ECLI:NL:RBGEL:2022:6695

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
10019209
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Berusting in onterecht ontslag op staande voet met toewijzing van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekende partij], en zijn werkgever, ARBO Opleidingscentrum B.V. De werknemer was sinds 1 oktober 2020 in dienst bij ARBO en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 1 oktober 2022. Na een ziekmelding op 28 april 2022 en een aantal communicatieproblemen met de werkgever, werd de werknemer op 5 juli 2022 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat er dringende redenen waren voor het ontslag, waaronder het niet reageren op berichten en het onterecht opnemen van vakantie.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet onterecht was, omdat de aangevoerde redenen niet als dringende redenen konden worden aangemerkt. De werknemer had toestemming van de bedrijfsarts om een festival te bezoeken en de communicatieproblemen waren niet volledig aan hem te wijten. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een gefixeerde vergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding, evenals openstaande vakantiedagen en vakantiegeld. De totale vergoedingen bedragen € 3.679,60 voor de gefixeerde vergoeding, € 1.075,69 voor de transitievergoeding, € 4.000,00 voor de billijke vergoeding en € 140,00 voor vakantiegeld, met wettelijke rente vanaf de aangegeven data.

De kantonrechter heeft ook bepaald dat ARBO in de proceskosten wordt veroordeeld, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in re-integratieprocessen en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures, vooral bij kwetsbare werknemers.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10019209 \ HA VERZ 22-93 \ 512 \ 918
uitspraak van 4 november 2022
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. D. Brouwer
procederende krachtens toevoegingsnummer 2GL7574
en
de besloten vennootschap
ARBO Opleidingscentrum B.V., h.o.d.n. ARBOcentrum
gevestigd te Ede
verwerende partij
vertegenwoordigd door J. [betrokkene 2]
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en ARBO genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 27 juli 2022 met productie 1 tot en met 16;
- het verweerschrift van 22 september 2022 met productie 1 tot en met 3;
- de mondelinge behandeling van 7 oktober 2022.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] is sinds 1 oktober 2020 bij ARBO in dienst. De laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan tot 1 oktober 2022 in de functie van Logistiek Medewerker voor 36 uur in de week tegen een salaris van € 1.703,52 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en € 75,00 vaste onkostenvergoeding. De arbeidsovereenkomst maakt tussentijdse opzegging mogelijk.
2.2.
[verzoekende partij] heeft zich op 28 april 2022 ziek gemeld.
2.3.
Bij Whatsappbericht van 1 juni 2022 aan de personeelsfunctionaris van ARBO, [betrokkene 1] , heeft [verzoekende partij] onder meer het volgende geschreven:
“(…) ik had lang geleden een aanvraag voor een vakantie gedaan en eigenlijk nooit echt bevestigen van gehad maar dit ging om 13 tot en met 24 juni kan je kijken of dat er toevallig wel instaat of dat wel kan”
2.4.
In de verlofregistraties van ARBO staat:
“(…) Vrije week
Van 20-6-2022 t/m 24-6-2022 Vakantie
Goedgekeurd”
2.5.
Bij Whatsappbericht van 8 juni 2022 aan de bestuurder van ARBO, de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), heeft [verzoekende partij] onder meer het volgende geschreven:
“(…) ik heb even overlegd met het UWV en mijn Jobcoach en voor dat ik ergens mee akkoord ga of onderteken zou ik graag beoordeeld willen worden door een (onafhankelijke) bedrijfsarts. Is dit niet mogelijk dan wil ik voorstellen mijn overeenkomst door te laten lopen zoals die nu is en na mijn vakantie samen met mijn Jobcoach in gesprek te gaan over een mogelijk re-integratietraject (…)”
2.6.
In zijn probleemanalyse van 13 juni 2022 schrijft de bedrijfsarts onder meer:
“(…)
Betrokkene ervaart tijdelijk fysieke beperkingen. Voor een adequate uitoefening van het eigen werk is een goede fysieke belastbaarheid vereist. Betrokkene ervaart tijdelijk energetische beperkingen. Voor een adequate uitoefening van het eigen werk is een goede energetische belastbaarheid en een goede gezondheid vereist.
(…)
Uitgaande van verder herstel acht ik betrokkene in staat om het passende werk of aangepaste eigen werk met ingang van volgende week gedeeltelijk te hervatten. Dat wil zeggen lichte fysieke werkzaamheden, tillen en dragen beperkt to 5kg, waarbij hij zitten, staan en lopen naar behoeven kan afwisselen.
