In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft de kantonrechter op 10 augustus 2022 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. en een gedaagde partij die niet verschenen was. De procedure was gestart met een dagvaarding op 7 februari 2022, maar de gedaagde had niet gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte om te beoordelen of de vordering onrechtmatig of ongegrond was, en heeft de eisende partij bevolen om de stellingen in de dagvaarding toe te lichten.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar artikel 21 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, dat partijen verplicht om relevante feiten volledig en waarheidsgetrouw aan te voeren. De gedaagde partij werd als consument aangemerkt, wat betekent dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn. De kantonrechter heeft vragen gesteld over de kredietovereenkomst en de roodstand op de bankrekening van de gedaagde, en heeft de eisende partij gevraagd om aanvullende informatie en documenten te verstrekken.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de eisende partij de gevraagde toelichting moet geven en dat de zaak naar de rolzitting van vier weken na de uitspraak wordt verwezen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat als de eisende partij de eis of de gronden daarvan wijzigt, dit aan de gedaagde moet worden betekend. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.