ECLI:NL:RBGEL:2022:5211
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie transitievergoeding bij beëindiging van werkzaamheden van de onderneming
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de compensatie van een transitievergoeding. Eiseres had op 8 juni 2020 besloten haar onderneming te beëindigen vanwege de AOW-gerechtigde leeftijd van een werknemer. Na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met haar ex-werknemer, heeft eiseres op 17 september 2020 een transitievergoeding van € 8.650,22 betaald. Eiseres verzocht op 12 maart 2021 om compensatie van deze vergoeding, maar het UWV wees dit verzoek af, omdat de transitievergoeding vóór 1 januari 2021 was betaald. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van deze voorwaarde en dat zij erop had vertrouwd dat zij in aanmerking zou komen voor compensatie.
De rechtbank oordeelde dat de voorwaarden voor compensatie, zoals vastgelegd in artikel 7 van het Besluit compensatie transitievergoeding, cumulatief zijn. Dit betekent dat eiseres niet aan de voorwaarde voldeed dat de transitievergoeding op of na 1 januari 2021 moest zijn betaald. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat er toezeggingen waren gedaan die haar in de veronderstelling hadden moeten stellen dat zij recht had op compensatie. De rechtbank concludeerde dat het UWV de aanvraag om compensatie terecht had afgewezen, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond.