ECLI:NL:RBGEL:2022:6052

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
22-5004
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting horecagelegenheid door burgemeester wegens ontbreken alcoholvergunning

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een lunchcafé exploiteert, afgewezen. De burgemeester van Nijmegen had op 26 september 2022 besloten om de aanvraag van verzoekster voor een alcoholvergunning buiten behandeling te stellen, omdat niet alle benodigde gegevens tijdig waren aangeleverd. Tevens werd er een last onder bestuursdwang opgelegd, die inhield dat het lunchcafé per 4 oktober 2022 gesloten moest worden. Verzoekster had eerder al een waarschuwing ontvangen omdat zij niet beschikte over een geldige alcoholvergunning, wat leidde tot de huidige situatie.

De voorzieningenrechter heeft op 21 oktober 2022 de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen voldoende concreet zicht op legalisatie van de alcoholvergunning bestaat. De burgemeester had eerder al een aanvraag van verzoekster buiten behandeling gesteld en er zijn zorgen over de rol van het lunchcafé in de overlast in de omgeving. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting van het lunchcafé ernstige financiële gevolgen heeft voor verzoekster, maar dat dit niet opweegt tegen de noodzaak van handhaving van de Alcoholwet. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, wat betekent dat het lunchcafé gesloten blijft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5004