(…)
Betrokkene wil deze week een festival in België bezoeken. Hiertegen is geen medisch bezwaar als hij zitten, staan en lopen kan afwisselen en piekbelasting zoveel mogelijk vermijdt. Daarnaast is het raadzaam om tijdens het festival consequent persoonlijke beschermingsmiddelen (mondkapje) te gebruiken.
(…)
Conclusie arbeidsmogelijkheden
Nu geen benutbare mogelijkheden, in de toekomst wel benutbare mogelijkheden.
(..)
Advies voor het plan van aanpak re-integratie
Werkhervatting in eigen functie
(…)
Advies stappenplan re-integratie-activiteiten
Uitgaande van verder herstel acht ik betrokkene in staat om het passende werk met ingang van volgende week gedeeltelijk te hervatten en geleidelijk uit te breiden in uren volgens onderstaand schema: * Week 25: 2 uur per dag * Week 26: 3 uur * Week 27: 4 uur per dag Vanaf week 28 adviseer ik om de in uren te handhaven (halve dagen) maar op geleide van de klachten geleidelijk uit te breiden in taken (toenemend op loonwaarde werken). Betrokkene kan hiervoor in overleg met zijn leidinggevende een concreet plan van aanpak opstellen. Doelstelling voor het volgende spreekuur is halve dagen (grotendeels of volledig) eigen werk en 50% hersteld melding.
(…)”
2.7.
Bij brief, door [verzoekende partij] ontvangen op 5 juli 2022, heeft ARBO [verzoekende partij] op staande voet ontslagen. Zij schrijft onder meer het volgende:
“Met deze brief bevestig ik dat u per direct ontslagen bent wegens o.a. onderstaande punten die zijn voorgevallen.
De reden hiervoor is als volgt:
-
U reageert niet op telefoontjes, appjes, mailtjes van ons als werkgever en tevens niet op die van uw jobcoach [betrokkene 3]
-
U heeft vakantie genomen en een festival bezocht terwijl uw vakantie aanvraag hierom niet goedgekeurd was
-
U bent niet verschenen op het moment van starten met re-integratie op 20-06-2022 terwijl u dit wel met de bedrijfsarts heeft afgesproken.
Deze omstandigheden hebben ons, in samenspraak met uw jobcoach en een consulent van het UWV, doen besluiten tot ontslag op staande voet volgens artikel 7:678 BW. Op grond daarvan beëindig ik uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang. (…)”
2.8.
Bij Whatsappbericht van 30 juni 2022 aan [betrokkene 2] heeft [verzoekende partij] onder meer het volgende geschreven:
“(…) Ik was benieuwd of je het rapport van de ARBO-arts al ontvangen had aangezien ik nog niets had gehoord en uit de Whatsapp-groep ben gezet.
De arts die ik gesproken heb heeft een advies gegeven om te reïntegreren in een andere functie dan die van mijzelf voor 2 uur per dag en dan langzaam opbouwen. Reïntegreren in mijn eigen functie is voor nu nog een fysiek onmogelijke opgave.
Ik ben dan ook erg benieuwd naar welke mogelijkheden er zijn om te kunnen reïntegreren. Kunnen we daar een keer over spreken, misschien maandag ochtend 8uur?”
2.9.
Bij Whatsappberichten van 3 juli 2022 en 4 juli 2022 heeft [betrokkene 2] het volgende aan [verzoekende partij] geschreven:
“Ik zal morgen in de loop van de dag contact met je opnemen om een te bespreken.”
en
“Er is vorige week een brief uit gegaan naar je over de situatie. Deze is vandaag ook gemaild naar je. Hierin staat duidelijk beschreven wat de situatie is. Dit ook in overleg met je coach. De inhoud spreekt voor zich.”
2.10.
