Wat vindt de rechtbank
1. De rechtbank stelt vast dat zij na sluiting van het onderzoek nog een brief heeft ontvangen van het UWV (van 18 oktober 2022). De inhoud van deze brief geeft geen aanleiding tot heropening van het onderzoek en blijft dan ook buiten beschouwing.
2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij al in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
3. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het UWV onvoldoende gemotiveerd heeft dat eiseres geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, zonder zelf lichamelijk onderzoek te hebben verricht, minder fysieke beperkingen aangenomen dan voorgaande verzekeringsartsen die wel lichamelijk onderzoek hebben verricht, ten tijde van de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per het einde van de wachttijd (2017) en tijdens een herbeoordeling (2018). De rechtbank heeft het UWV in de tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen, door een aanvullend medisch onderzoek te doen, waarbij een fysiek spreekuurcontact met een lichamelijk onderzoek niet kan ontbreken.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak eiseres gesproken en lichamelijk en psychisch onderzocht op een spreekuur. In zijn rapport van 20 mei 2022 heeft hij de klachten die eiseres ervaart en haar sociale situatie beschreven. Hij heeft onderzoek verricht aan de rug, schouders, ellebogen, polsen, handen, heupen en knieën. Verder heeft hij zijn waarnemingen van de psychische toestand van eiseres beschreven. Ook heeft hij recente informatie opgevraagd bij de huisarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat hij geen reden ziet om verdergaande beperkingen aan te nemen dan zijn opgenomen in de FML van 8 januari 2021.
5. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met het door hem verrichte aanvullend medisch onderzoek zoals beschreven in zijn rapport van 20 mei 2022 het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek heeft hersteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een lichamelijk en psychisch onderzoek verricht om de medische feiten vast te stellen. Verder heeft hij alle klachten van eiseres beschreven en deze, als ook de informatie van de huisarts, betrokken in zijn beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres heeft gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 januari 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt als het gaat om de bij eiseres aan te nemen beperkingen tot het verrichten van arbeid. Hij heeft minder beperkingen aangenomen, omdat de beperkingen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid en duurbelastbaarheid maar beperkt onderbouwd worden door objectiveerbare, medische afwijkingen. Er zijn geen medische gegevens die wijzen op objectiveerbare fysieke schade of letsel. Vanuit preventief oogpunt dient overmatige fysieke belasting vermeden te worden, en ook is eiseres mentaal verminderd belastbaar. De beperkingen voor hand- en vingergebruik, toetsenbordgebruik, buigen, frequent hanteren van lichte voorwerpen, trappenlopen, geknield of gehurkt actief zijn, gebogen of getordeerd actief zijn, afwisselen van houding en de urenbeperking komen te vervallen. In de FML van 8 januari 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aangenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. In de aanvullende rapporten van 12 april 2021, 27 januari 2022 en 20 mei 2022 handhaaft hij dit standpunt.
7. Eiseres vindt dat ten onrechte geen urenbeperking in verband met beschikbaarheid of op preventieve dan wel energetische gronden is aangenomen. Zij voert wekelijkse gesprekken in verband met haar psychische klachten. Zij heeft pijnklachten en kan hier niet goed mee omgaan. Ze gaat snel over haar grenzen heen. Volgens eiseres blijkt dit uit de opgevraagde informatie van de huisarts en door haar ingebrachte informatie van de revalidatiearts uit 2016. Verder verwijst eiseres naar informatie van de psychiater, van 16 december 2020, waaruit volgens haar blijkt dat de psychische beperkingen onveranderd zijn. De psychiater concludeert dat eiseres kwetsbaar is in haar psychische belastbaarheid, en dat voorlopig ook blijft. Verder is een urenbeperking aangewezen om overprikkeling te voorkomen. Eiseres zet vraagtekens bij de betekenis van het psychisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens het spreekuur, nu dit ruim 2 jaar na de datum in geding is verricht. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet of onvoldoende onderbouwd waarom de motivering voor het aannemen van de urenbeperking door de verzekeringsarts tekortschiet. Verder vindt eiseres dat aanvullende beperkingen nodig zijn voor het maken van hoofdbewegingen (fors beperkt bij de beweging achterwaarts) en in verband met haar beperkte knijpkracht in de linker- en rechterhand voor het hand- en vingergebruik, het werken met toetsenbord en muis en het frequent reiken. Tot slot wijst eiseres erop dat zij ten tijde de datum in geding (11 december 2019) de medicijnen naproxen, amitriptyline en sertraline gebruikte wat sufheid, moeheid en duizeligheid met zich meebrengt, ook bij eiseres, en dat voor haar onbegrijpelijk is dat zij op grond hiervan wel beperkt is voor het werken met gevaarlijke machines en niet voor het werken met gevaarlijke voorwerpen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen en overweegt in dit verband als volgt. In beginsel staat het een verzekeringsarts bezwaar en beroep vrij om in het kader van een volledige heroverweging in bezwaar (ook als dat bezwaar is ingediend door de (ex)-werkgever) een door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML te heroverwegen en indien aangewezen te wijzigen. Indien hij minder beperkingen opneemt, zoals in het geval van eiseres, moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en deugdelijk motiveren waarom hiertoe wordt overgegaan.In het rapport van 8 januari 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat een reeks beperkingen niet medisch objectiveerbaar zijn. Er zijn geen medische gegevens beschikbaar waaruit volgt dat ten gevolge van het ongeval afwijkingen zijn vastgesteld, ook niet neurologisch. Vast staat dat in 2013 de diagnose fibromyalgie is gesteld, maar volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ontbreken nadere specialistische gegevens en is er geen sprake van behandeling. Ook vergt deze diagnose volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat forse beperkingen moeten worden aangenomen, in ieder geval niet in de mate als dat ze zijn gedaan in de FML opgesteld door de verzekeringsarts. Het gaat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierbij om de beperkingen voor hand- en vingergebruik, gebruik van toetsenbord en muis, buigen, frequent lichte voorwerpen hanteren, traplopen, geknield en gebogen actief zijn, gebogen/getordeerd actief zijn en afwisseling van houding. Ook ontbreekt een indicatie voor een urenbeperking, omdat geen sprake is van een objectiveerbare stoornis in de energiehuishouding en omdat uit de informatie van de psychiater niet volgt dat sprake is van een depressieve stoornis of een andere psychiatrische stoornis waardoor een preventief argument ontbreekt. Ook is geen sprake van verminderde beschikbaarheid. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen.
9. In zijn aanvullende rapport van 20 mei 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschreven dat op grond van de resultaten van het spreekuurcontact geen verdergaande lichamelijke beperkingen nodig zijn dan die reeds waren aangenomen in de FML van 8 januari 2021. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is naast de diagnose fibromyalgie in 2013 geen specifiek onderliggend ziektebeeld vast te stellen. Naar aanleiding van het scooterongeval is geen blijvend letsel beschreven. Aanvullend onderzoek naar klachten in de vingergewrichten (2020) en tintelingen in linkerarm/hand liet geen afwijkingen zien. Hierbij wordt verwezen naar de informatie van de neuroloog van 29 september 2021. In geen van de onderzochte spiergroepen van de bovenste en onderste extremiteiten is een verminderde kracht vastgesteld. Daarnaast is sprake van een normaal looppatroon en een normale coördinatie en vaardigheid. Hoewel de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel een stram looppatroon heeft waargenomen en eiseres veel pijnklachten rapporteert, zijn er geen aanwijzingen voor gewrichtsontstekingen of een specifiek onderliggend ziektebeeld. Dit volgt niet uit zijn eigen onderzoek maar ook niet uit dat van de neuroloog. De rechtbank ziet in het beroepschrift van eiseres geen grond om te oordelen dat niet uitgegaan kan worden van deze overwegingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres verwijst nog naar haar dagverhaal waaruit volgt dat ze nauwelijks iets onderneemt op een dag. Hoewel het dagverhaal een belangrijk onderdeel is van het medisch onderzoek, waaruit gegevens kunnen worden afgeleid met betrekking tot belemmeringen in het dagelijks leven, kunnen beperkingen tot het verrichten van arbeid niet alleen op het dagverhaal worden gebaseerd. Onontbeerlijk zijn hierbij ook de medisch gegevens waaruit volgt in hoeverre klachten ook medisch te objectiveren zijn en aldus kunnen leiden tot het vaststellen van beperkingen. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat het voor eiseres lastig te begrijpen is dat in het verleden voor haar wel forse fysieke beperkingen zijn vastgesteld en een urenbeperking, kan dat enkele feit geen reden zijn om die beperkingen in de huidige beoordeling, die ziet op een latere datum dan de eerdere beoordelingen, onverkort over te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft door middel van enkele voorbeelden toegelicht waarom eerder aangenomen beperkingen naar zijn inzicht te fors waren. Met deze voorbeelden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een en ander inzichtelijk gemotiveerd.
