ECLI:NL:RBGEL:2022:686

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
05/055146-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens openlijk geweld en medeplegen van vernieling

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld en medeplegen van vernieling. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 5 maart 2019 in Velp, gemeente Rheden, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een personenauto en de inzittenden daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de personen [benadeelde 1] en [benadeelde 2], en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van vernieling van de auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 dagen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder kinderen die getuige waren van het geweld. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/055146-19
Datum uitspraak : 10 februari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres].
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 maart 2019 te Velp, gemeente Rheden, openlijk, te weten,
op/aan de A348 (ter hoogte van het Velperbroekcircuit), in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
en/of tegen een goed te weten een personenauto, merk: [merk],
door (met een personenauto) tegen de personenauto aan te rijden (waarin die [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 2] zich bevonden) en/of (vervolgens) met de vuisten en/of met een
knuppel en/of een metalen pijp/buis, althans met een lang voorwerp tegen de auto
te slaan en/of aan de portieren te trekken en/of proberen de portieren te openen
en/of tegen de auto te schoppen;
2
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een
personenauto met hoge snelheid op die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] (die zich
in een personenauto bevonden) af te rijden en/of (vervolgens) naast die
[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] te rijden en/of (vervolgens) daarbij een
vuurwapen vast te houden en/of voornoemd vuurwapen te tonen aan
die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of (vervolgens) die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]
te achtervolgen en/of (vervolgens) uit het voertuig te stappen en/of zich
(met een boksbeugel in de hand) naar die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] te
begeven en/of daarbij die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] dreigend de woorden
toe te voegen: "kijk maar goed, dan weet je met wie je te maken hebt",
althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard of
strekking;
3
hij op of omstreeks 18 februari 2019 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van €
5.000,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 1]
toebehoorde die [benadeelde 1] heeft/hebben gedwongen om hen te volgen naar
het tankstation en/of (vervolgens) die [benadeelde 1] bij de nek heeft/hebben
vastgegrepen en/of een schroevendraaier tegen de nek/hals
heeft/hebben gehouden en/of daarbij heeft/hebben geroepen dat die
[benadeelde 1] € 5.000,- moet betalen en/of die [benadeelde 1] dreigend de woorden
heeft toegevoegd: "ik los 10 kogels op je huis",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 5 maart 2019 te Velp, gemeente Rheden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk de ruiten en/of de portier van de auto, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde 1]
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
5
hij op of omstreeks 5 maart 2019 te Velp, gemeente Rheden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met de
vinger een beweging te maken alsof de trekker van een pistool wordt
overgehaald en/of een schietbeweging te maken in de richting van die
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], althans handelingen van gelijke dreigende
aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
 vrijspraak van verdachte van de onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten;
 bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat kan worden bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen ([benadeelde 1] en [benadeelde 2]) en een goed (een [merk] personenauto) door met een knuppel of een metalen pijp/buis tegen de auto te slaan en aan de portieren te trekken en de portieren proberen te openen;
 bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van vernieling van de ruiten van voornoemde auto.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft – op gronden als vermeld in de pleitnota – integrale vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank zal hieronder, voor zover nodig, op het verweer van de raadsman ingaan.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 4
De rechtbank zal de feiten 1 en 4, gelet op de nauwe onderlinge samenhang, tegelijk beoordelen.
Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij op 5 maart 2019 met zijn vriendin en zijn twee kinderen op de achterbank in de [merk] van zijn baas reed. Zijn vriendin was de bestuurder. In Dieren zagen zij een gele auto. De gele auto draaide om en reed hun richting op. Op de snelweg A348 werden zij achtervolgd door de gele auto. Bij de verkeerslichten bij Velperbroek stonden zij voor het rode stoplicht. Twee personen stapten uit de gele [automerk] die achter hen stond. De bijrijder kwam met een metalen pijp/buis uit de auto en liep op hen af. Deze persoon ging ter hoogte van [benadeelde 1] staan en sloeg met die stalen pijp/buis op de voorruit, het portierraam bij [benadeelde 1] en op de rechterbuitenspiegel. De man probeerde het portier van [benadeelde 1] open te maken. [2]
Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij de [merk] bestuurde en dat [benadeelde 1] op de bijrijdersstoel zat. De bestuurder van de gele [automerk] stond aan haar zijde van de auto ter hoogte van haar portier. Bij [benadeelde 1] stond een andere man. Beide mannen schreeuwden en sloegen tegen de ramen van de auto. Ook probeerden de mannen de portieren open te trekken. [3]
[getuige 1] heeft verklaard dat zij op 5 maart 2019 met haar vriend [verdachte] en [medeverdachte] in de auto van [verdachte], een gele [automerk], zat. [verdachte] was de bestuurder. [getuige 1] zat op de achterbank. Ze reden naar Dieren toe. Bij een stoplicht zag [verdachte] een zwarte [merk] staan. De auto’s stonden in elkaars tegenovergestelde richting. Opeens draaide [verdachte] de auto en ging achter de [merk] aan. [verdachte] en [medeverdachte] waren in het Papiaments met elkaar aan het praten. Bij de stoplichten van het Velperbroekcircuit stonden ze stil en de [merk] stond ook stil. Toen stapten [verdachte] en [medeverdachte] uit. [verdachte] liep naar de bestuurderskant en [medeverdachte] naar de andere kant. [verdachte] is richting de auto gerend en heeft een slaande beweging gemaakt naar de auto. [4]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op de middelste rijbaan voor het Velperbroekcircuit stond en rechts achter zich een [merk] zag. Hij zag twee mannen naast de [merk] staan, één man aan de bestuurderszijde en één aan de bijrijderszijde. De mannen trokken aan de portieren en sloegen tegen de ramen van de auto. De getinte man aan de passagierszijde van de [merk] sloeg met een groot voorwerp, een soort knuppel, tegen de ruit. De voorruit van de [merk] ging kapot doordat de getinte man aan de bijrijderszijde hierop sloeg met het voorwerp. [5]
[getuige 3] heeft verklaard dat hij stil stond op de middelste baan bij de verkeerslichten op het Velperbroek. Rechts voor hem stond een zwarte [merk] stil. Achter de [merk] stond een gele auto. De bestuurder en de bijrijder van de gele auto stapten uit en liepen in een rechte lijn naar de [merk]. Verder heeft [getuige 3] verklaard dat de bijrijder van de gele auto een zwarte stok met daaromheen zwarte tape in zijn rechterhand had, waarmee hij slagen maakte op de rechter zijkant, de ruit, van de [merk]. Er werd twee of drie keer op de auto getikt.. [6]
Verbalisanten zagen dat de zwarte [merk], voorzien van het kenteken [kenteken], op meerdere plekken schade had, onder meer dat de rechterspiegel kapot was en dat de voorruit was gebarsten ter hoogte van de bijrijdersstoel. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder van de gele [automerk] was. Hij zag [benadeelde 1] rijden in Dieren. Verdachte en [medeverdachte] wilden verhaal halen en daarom is verdachte achter [benadeelde 1] aangereden. [8]
De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte tegen de [merk] heeft geslagen en aan de portieren heeft getrokken en geprobeerd heeft die portieren te openen. Voorts stelt de rechtbank vast dat ook de medeverdachte tegen de [merk] heeft geslagen en dat hij daarbij ook een knuppel of een metalen pijp/buis heeft gebruikt. Ook de medeverdachte heeft aan de portieren getrokken en heeft geprobeerd die portieren te openen.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman heeft betoogd, geen reden om op deze onderdelen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de hiervoor genoemde verklaringen van aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en zal deze (in zoverre) dan ook gebruiken voor het bewijs. Aan de raadsman kan worden toegegeven dat zij op andere onderdelen inconsistent of zelfs, waar het gaat om de botsing, ronduit onjuist hebben verklaard. De rechtbank kijkt daarom met behoedzaamheid naar hun verklaringen als geheel. Echter, de voor het bewijs gebezigde onderdelen van de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] vinden steun in de andere bewijsmiddelen, zoals de door verbalisanten geconstateerde schade aan de [merk] en de verklaringen van de getuigen.