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. R.J. Verweij),
en

de burgemeester van Nijmegen

(gemachtigde: mr. C. van der Meijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester van 26 september 2022 (bestreden besluit). Verzoekster exploiteert [bedrijf] aan het [locatie] in [woonplaats] (het lunchcafé). In het besluit heeft de burgemeester verzoeksters aanvraag van 23 augustus 2022 om een vergunning op grond van de Alcoholwet buiten behandeling gesteld omdat verzoekster niet tijdig alle gegevens heeft overgelegd die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Daarnaast heeft de burgemeester bij dit besluit een last onder bestuursdwang opgelegd die inhoudt dat het lunchcafé met ingang van 4 oktober 2022 om 13:00 uur gesloten dient te zijn voor het publiek.
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek (samen met een ander verzoek van verzoekster [1] ) op 21 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heer [verzoekster], mevrouw [verzoekster] en [verzoekster] namens verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de argumenten die verzoekster heeft aangevoerd, de zogenoemde gronden, of de burgemeester de aanvraag van 23 augustus 2022 buiten behandeling heeft kunnen stellen en of de burgemeester een last onder bestuursdwang mocht opleggen vanwege het ontbreken van een alcoholvergunning voor het lunchcafé.
De achtergrond van de last onder bestuursdwang
3. Bij besluit van 28 oktober 2019 is aan de heer [verzoekster] en mevrouw [verzoekster] een alcoholvergunning verleend.
3.1.
Op 21 juni 2022 heeft de burgemeester aan verzoekster een bestuurlijke waarschuwing gegeven omdat verzoekster niet beschikt over een geldige alcoholvergunning. Uit een administratieve controle in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) is gebleken dat de heer [verzoekster] met ingang van 1 maart 2022 uit de vennootschap onder firma is getreden. Daarnaast is uit deze controle gebleken dat de heer [verzoekster] in dit handelsregister met ingang van 22 maart 2022 staat geregistreerd als (toegevoegd) vennoot. Door zowel de uittreding van de heer [verzoekster] uit de vennootschap per 1 maart 2022 als de toetreding van de heer [verzoekster] tot de vennootschap per 22 maart 2022, is de alcoholvergunning, die op 28 oktober 2019 is verleend, komen te vervallen. Er is zowel sinds 1 maart 2022 als 22 maart 2022 sprake van een gewijzigde exploitatie
waarvoor door de nieuwe vennoten geen vergunning is aangevraagd. In deze waarschuwing is verzoekster dringend geadviseerd om binnen vier weken na verzending van de brief een alcoholvergunning als bedoeld in artikel 3 Alcoholwet aan te vragen. Als verzoekster binnen vier weken na verzending van de brief een complete vergunningaanvraag voor een alcoholvergunning indient, voorkomt zij daarmee oplegging van een last onder bestuursdwang inhoudende sluiting van het lunchcafé.
De aanvraag van 6 juli 2022 voor een alcoholvergunning
3.2.
Op 6 juli 2022 heeft verzoekster een aanvraag gedaan voor een alcoholvergunning.
De afwijzing van de aanvraag en het voornemen tot een last onder bestuursdwang
3.3.
Op 18 augustus 2022 heeft de burgemeester de aanvraag van 6 juli 2022 buiten behandeling gesteld omdat de gevraagde gegevens niet tijdig zijn aangeleverd. Vervolgens heeft de burgemeester bij hetzelfde besluit verzoekster meegedeeld dat hij voornemens is om een last onder bestuursdwang op te leggen in verband met een overtreding van artikel 3 van de Alcoholwet.
3.3.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft een zienswijze ingediend tegen het voornemen om een last onder bestuursdwang op te leggen.
De aanvraag van 23 augustus 2022
3.4.
Op 23 augustus 2022 heeft [verzoekster] een nieuwe aanvraag gedaan voor een alcoholvergunning voor het lunchcafé.
3.4.1.
Op 30 augustus 2022 heeft de burgemeester de vennoten bericht dat hij onvoldoende gegevens heeft om op de aanvraag van 23 augustus 2022 te beslissen en heeft hij verzocht om uiterlijk 13 september 2022 de in die brief gevraagde gegevens aan te leveren.
Het bestreden besluit
3.7.
In het bestreden besluit heeft de burgemeester de aanvraag van 23 augustus 2022 buiten behandeling gesteld omdat de gevraagde gegevens niet tijdig zijn aangeleverd. Vervolgens heeft de burgemeester bij hetzelfde besluit een last onder bestuursdwang opgelegd die inhoudt dat het lunchcafé met ingang van 4 oktober 2022 om 13:00 uur gesloten dient te zijn voor het publiek.
Beschikt verzoekster over een geldige alcoholvergunning?
4. Verzoekster voert aan dat geen sprake is van een wijziging van de exploitatie in de zin van de Alcoholwet door het uittreden van een vennoot en het toetreden van een nieuwe vennoot. De rechtsvorm is niet veranderd.
4.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de alcoholvergunning van 28 oktober 2019 door de wijziging van de vennootschap niet meer geldig is.
4.2.
Artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet bepaalt dat het verboden is zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.
4.3.
Sinds 22 maart 2022 vormen de heer [verzoekster] en mevrouw [verzoekster] een vennootschap waarmee zij het lunchcafé, zijnde het horecabedrijf, uitoefenen. Om te kunnen voldoen aan artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet, dienen zij dan ook beiden te beschikken over een geldige alcoholvergunning. Aan de heer [verzoekster] is echter geen alcoholvergunning verleend. Nu beiden vennoten niet beschikken over een geldige alcoholvergunning, is sprake van een overtreding van artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet.
4.4.
De voorzieningenrechter merkt nog op dat op zitting door de gemachtigde van de burgemeester is bevestigd dat de aan mevrouw [verzoekster] verleende alcoholvergunning niet is komen te vervallen en dat in de situatie dat de heer [verzoekster] geen vennoot meer zou zijn, mevrouw [verzoekster] van de aan haar verleende alcoholvergunning gebruik kan maken. Mevrouw [verzoekster] zou dan de enige exploitant zijn.
Mocht de burgemeester tot handhaving overgaan?
5. Uit vaste rechtspraak volgt dat bij overtreding van een wettelijk voorschrift in beginsel handhavend dient te worden opgetreden (beginselplicht tot handhaving). Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. [2]
Is er sprake van concreet zicht op legalisatie?
6. Verzoekster voert vervolgens aan dat sprake is van concreet zicht op legalisatie nu inmiddels een tweede en volledige vergunningaanvraag is gedaan.
6.1.
Deze grond slaagt niet. Er is geen sprake van een voldoende concreet zicht op legalisatie. Hoewel op zitting is gebleken dat op dat moment alle stukken compleet zijn, zijn zowel de eerste aanvraag als de tweede aanvraag bij besluiten van 18 augustus 2022 respectievelijk 26 september 2022 buiten behandeling gesteld en ligt er nu geen volledige vergunningaanvraag. Daarnaast heeft de burgemeester betoogd dat mogelijk een tweetal weigeringsgronden uit de Alcoholwet van toepassing zijn, naast de mogelijkheid dat de vergunning op grond van de Wet Bibob geweigerd moet worden. De burgemeester verwijst onder meer naar een openbare ordewaarschuwing van 25 augustus 2021 en een overtreding van artikelen 3 en 12 van Alcoholwet op 29 juni 2022. Daarnaast zijn er volgens de burgemeester zorgen over de rol die het lunchcafé speelt in de overlast in het gebied rondom het Joris Ivensplein en plaatst de burgemeester vraagtekens bij de wijze van bedrijfsvoering en bij de wijze van exploitatie in het verleden. Dit zal dan ook worden meegenomen bij de beoordeling van een nieuwe aanvraag. Daarmee is het nog onzeker of de vergunning zal worden verleend en op welke termijn. Er kan derhalve niet worden gezegd dat een concreet zicht op legalisatie bestaat.
Is sprake van (andere) bijzondere omstandigheden om van handhavend optreden af te zien?
7. Verzoekster voert aan dat in de door de burgemeester te maken belangenafweging dient te worden afgezien van de toepassing van bestuursdwang. De sluiting van het lunchcafé heeft grote economische gevolgen omdat beide vennoten voor hun inkomen afhankelijk zijn van de exploitatie van het lunchcafé. De burgemeester heeft geen belang bij directe sluiting.
7.1.
De voorzieningenrechter onderkent dat het sluiten van het lunchcafé voor verzoekster (ernstige) financiële gevolgen heeft, omdat zij haar onderneming geruime tijd niet kan exploiteren en daardoor geen inkomsten heeft. De omstandigheid dat handhavend optreden ernstige financiële gevolgen heeft voor verzoekster, maakt echter niet dat dit optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat de burgemeester daarvan behoort af te zien. [3]

Conclusie en gevolgen

8. Het bezwaar van verzoekster heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek af. Dit betekent dat het lunchcafé gesloten blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaak ARN 22.4671.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling met kenmerk ECLI:NL:RVS:2014:4207.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1087.