10. Wat betreft de psychische belastbaarheid overweegt de rechtbank dat de brief van de psychiater waar eiseres naar verwijst bekend was bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep en is meegenomen in de beoordeling. Hij heeft toegelicht dat er geen objectiveerbare stoornis in de energiehuishouding is, en een rechtstreeks verband tussen voltijd werken en het optreden van gezondheidsschade ontbreekt eveneens. Eiseres heeft dit onvoldoende weersproken.
11. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van een vraag van de rechtbank in zijn rapport van 13 september 2022 toegelicht dat de medicatie (amitriptyline, sertraline en naproxen) van eiseres niet leidt tot beperkingen in het werken met gevaarlijke voorwerpen. Verminderde reactiesnelheid (als gevolg van de medicatie) speelt minder een rol bij het hanteren van gevaarlijke voorwerpen, zeker als dit niet gepaard gaat met een hoog handelingstempo. Bovendien treedt sufheid/verminderd reactievermogen vooral op in de eerste week van het gebruik van de medicatie, terwijl eiseres deze middelen al meerdere jaren gebruikt. De stelling van eiseres dat er geen rekening is gehouden met het verminderd reactievermogen acht de rechtbank niet juist, aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 13 september 2022 heeft aangegeven dat juist dit heeft geleid tot beperkingen voor het besturen van voertuigen en hanteren van gevaarlijke machines. De reactie van eiseres op dit rapport, namelijk dat zij niet met gevaarlijke voorwerpen kan werken vanwege verminderde alertheid door de medicatie is voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hij heeft rekening gehouden met het verminderd reactievermogen en heeft voldoende toegelicht waarom een beperking voor gevaarlijke voorwerpen wegens het gebruik van de door eiseres genoemde medicatie niet aan de orde is.
12. De rechtbank kan geen betekenis toekennen aan de vraagtekens die eiseres zet bij het psychisch onderzoek dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verricht tijdens het spreekuurcontact gelet op de datum in geding. De rechtbank maakt uit de rapporten van 8 januari 2021 en 12 april 2021 op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn standpunt over de urenbeperking (mede) heeft gebaseerd op de anamnese van de primaire verzekeringsarts en informatie uit de behandelend sector, waaronder de brief van de psychiater waar eiseres zelf ook naar verwijst.
13. De rechtbank komt tot de conclusie dat gelet op het bovenstaande de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk en deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij minder beperkingen nodig acht dan zijn voorgangers. Eiseres heeft een andersluidende conclusie ook niet aannemelijk gemaakt met (nieuwe) medische gegevens. Hierbij neemt de rechtbank ook nog in aanmerking dat de primaire verzekeringsarts in verband met de toen uitgebroken covid-19 pandemie eiseres alleen telefonisch heeft gesproken en aldus – naar het oordeel van de rechtbank – geen zorgvuldig en afdoende eigen onderzoek heeft kunnen verrichten. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 11 december 2019.
14. Gelet op voorgaande ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Eiseres moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 8 januari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
15. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de FML van 8 januari 2021 functies geselecteerd, die eiseres met haar beperkingen nog uit zou kunnen voeren. Het gaat om:
- (111180) Productiemedewerker industrie;
- (315100) Administratief ondersteunend medewerker;
- (315173) Telefonisch verkoper.
Aanvullend heeft hij nog de restfunctie (315174) telefonist, medewerker callcenter geselecteerd.
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de resultaat functiebeoordeling en zijn rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hier in beroep ook geen argumenten tegen aangevoerd. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 11 december 2019 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 72,65% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als medewerker callcenter, zodat eiseres voor de overige 27,35% arbeidsongeschikt is.