Wat vindt de rechtbank
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie, in het bijzonder het rapport van de expertise door Ergatis van 11 augustus 2020, over de ex-werknemer bestudeerd. Zij heeft de ex-werknemer telefonisch gesproken. De verzekeringsarts heeft beschreven dat er sprake is van complexe problematiek, waarvoor beperkingen aangenomen worden in de FML. De ex-werknemer heeft beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, en werktijden. Ze geeft aan dat de medische situatie op langere termijn zal verbeteren, als de ex-werknemer behandeld zal worden.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 9 februari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om anders te denken over de duurzaamheid dan de verzekeringsarts. Hij beschrijft dat er geen sprake is van een ziektebeeld zonder behandelingsmogelijkheden. Uit het onderzoek van Ergatis van 11 augustus 2020 komt naar voren dat verbetering van de belastbaarheid van de ex-werknemer is te verwachten, wanneer er adequate behandeling wordt ingezet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt op basis hiervan dat er op langere termijn een meer dan geringe kans op herstel bestaat. Dat een van de mogelijke behandelaars deze behandeling niet heeft willen aangaan, doet volgens hem hier niets aan af.
11. De rechtbank overweegt dat het UWV kan worden gevolgd in haar standpunt dat herstel niet uitgesloten is. Herstel is uitgesloten, wanneer er sprake is van een stabiel of progressief ziektebeeld zonder behandelingsmogelijkheden. In het geval van de ex-werknemer is hiervan – onweersproken – geen sprake en wordt er nog gezocht naar passende behandelmogelijkheden.
12. Nu herstel niet uitgesloten is, dient de verzekeringsarts te beoordelen of er sprake is van een meer dan geringe kans op herstel op langere termijn. Als dit niet het geval is, dan is er alsnog sprake van duurzaamheid. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep(CRvB) moet deze beoordeling van de herstelkansen in het eerste jaar en later worden gedaan aan de hand van een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden. Indien herstel afhankelijk is van een (ingezette) medische behandeling, moet de verzekeringsarts onderbouwen wat het resultaat daarvan specifiek voor de ex-werknemer betekent. Als de verzekeringsarts aanneemt dat er in het eerste jaar een geringe kans op herstel is, maar in de jaren daarna een meer dan geringe kans, dient hij dat concreet en toereikend te onderbouwen.
13. Voor de rechtbank is het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de duurzaamheid niet zonder meer te volgen. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
14. In het rapport van 9 februari 2021 stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich op het standpunt dat er een redelijk tot goede verwachting is dat de belastbaarheid van de ex-werknemer zal verbeteren. Deze verwachting is gestoeld op het rapport van Ergatis van 11 augustus 2020, in het bijzonder de bevindingen uit het onderzoek dat is verricht door onderzoeker R. van Ham. Van Ham heeft gesteld dat er nog verschillende behandelmogelijkheden zijn, die betekenis kunnen hebben voor de ex-werknemer, al blijven er mogelijk restklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapport van 15 juli 2022 toegelicht dat in een nieuwe WIA-beoordeling naar voren is gekomen dat de ex-werknemer sinds medio 2021 onder behandeling is. Ook loopt er overleg tussen behandelaren over de vervolgstappen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat het niet kunnen vinden van de juiste behandelaar een tijdelijke situatie is, en dat na het overleg tussen de behandelaren een goede behandeling mogelijk is.
15. Gelet op het in overweging 12 beschreven beoordelingskader, vindt de rechtbank de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende toegespitst op het individuele geval van de ex-werknemer. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de verwachte verbetering in de belastbaarheid baseert op een of meerdere behandelingen, dient hij te motiveren wat het resultaat van die behandelingen specifiek betekent voor de ex-werknemer en zijn belastbaarheid. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit onvoldoende heeft gedaan. Uit het dossier volgt dat meerdere behandelmogelijkheden voor de ex-werknemer in eerste instantie door de betreffende behandelaren zijn afgewezen. Wat daarvoor de reden is geweest is onduidelijk gebleven, maar deze informatie kan relevant zijn voor de vraag of er wel een reële behandelmogelijkheid bestaat. Weliswaar stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat bij een herbeoordeling in 2022 is gebleken dat de ex-werknemer nu wel onder behandeling is, maar verdere concrete informatie hierover ontbreekt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook geen informatie opgevraagd bij deze behandelaren. Voor de rechtbank is er daarmee onvoldoende grondslag voor de conclusie dat verbetering van de belastbaarheid is te verwachten aan de hand van de behandelmogelijkheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn standpunt gebaseerd op de stelling van Van Ham dat er mogelijkheden zijn voor de ex-werknemer en dat deze mogelijkheden verbetering van zijn situatie kunnen opleveren, maar de rechtbank vindt dat daarmee nog onvoldoende is aangetoond wat in praktijk de specifieke resultaten van de behandeling zullen zijn. Voor de rechtbank is het niet inzichtelijk geworden in welke mate verbetering van de klachten van ex-werknemer is te verwachten, en welke betekenis daaraan toekomt voor de belastbaarheid zoals weergegeven in de FML. De rechtbank vindt daarbij van belang dat Van Ham heeft gesteld dat er vermoedelijk restklachten blijven bestaan, die – zoals de rechtbank begrijpt – dan als duurzaam zouden kunnen worden betiteld. Concluderend vindt de rechtbank dat er in onvoldoende mate een concrete en deugdelijke afweging is gemaakt van de feiten en omstandigheden ten tijde van de datum in geding.
16. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit daarom niet op een zorgvuldig onderzoek en deugdelijke motivering en is het daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.
17. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is aanvullende motivering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de verwachte verbetering van de belastbaarheid nodig, zoals door de rechtbank uiteengezet in rechtsoverweging 15.
18. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
zes wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
19. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen
vier wekente reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat met instemming van partijen een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan zonder een zitting.
20. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
21. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.