In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde M. van Wijk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door mr. P.J. Reith. Het geschil betreft de compensatie van de transitievergoeding die eiseres aan haar ex-werknemer heeft betaald. Eiseres heeft in totaal € 55.363,23 aan transitievergoeding betaald, waarvan zij compensatie heeft aangevraagd bij verweerder. Verweerder heeft de compensatie aanvankelijk vastgesteld op € 36.411,93, maar dit bedrag is later verhoogd naar € 42.030,68 na een tweede aanvraag. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ex-werknemer op 1 april 1989 in dienst trad en zich op 28 augustus 2017 ziek meldde. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail beschreven, inclusief de besluiten van verweerder en de argumenten van beide partijen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder de juiste rekenregels heeft toegepast bij het vaststellen van de compensatie, waarbij de nieuwe rekenregels van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) van toepassing zijn, omdat de arbeidsovereenkomst na 1 januari 2020 is beëindigd. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die zouden leiden tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten, maar heeft verweerder wel opgedragen het griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.