Van het ten laste gelegde onderdeel ‘met een auto tegen de auto waarin [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zich bevonden aanrijden’, zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit niet is gebeurd. Voor het ten laste gelegde schoppen tegen de [merk] ontbreekt voldoende bewijs. Ook van dat onderdeel zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
De rechtbank ziet voorts, anders dan de raadsman heeft betoogd, geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de hiervóór weergegeven verklaring van getuige [getuige 2]. Hij is een onafhankelijke getuige, die de aangevers of verdachte en zijn medeverdachte niet kent. De gedetailleerde verklaring is afgelegd op 6 maart 2019, daags na het incident. Zijn verklaring bij de rechter-commissaris, maanden later op 17 september 2019, is daarmee op hoofdlijnen consistent. In hetgeen de raadsman ten aanzien van die verklaring heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding de op 6 maart 2019 afgelegde verklaring terzijde te schuiven. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de geweldshandelingen van verdachte en de medeverdachte gekwalificeerd kunnen worden als het in vereniging plegen van openlijk geweld.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het door de medeverdachte uitgeoefende geweld. Verdachte wist niet of kon niet weten dat de medeverdachte een knuppel/pijp/ buis bij zich had. De raadsman heeft in dit verband gewezen op een aantal uitspraken ten aanzien van medeplegen die volgens hem richtinggevend zijn voor het in vereniging plegen van geweld.
Naar bestendige jurisprudentie vereist de uitleg van het ‘in vereniging’ plegen van geweld twee onderling nauw samenhangende voorwaarden, namelijk dat de verdachte in samenwerking met een ander of anderen deel uitmaakt van het samenwerkingsverband dat het openlijke geweld heeft gepleegd en dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. Van de laatstgenoemde voorwaarde is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt – het getalsmatig versterken – is evenwel niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen, is meer dan het slechts getalsmatig versterken van een groep (vgl. Hoge Raad 8 februari 2011,
NJ2011/82).
Naar bestendige jurisprudentie dient voor de aansprakelijkheid voor de voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld tevens de met de eerste voorwaarde samenhangende eis te worden gesteld, dat de door de verdachte geleverde bijdrage aan het geweld in bewuste en nauwe samenwerking met de ander of anderen heeft plaatsgevonden, waarbij deze – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is (vgl. Hoge Raad 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:713 en Hoge Raad 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1093). In dezen is nog van belang dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het openlijk plegen van geweld tegen goederen van belang kan zijn dat de openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is mede toepasselijk op – en wordt ook frequent toegepast bij – openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen (vgl. Hoge Raad
2 december 2014,
NJ2015/390 en Hoge Raad 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320).
Tot slot geldt dat bewezen moet worden dat de betrokkenen opzet hebben gehad op het openlijk geweld; zij moeten het geweld gewild hebben of in ieder geval bewust op de koop hebben toegenomen (voorwaardelijk opzet).
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en de medeverdachte samen in de auto zaten, dat zij bij Dieren de [merk] zagen met daarin [benadeelde 1] en vervolgens omkeerden en achter die [merk] zijn aan gereden, omdat verdachte bij [benadeelde 1] verhaal wilde gaan halen. Bij het Velperbroekcircuit is de auto gestopt en zijn zij beiden uitgestapt en samen in een rechte lijn op de [merk] afgelopen, waarin [benadeelde 1], [benadeelde 2] en hun kinderen zaten. Vervolgens hebben zij direct ieder aan één kant van de [merk] geweld gebruikt, verdachte door met zijn handen tegen de auto te slaan en de medeverdachte door met zijn handen en een knuppel of een metalen pijp/buis tegen de auto te slaan. Beiden hebben geprobeerd de portieren van de [merk] te openen door aan de portieren te trekken.
De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het gepleegde openlijk geweld, gericht tegen de [merk] en de daarin aanwezige personen. Hij heeft zelf geweld gepleegd door tegen de [merk] te slaan en door aan het bestuurdersportier te trekken. Daarbij heeft hij het door de medeverdachte gepleegde geweld bewust op de koop toegenomen. De rechtbank merkt daarover nog op dat het verdachte, die met de medeverdachte in de auto zat en samen met hem is uitgestapt en naar de [merk] is gelopen, niet kan zijn ontgaan dat de medeverdachte een knuppel dan wel een metalen pijp/buis in de handen had. De rol van verdachte in het gepleegde openlijk geweld is voorts van voldoende gewicht. Door zijn handelen heeft hij aan het geweld een significante en wezenlijke bijdrage geleverd.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte een knuppel of een metalen pijp/buis ter hand heeft genomen en daarmee op de voorruit van de [merk] heeft geslagen, waarbij barsten in de voorruit zijn ontstaan. Zoals hiervóór is overwogen, kan het verdachte niet zijn ontgaan dat de medeverdachte een knuppel dan wel een metalen pijp/buis in de handen had. De kans dat de medeverdachte deze knuppel zou gebruiken, was in de gegeven omstandigheden, zoals die hiervóór reeds zijn weergegeven, aanmerkelijk en verdachte heeft dit bewust op de koop toegenomen. Er is dus minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet op de vernieling van de voorruit van de [merk].