Bij e-mailbericht van 18 juli 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] ARBO bericht dat het ontslag op staande voet is gegeven zonder dat daar een gegronde dringende reden aan ten grondslag ligt, [verzoekende partij] berust in het gegeven ontslag op staande voet en aanspraak maakt op vergoedingen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking;
a. Het geheimhoudingsbeding, non-concurrentiebeding en relatiebeding voor zover die bestaan te vernietigen dan wel te bepalen dat ARBO aan deze bedingen geen rechten kan ontlenen omdat het eindigen van het dienstverband het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van ARBO;
b. ARBO te veroordelen tot het betalen van de transitievergoeding aan hem van
€ 1.075,69 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022;
c. ARBO te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding aan hem van
€ 12.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022;
d. ARBO te veroordelen tot het betalen van de openstaande vakantiedagen aan hem van € 655,20 bruto en vakantiegeld van € 140,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging wegens vertraging ingeval de termijnen van artikel 7:625 BW worden overschreden;
e. ARBO te veroordelen tot het betalen van de gefixeerde vergoeding van € 3.679,60 bruto en € 150,00 netto (in verband met de vaste onkostenvergoeding die hij normaliter zou hebben ontvangen), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022;
f. ARBO te veroordelen om aan hem een loonstrook te verstrekken voor de toegewezen bedragen bij betaling, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,00 voor elke dag dat een week na betaling de loonstrook voor die betaling niet wordt verstrekt;
g. ARBO te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verzoekende partij] legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat ARBO hem ten onrechte op
5 juli 2022 op staande voet heeft ontslagen. Van een dringende reden voor het ontslag op staande voet was geen sprake. [verzoekende partij] berust echter in het ontslag en maakt aanspraak op een billijke vergoeding, een transitievergoeding, een gefixeerde vergoeding wegens onregelmatige opzegging en loon met nevenvorderingen.
3.3.
ARBO betwist dat [verzoekende partij] ten onrechte op staande voet is ontslagen. Volgens haar was er wel degelijk sprake van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. [verzoekende partij] kan dan ook geen aanspraak maken op enige vergoeding. Indien de kantonrechter van oordeel is dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, verzoekt ARBO dit ontslag teniet te doen, zodat de arbeidsovereenkomst zal worden voortgezet en het overeengekomen re-integratietraject alsnog zal worden gestart.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, waar nodig voor de behandeling van de zaak, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontslag op staande voet
4.1.
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of het door ARBO op 5 juli 2022 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
4.2.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen op grond van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer beschouwd, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
De kantonrechter dient bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang in aanmerking te nemen. Daarbij dient de aard en de ernst van de dringende reden afgewogen te worden tegen de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
4.3.
De toetsing of het ontslag al dan niet terecht is gegeven kan in beginsel alleen plaatsvinden op basis van hetgeen feitelijk aan de werknemer is meegedeeld en niet op basis van later aangevoerde feiten of omstandigheden. Verder dient de opzegging onverwijld na het ontdekken van de als dringende reden te beschouwen handeling plaats te vinden, onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden. Daarbij fixeert de medegedeelde reden in beginsel de ontslagreden. Er kan sprake zijn van een geldig ontslag op staande voet als van de aangevoerde dringende reden slechts een gedeelte komt vast te staan, maar dan moet het vaststaande gedeelte op zichzelf beschouwd een dringende reden zijn en moet de werkgever hebben gesteld en moet ook aannemelijk zijn dat hij de werknemer ook uitsluitend om die reden op staande voet zou hebben ontslagen en moet dit laatste voor de werknemer in het licht van de gehele inhoud van de aanzegging en de overige omstandigheden van het geval duidelijk zijn geweest (ECLI:NL:HR:1988:AB9980). Nu niet is gesteld of aannemelijk gemaakt dat iedere reden op zichzelf beschouwd een dringende reden is, moeten alle aangevoerde redenen vast komen te staan.
4.4.
ARBO heeft [verzoekende partij] bij brief, onweersproken ontvangen op 5 juli 2022, medegedeeld dat hij op staande voet ontslagen is omdat hij 1) niet reageert op telefoontjes, appjes, mailtjes van ARBO als werkgever en tevens niet op die van zijn jobcoach [betrokkene 3] , 2) vakantie heeft genomen en een festival heeft bezocht terwijl uw vakantie aanvraag hierom niet goedgekeurd was en 3) niet is verschenen op het moment van starten met re-integratie op 20-06-2022 terwijl hij dit wel met de bedrijfsarts heeft afgesproken (zie r.o. 2.6.).
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Nu uit de ontslagbrief niet, zoals in r.o. 4.3. is overwogen, staat opgenomen dat ARBO [verzoekende partij] ook zou hebben ontslagen indien slechts een gedeelte van de aangevoerde dringende komt vast te staan, moeten alle drie de aangevoerde redenen vast komen te staan en tezamen een dringende reden opleveren.
