetreffende vermogensbestanddeel zouden toekennen, waarbij rekening moet worden gehouden met alle van belang zijnde economische factoren. Voor zaken waarvoor een markt bestaat, zal de voor de vergoeding in aanmerking te nemen waarde samenvallen met de verkoopwaarde. Die verkoopwaarde is dan de prijs die bij aanbieding door een bereidwillige verkoper, op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde zou zijn besteed.
2.6.
Deze uitgangspunten brengen mee dat, anders dan Stichting Nijverheidsweg stelt, de markwaarde van de apparatuur niet kan worden vastgesteld op het bedrag die het op de executieveiling heeft opgebracht. Daarbij is immers sprake van een gedwongen verkoop en dus niet van een bereidwillige verkoper. Door [eisende partij] is bovendien gesteld dat de veiling kleinschalig was en dat er weinig ruchtbaarheid aan is gegeven. Zo heeft de heer [gedupeerde klant] , ook een van de gedupeerde klanten van Minersworld, pas op 18 augustus 2015 bericht gekregen van de veiling die de dag erna zou plaatsvinden. Dit is allemaal niet door Stichting Nijverheidsweg weersproken. Van een verkoop “op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding” is dan ook geen sprake geweest.
2.7.
In het onderhavige geval gaat het om computerapparatuur die gewoon op de markt verkrijgbaar is. De prijs waarvoor deze apparatuur in nieuwstaat wordt verkocht, mag worden aangenomen tot stand te zijn gekomen overeenkomstig de gewone economische wetten van vraag en aanbod, zodat die prijs een goed uitgangspunt vormt om de waarde in het economisch verkeer van de betreffende goederen te bepalen.
2.8.
Een volgende economische omstandigheid waarmee rekening moet worden gehouden is dat de goederen op het moment van de executieveiling al enige tijd door [eisende partij] waren gebruikt. Zij waren dus niet meer nieuw en aangenomen mag worden dat de waarde in het economisch verkeer van die goederen als gevolg daarvan is gedaald. Daarover zijn partijen het eens, echter zij verschillen van mening ten aanzien van de mate waarin die waarde is gedaald.
2.9.
[eisende partij] zoekt ten aanzien van de miners aansluiting bij de lineaire afschrijvingsmethode over een periode van 5 jaar, zoals die door de belastingdienst wordt voorgeschreven om de boekwaarde van computerapparatuur te bepalen. Ook verzekeraars gebruiken deze methode om de dagwaarde van computerapparatuur te bepalen, om een schadeclaim bij verlies te begroten, aldus [eisende partij] . Met betrekking tot de overige apparatuur stelt [eisende partij] dat deze waardevast is en dat de prijs na 1 jaar hetzelfde is als de nieuwprijs.
2.10.
Stichting Nijverheidsweg betoogt op haar beurt dat de waarde van elektronische apparatuur “héél snel afneemt zodra het uit de verpakking wordt gehaald en in gebruik wordt genomen”. Dat komt volgens Stichting Nijverheidsweg mede door het feit dat de rekenkracht van dit soort apparatuur ieder jaar met de lancering van nieuwe modellen verbetert, zodat de apparatuur van een jaar geleden reeds daarom in waarde is gedaald. Stichting Nijverheidsweg illustreert dit met een rekenvoorbeeld dat is gebaseerd op een door haar als Productie 13 overgelegde serie berichten op een Bitcoin forum waarin een zogenaamde “cube” op 29 juli 2015 wordt aangeboden tegen een prijs van 0,62 Bitcoin. Elk van de 22 miners van [eisende partij] bestond uit 5 “cubes” en een “controller board”. De conclusie is volgens Stichting Nijverheidsweg dat de 110 cubes van [eisende partij] op 19 juli 2015 een marktwaarde zouden hebben van in totaal 68,2 Bitcoins, oftewel € 17.988,73 (berekend naar de koers van die datum).
2.11.
De rechtbank zal eerst ingaan op het door Stichting Nijverheidsweg gegeven rekenvoorbeeld. Productie 13 van gedaagde bestaat uit 10 bladzijden waarop (onder meer) berichten staan die betrekking hebben op de verkoop van bitcoin mining apparatuur. Stichting Nijverheidsweg heeft in haar toelichting niet aangegeven naar welk bericht de rechtbank moet kijken. De rechtbank gaat er echter vanuit dat zij doelt op de volgende zinsnede op de tweede pagina van de voornoemde productie:

0,62₿ 1 Neptune Cube with a November Jupiter controller boardsold”
De rechtbank gaat er vanuit dat dit het product is waar Stichting Nijverheidsweg op doelt, aangezien dit het enige product is dat voor 0,62 bitcoins wordt aangeboden.