De rechtbank is verder van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de voor medeplegen van de vernieling vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte bewezen kan worden. Van schade aan de portieren van de [merk] blijkt onvoldoende uit de bewijsmiddelen, zodat van dat onderdeel vrijspraak dient te volgen.
Het voorgaande leidt ertoe dat het onder 1 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging van [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot afpersing van [benadeelde 1]. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 5
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks5 maart 2019 te Velp, gemeente Rheden, openlijk, te weten,
op
/aande A348 (ter hoogte van het Velperbroekcircuit),
in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2]
en
/oftegen een goed te weten een personenauto, merk: [merk],
door
(met een personenauto) tegen de personenauto aan te rijden (waarin die [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 2] zich bevonden) en/of (vervolgens)met de vuisten en/of met een
knuppel
en/of een metalen pijp/buis,
althans met een lang voorwerptegen de auto
te slaan en
/ofaan de portieren te trekken en
/of teproberen de portieren te openen
en/of tegen de auto te schoppen.
4.
hij op
of omstreeks5 maart 2019 te Velp, gemeente Rheden
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk de ruit
en en/of de portiervan de auto,
in
elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte
en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde 1]
toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 4:
eendaadse samenloop van
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
en
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straf in duur gelijk aan het voorarrest bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waaronder de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie
d.d. 2 december 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en een vernieling. Met een knuppel of een metalen pijp/buis is de voorruit van een auto kapotgeslagen. Verdachte en de medeverdachte hebben aan de portieren van de auto getrokken en geprobeerd die te openen. Op dat moment zaten [benadeelde 1], [benadeelde 2] en hun twee kinderen in de auto. Deze gewelddadige manier van handelen moet in de eerste plaats voor de kinderen enorm beangstigend zijn geweest, maar ook voor [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Het behoeft geen betoog dat deze gebeurtenis een enorme impact op hen moet hebben gehad. Dergelijk gedrag op de openbare weg leidt ook tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de omstanders, die er ongewild getuige van waren, en zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Op zichzelf rechtvaardigen de feiten zonder meer de oplegging van een forse taakstraf, van grotere omvang dan door de officier van justitie is geëist. Verdachte heeft echter 15 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Naar het oordeel van de rechtbank dient met deze omstandigheid nadrukkelijk rekening te worden gehouden, en wel anders dan (enkel) door, zoals de officier van justitie voorstaat, het in aftrek brengen van 30 uren op een op te leggen taakstraf. De rechtbank ziet in de ondergane voorlopige hechtenis aanleiding aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 15 dagen, met aftrek van het voorarrest. Naar het oordeel van de rechtbank vormt deze straf, in aanmerking nemende dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een zwaardere strafmodaliteit is dan een werkstraf, een passende afdoening. Zij zal met de oplegging daarvan dan ook volstaan en ziet af van het daarnaast nog opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op het feit dat in deze zaak de redelijke termijn met 11 maanden is overschreden.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met de poging tot afpersing, bedreiging, openlijk geweld en vernieling een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij zal ten aanzien van het gevorderde smartengeld niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De gestelde psychische schade is niet onderbouwd, nog daargelaten dat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en het gevorderde bedrag aan smartengeld, gelet op de toelichting op de schade, deels ontbreekt.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met het openlijk geweld en de bedreiging een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 350,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Daarnaast houdt het gevorderde bedrag mogelijk verband met de feiten ten aanzien waarvan vrijspraak is gevraagd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De gestelde psychische schade en de overige schade is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende met ter zake relevante bescheiden onderbouwd.
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in verband met feit 2, bedreiging, een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 750,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de gevorderde vrijspraak van feit 2.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van feit 2, zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met feit 2, bedreiging, een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 750,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de gevorderde vrijspraak van feit 2.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van feit 2, zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op artikelen 47, 55, 141 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van materiële schade en smartengeld;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2022.
Mr. L.M. Vogel en mr. C. Aalders zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant], van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer], gesloten op 11 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1], p. 48.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], p. 40.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 62-63.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 55.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 58.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 78.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 100; de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2022.