4.6.
ARBO verwijt [verzoekende partij] in de eerste plaats dat hij niet reageert op telefoontjes, appjes en mailtjes van ARBO en tevens niet op die van zijn jobcoach. [verzoekende partij] betwist dat hij niet op berichten van ARBO heeft gereageerd. Hij heeft niets van ARBO vernomen totdat hij zelf op 30 juni 2022 contact heeft gezocht. Van de bedrijfsarts had [verzoekende partij] begrepen dat ARBO het initiatief zou moeten nemen en daar heeft hij een tijdje op gewacht. Daar komt bij dat [betrokkene 3] sinds begin juni 2022 zijn jobcoach niet meer was, aldus [verzoekende partij] .
Uit de processtukken blijkt dat het [betrokkene 3] is geweest die ARBO heeft bericht dat [verzoekende partij] niet op zijn berichten reageerde en zich richting ARBO nog wel als zijn jobcoach gedroeg. Nu tussen partijen echter niet is geschil is dat [verzoekende partij] ARBO na zijn ontslag voor het eerst erover heeft geïnformeerd dat [betrokkene 3] zijn jobcoach niet meer was, mocht ARBO mocht er vanuit gaan dat Nellestijn wel namens [verzoekende partij] communiceerde.
[verzoekende partij] is een kwetsbare werknemer met een Wajong-uitkering, een omstandigheid die met zich brengt vanuit de werkgever een extra inspanning mag worden verwacht. In dat verband had het voor de hand gelegen dat (ook) ARBO als werkgever zelf contact met [verzoekende partij] had gezocht over de re-integratie en hem had opgeroepen om (al dan niet passende) werkzaamheden te verrichten. Dat dit is gebeurd is gesteld noch gebleken.
Hoewel er sprake is van enig tijdsverloop tussen de eerste werkdag na de vakantie van [verzoekende partij] , in zijn beleving 27 juni 2022, en het moment dat [verzoekende partij] contact met ARBO heeft gezocht, zijnde 30 juni 2022, levert dit, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen dringende reden voor ontslag op staande voet op.
4.7.
Dat [verzoekende partij] vakantie heeft genomen en een festival heeft bezocht terwijl de vakantie aanvraag niet goedgekeurd was, levert evenmin een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Immers, het festival vond plaats op een moment dat [verzoekende partij] nog niet hoefde aan te vangen met de re-integratie, terwijl hij bovendien toestemming van de bedrijfsarts had om naar het festival te gaan. Indien ARBO het niet eens was met dit oordeel van de bedrijfsarts, had ARBO daarover een second opinion kunnen vragen. Dit heeft zij echter niet gedaan. Uit de registratie van ARBO zelf (r.o. 2.4.) blijkt bovendien dat [verzoekende partij] van 20 tot en met 24 juni 2022 een goedgekeurde vakantie had, zodat dit argument evenmin op gaat.
4.8.
Daarmee is ook gegeven dat geen sprake was van een dringende reden toen [verzoekende partij] niet is verschenen op het moment van starten met re-integratie op 20 juni 2022 terwijl de bedrijfsarts dit wel zo had besproken. Tussen partijen staat op basis van de verlofregistratie immers vast dat op dat moment sprake was van een goedgekeurde vakantie. [verzoekende partij] heeft bovendien tijdens de zitting toegelicht dat hij zich op het moment dat hij de re-integratie met de bedrijfsarts besprak niet realiseerde dat de datum van 20 juni 2022 in zijn vakantie zou vallen. De bedrijfsarts heeft zich dit kennelijk ook niet gerealiseerd, terwijl deze wel van de vakantie op de hoogte was. Dat ARBO hier tevens mee heeft bedoeld dat [verzoekende partij] na zijn vakantie op 27 juni 2022 niet is gestart met zijn re-integratie, zoals zij tijdens de zitting heeft betoogd, blijkt niet uit de brief en kan [verzoekende partij] nu dan ook niet worden tegengeworpen.
4.9.
Aldus komt niet vast te staan dat sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet en is dit ontslag ten onrechte gegeven.
Berusting
4.10.
[verzoekende partij] berust in het ontslag op staande voet, maar verzoekt betaling van loon, een gefixeerde vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding met nevenvorderingen.
4.11.
ARBO heeft voor het geval de kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, verzocht dit ontslag teniet te doen.