2.12.
Stichting Nijverheidsweg laat echter na te onderbouwen waarom dit product vergelijkbaar is met de miners van [eisende partij] . [eisende partij] heeft ook betwist dat het een vergelijkbare miner is. Aangezien Stichting Nijverheidsweg niets heeft gesteld met betrekking tot de specificaties, de kwaliteit en de ouderdom van dit product, en daarover ook niets blijkt uit haar productie 13, is niet aannemelijk geworden dat het hier om een vergelijkbaar product gaat aan de hand waarvan de marktwaarde van de miners van [eisende partij] kan worden begroot.
2.13.
Anders dan te betogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat elektronica veel waarde verliezen wanneer ze uit de verpakking worden gehaald, heeft Stichting Nijverheidsweg geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die haar standpunt onderbouwen dat de waardedaling van de miners groter is dan de door [eisende partij] voorgestane 20%.
2.14.
De rechtbank is daarom van oordeel dat, bij gebreke aan concrete marktgegevens met betrekking tot de prijzen van tweedehands miners van hetzelfde type, de door [eisende partij] voorgestane wijze om de schade te schatten een reële manier is om de marktwaarde vast te stellen. Daarbij is van belang dat, zoals door [eisende partij] is gesteld en door Stichting Nijverheidsweg niet is weersproken, ook verzekeraars deze methode hanteren. De rechtbank acht het aannemelijk dat verzekeraars deze methode hanteren met het doel de daadwerkelijk door de verzekerde geleden schade te bepalen.
2.15.
De rechtbank zal daarom deze benadering als uitgangspunt nemen, met dien verstande dat [eisende partij] onvoldoende heeft onderbouwd, in het licht van het verweer zijdens Stichting Nijverheidsweg, dat er bij de randapparatuur geen waardevermindering heeft plaatsgevonden. De rechtbank schat de schade derhalve op 80% van de koopprijs die [eisende partij] daarvoor heeft betaald, welke koopprijs overigens niet door Stichting Nijverheidsweg is betwist.
2.16.
Voor zover Stichting Nijverheidsweg in haar antwoordakte van 16 februari 2022 heeft willen betogen dat het in de dagvaarding opgenomen aankoopbedrag voor de miners in totaal geen EUR 214.191,15 maar USD 214.191,15 bedroeg, wordt dat verweer gepasseerd. Gedaagde reageert hiermee op stellingen en producties die onderdeel uitmaakten van de dagvaarding, althans de akte vermeerdering van eis van 16 maart 2021 en had dit verweer dus kunnen voeren bij conclusie van antwoord, ter zitting, dan wel in haar akte uitlating van 24 november 2021. Door dit standpunt pas in haar antwoordakte van 16 februari 2022 in te nemen, kan eiseres daar niet meer op reageren, hetgeen in strijd is met de goede procesorde.
2.17.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat de schade die [eisende partij] heeft geleden als gevolg van het verlies van de aan haar toebehorende miners en randapparatuur moet worden begroot op (€ 214.191,15 + € 8.552,46 + € 2.057,20) x 80% = € 179.840,65. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Aangezien de rechtbank deze schade kan begroten, is in met betrekking tot deze schadepost een schadestaatprocedure niet nodig.
Ad ii. Gederfde inkomsten
2.18.
[eisende partij] vordert schadevergoeding, nader op te maken bij staat, alsmede een voorschot op die schade, voor de bitcoins die [eisende partij] niet heeft kunnen minen door de inbeslagname en verkoop van de goederen en een voorschot op die schadevergoeding. Zij stelt in dit verband dat de miners gedurende een levensduur van 5 jaar, 843,74 Bitcoins zouden hebben gegenereerd.
2.19.
Stichting Nijverheidsweg heeft betoogd dat de schade die is geleden als gevolg van de gederfde winst niet aan haar kan worden toegerekend, althans dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW, nu [eisende partij] de miners had kunnen vervangen. Bovendien is sprake van zuivere vermogensschade en is de waarde van de Bitcoin zeer onzeker en deze schade dus zeer speculatief, aldus Stichting Nijverheidsweg.
2.20.
Aan een beslissing tot verwijzing naar de schadestaatprocedure worden geen strenge eisen gesteld. Artikel 612 Rv bepaalt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, de schade in het vonnis begroot, voor zover hem dit mogelijk is. Indien begroting in het vonnis niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Voldoende voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure is dat de eiser de mogelijkheid van schade aannemelijk maakt
(HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6246). Aan dat vereiste is naar het oordeel van de rechtbank voldaan.
2.21.
Hoewel het verweer van Stichting Nijverheidsweg relevant kan zijn in verband met de hoogte van de aan [eisende partij] te vergoeden schade, is dat verweer niet van dien aard dat de rechtbank reeds nu tot het oordeel moet komen dat [eisende partij] (wat betreft misgelopen bitcoins) in het geheel geen schade heeft geleden, die aan Stichting Nijverheidsweg kan worden toegerekend. Immers, ook indien [eisende partij] de miners had kunnen vervangen, hetgeen [eisende partij] overigens gemotiveerd heeft betwist, was er redelijkerwijs enige tijd overheen gegaan voordat de vervangende miners operationeel waren. Ook het feit dat de geleden schade zeer onzeker is, gezien de speculatieve aard van de Bitcoin, maakt niet dat aangenomen moet worden dat er geen schade is geleden. De mogelijkheid dat [eisende partij] schade heeft geleden is daarmee voldoende aannemelijk geworden, zodat een verwijzing naar de schadestaatprocedure op zijn plaats is. Die vordering zal daarom worden toegewezen.
2.22.
Bij het toekennen van een voorschot op de schadevergoeding moet beoordeeld worden of een afweging van de materiële belangen het gevorderde voorschot rechtvaardigt, waarbij heeft te gelden dat dit doorgaans alleen het geval is, gelet op het restitutierisico, indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vast staat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
2.23.
Aan het vereiste dat het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vast staat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld, is in het onderhavige geval niet voldaan. Dit wordt in de eerste plaats ingegeven door het hiervoor genoemde door Stichting Nijverheidsweg gevoerde verweer ten aanzien van de toerekenbaarheid en de eigen schuld, alsmede door het gegeven dat [eisende partij] zeer veel gegevens heeft verstrekt in de vorm van uitgebreide spreadsheets, maar daarover nauwelijks enige toelichting heeft gegeven. De vordering tot betaling van een voorschot zal daarom worden afgewezen.
Verklaring voor recht
2.24.
De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen omdat [eisende partij] daar geen zelfstandig belang bij heeft.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.25.
Tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.325,00 heeft Stichting Nijverheidsweg geen zelfstandig verweer gevoerd. Deze vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal derhalve worden toegewezen.
Wettelijke rente
2.26.
[eisende partij] heeft wettelijke rente gevorderd over de geleden schade vanaf de datum van verpanding van de goederen. De rechtbank begrijpt deze vordering aldus dat daarmee wordt bedoeld dat rente wordt gevorderd vanaf de datum dat de goederen in beslag zijn genomen, ter uitoefening van het vermeende pandrecht van Stichting Nijverheidsweg jegens Minersworld en zal de rente over het reeds begrote deel van de schade aldus toewijzen.
Proceskosten
2.27.
Stichting Nijverheidsweg zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, welke aan de zijde van [eisende partij] als volgt worden begroot:
- explootkosten
€ 94,21
- griffierecht
€ 4.200,00
- salaris advocaat
€ 9.642,00
(
3,0
punten
x
€ 3.214,00
)
Totaal
€ 13.936,21

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Stichting Nijverheidsweg aan [eisende partij] te betalen het bedrag van € 179.840,65, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 17 juli 2015 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Stichting Nijverheidsweg aan [eisende partij] te betalen het bedrag van € 1.325,00,
3.3.
veroordeelt Stichting Nijverheidsweg tot vergoeding van de schade die [eisende partij] heeft geleden als bedoeld in r.o. 2.18 tot en met 2.21 als gevolg van het onder r.o. 2.9 van het tussenvonnis van 27 oktober 2021 bedoelde onrechtmatige daad, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.4.
veroordeelt Stichting Nijverheidsweg in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eisende partij] begroot op een bedrag van € 13.936,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW daarover vanaf 14 dagen na de datum van betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt Stichting Nijverheidsweg in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Stichting Nijverheidsweg niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de volledige betaling,
3.6.
wijst af hetgeen meer of anders in gevorderd,
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. van Heemstra en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.