Uitspraak
1.de stichtingStichting Bewaring Woningfonds XI
Stichting Bewaring Saturnus
1.[gedaagde sub 1]
1.De procedure
2.De feiten
29 juni 2021 tot sluiting van de woning in stand gelaten.
[gedaagde partijen] bericht dat zij de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang buitengerechtelijk ontbond en [gedaagde partijen] verzocht de woning per omgaande leeg en bezemschoon onder afgifte van de sleutels op te leveren.
3.De vordering en het verweer
€ 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening van dit vonnis.
4.De beoordeling
Woningfonds c.s. stelt daartoe dat zij de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk heeft ontbonden vanwege de feitelijke sluiting van de woning op last van de Burgemeester nadat in de woning een hennepplantage is aangetroffen.
7 assimilatielampen, 3 koolstoffilters en een aan-/afzuigkap in beslag zijn genomen. Niet in debat is dat de gedeelde aanbouw waarin de 25 hennepplanten zijn aangetroffen gedeeltelijk op de gehuurde grond staat. Dat het bouwwerk geen onderdeel uitmaakt van het gehuurde, zoals [gedaagde partijen] heeft aangevoerd, is niet, althans onvoldoende onderbouwd, zodat dit voorshands niet aannemelijk is geworden. Daar komt nog bij dat blijkens het hennepbericht van de politie in een uitgegraven kruipruimte onder de woning een niet in werking zijnde maar wel volledig ingerichte hennepkwekerij met gevulde potten zonder hennepplanten is aangetroffen. Uit het besluit tot woningsluiting van 6 mei 2021 blijkt dat de politie de Burgemeester heeft bericht dat er een stroomkabel vanuit de woning naar de buren liep, waar sprake was van een gemanipuleerde stroommeter. Uit de overgelegde beslissing op het bezwaar blijkt voorts dat [gedaagde sub 1] tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter heeft aangegeven dat hij van plan was de volgende kweekcyclus in de kruipruimte te telen. Hoewel [gedaagde sub 1] zich tijdens de mondelinge behandeling in onderhavige zaak niet heeft willen uitlaten over hetgeen in de woning is aangetroffen, heeft de kantonrechter geen aanleiding om aan de juistheid van de inhoud van voornoemde stukken te twijfelen. Aldus is voorshands voldoende aannemelijk dat er op twee plekken in de woning (waaronder de daarbij behorende aanhorigheden) gedragingen hebben plaatsgevonden die strijdig zijn met de Opiumwet.