Nog daargelaten dat het ontslag op staande voet een eenzijdige rechtshandeling betreft die niet zonder meer kan worden teruggedraaid, bestaat er geen wettelijke grondslag voor toekenning van het verzoek van ARBO. De keuze voor vernietiging van het ontslag op staande voet dan wel berusting daarin met het verzoek om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen ligt blijkens artikel 7:681 lid 1 BW namelijk bij de werknemer.
Gefixeerde vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.12.
Nu ARBO ten onrechte het ontslag op staande voet heeft gegeven, is zij per
5 juli 2022 de vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd. Dit is een bedrag ter hoogte van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, te weten tot 1 september 2022. De niet betwiste gefixeerde vergoeding van € 3.679,60 bruto zal daarom worden toegewezen. Nu een onkostenvergoeding geen deel uitmaakt van het loon wordt de tevens gevorderde onkostenvergoeding van € 150,00 netto afgewezen. De gevorderde wettelijke rente over de gefixeerde vergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegekend vanaf 5 juli 2022.
Transitievergoeding
4.13.
Nu ARBO ten onrechte het ontslag op staande voet heeft gegeven, is zij ook de transitievergoeding aan [verzoekende partij] verschuldigd. Onbetwist staat vast dat de transitievergoeding € 1.075,69 bruto bedraagt, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegewezen vanaf 6 augustus 2022.
Billijke vergoeding
4.14.
Nu ARBO de voor een rechtsgeldig ontslag gegeven voorschriften niet heeft nageleefd, heeft [verzoekende partij] uit dien hoofde aanspraak op een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 aanhef en onder a BW. Met betrekking tot de vraag hoe de omvang van een billijke vergoeding berekend moet worden, heeft de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking (ECLI:NL:HR:2017:1187) een aantal gezichtspunten gegeven. Tegen die achtergrond wordt als volgt overwogen.
4.15.
Blijkens voormelde beschikking van de Hoge Raad kan bij het vaststellen van de omvang van de billijke vergoeding onder meer worden gelet op hetgeen de werknemer nog aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Het zal daarbij van de omstandigheden van het geval afhangen welke verdere duur van de arbeidsovereenkomst daarbij in acht moet worden genomen. Daarbij is mede van belang of de werkgever de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze had kunnen beëindigen en op welke termijn dit had mogen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd.
Of en in hoeverre rekening wordt gehouden met het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoort de mate waarin de werkgever van het einde van het dienstverband een verwijt kan worden gemaakt. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding dient bovendien de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding en/of vergoeding wegens onregelmatige opzegging te worden betrokken.
4.16.
Uitgangspunt is dat ARBO ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door [verzoekende partij] op staande voet te ontslaan, zonder dat daar een geldige dringende reden aan ten grondslag lag.
[verzoekende partij] heeft zijn verzoek tot een billijke vergoeding verder onderbouwd door, samengevat, te stellen dat er geen sprake is geweest van re-integratie terwijl het op de weg van ARBO had gelegen om daar het initiatief in te nemen, temeer omdat [verzoekende partij] een kwetsbare werknemer is. [verzoekende partij] heeft geen uitzicht op een andere baan. Er is door het onterechte ontslag op staande voet een verstoorde arbeidsrelatie ontstaan en de billijke vergoeding heeft in dat opzicht ook een punitatief karakter. Er wordt met [verzoekende partij] “gespeeld” in die zin dat als blijkt dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, ARBO [verzoekende partij] wel weer terug in dienst wil nemen. Er wordt gesteld dat ARBO een correctief signaal wilde afgeven, maar dat dit is wel een erg verstrekkend signaal. Er is sprake van slecht werkgeverschap doordat ARBO op de stoel van de bedrijfsarts is gaan zitten en een ontslag op staande voet is niet bedoeld om iemand tot actie te bewegen.
De kantonrechter overweegt dat een aantal van deze door ARBO aangehaalde factoren reeds is meegewogen in de beoordeling van het ontslag op staande voet. Tussen partijen staat voorts vast dat de arbeidsovereenkomst uiterlijk per 1 oktober 2022 zou eindigen. [verzoekende partij] heeft immers al in april 2022 aangegeven dat hij het salaris niet passend vond en een voorkeur had voor een andere betrekking. Partijen hebben daarom ook gesproken over het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, maar de uitkomst van dit overleg was dat [verzoekende partij] vanuit zijn werkende positie op zoek kon naar een andere baan.
De kantonrechter zal op grond van het voorgaande en vanwege de omstandigheid dat de transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging zullen worden toegekend een billijke vergoeding toekennen van € 4.000,00 bruto. De wettelijke rente over de billijke vergoeding wordt toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking.
Openstaande vakantiedagen en vakantiegeld
4.17.
[verzoekende partij] verzoekt betaling van de openstaande vakantiedagen van € 655,20 bruto en vakantiegeld van € 140,00 bruto. ARBO heeft daartegen aangevoerd dat deze posten met de reguliere periodieke salarisbetaling van juli 2022 reeds zijn uitbetaald. [verzoekende partij] heeft ter zitting erkend dat de openstaande vakantiedagen zijn uitbetaald, maar betwist ook het vakantiegeld te hebben ontvangen. Nu ARBO de hoogte van het gevorderde vakantiegeld niet heeft betwist en haar stelling dat dit reeds is betaald niet met een specificatie heeft onderbouwd zal het vakantiegeld van € 140,00 bruto worden toegewezen, met dien verstande dat eventueel reeds verrichte betalingen hierop in mindering strekken. De kantonrechter ziet in de omstandigheid dat ARBO tijdens de zitting heeft aangegeven dat indien het vakantiegeld niet is betaald, dit om een vergissing gaat, zij dit na zal kijken en zo nodig alsnog zo spoedig mogelijk zal betalen, alsmede dat [verzoekende partij] eerst op de zitting heeft aangegeven dat de vakantiedagen inderdaad wel maar het vakantiegeld niet uitbetaald zijn, aanleiding de wettelijke verhoging, indien deze verschuldigd is, te matigen tot 10%.
Loonstrook
4.18.
[verzoekende partij] verzoekt de veroordeling van ARBO om aan [verzoekende partij] een loonstrook te verstrekken voor de toegewezen bedragen bij betaling. Dit verzoek is op de wet gegrond en zal daarom worden toegewezen. De tevens verzochte dwangsom wordt afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [verzoekende partij] daarbij een belang heeft.
Geheimhoudingsbeding, non-concurrentiebeding en relatiebeding
4.19.
[verzoekende partij] verzoekt om het geheimhoudingsbeding, non-concurrentiebeding en relatiebeding voor zover die bestaan te vernietigen, dan wel te bepalen dat ARBO daaraan geen rechten kan ontlenen omdat het eindigen van het dienstverband het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van ARBO.
De kantonrechter stelt in de eerste plaats vast dat in de arbeidsovereenkomst geen non-concurrentiebeding en relatiebeding zijn opgenomen. Aangezien [verzoekende partij] aldus ook geen belang heeft bij zijn verzoek, wordt het verzoek in zoverre afgewezen.
[verzoekende partij] stelt dat het eindigen van het dienstverband het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van ARBO. Dit levert echter geen grondslag op voor vernietiging van het geheimhoudingsbeding, dan wel om te bepalen dat ARBO daaraan geen rechten kan ontlenen. Nu dit verzoek en de grondslag daarvan voor het overige in het lichaam van het verzoekschrift onbesproken zijn gebleven en aldus op geen enkele wijze zijn onderbouwd, wordt dit verzoek eveneens afgewezen.
Proceskosten
4.20.
ARBO wordt in het verzoek grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt ARBO tot betaling aan [verzoekende partij] van de gefixeerde vergoeding van
€ 3.679,60 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt ARBO tot betaling aan [verzoekende partij] van de transitievergoeding van € 1.075,69 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 6 augustus 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt ARBO tot betaling aan [verzoekende partij] van de billijke vergoeding van € 4.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking;
5.4.
veroordeelt ARBO tot betaling aan [verzoekende partij] van het vakantiegeld van € 140,00 bruto, met dien verstande dat eventueel hier reeds op verrichte betalingen hierop in mindering strekken, te vermeerderen met een wettelijke verhoging van 10% over dit bedrag indien dit bedrag niet reeds bij de eindafrekening van eind juli 2022 is voldaan;
5.5.
veroordeelt ARBO om aan [verzoekende partij] een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto-specificatie te verstrekken van de onder 5.1. tot en met 5.4. genoemde bedragen;
5.6.
veroordeelt ARBO in de proceskosten aan de zijde van [verzoekende partij] , tot op heden begroot op € 86,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.7.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2022.