De rechtbank is van oordeel dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag met onmiddellijke ingang niet onevenredig is aan de aard en ernst van het plichtsverzuim en de omstandigheden waaronder dat heeft plaatsgevonden. Hierbij is in aanmerking genomen dat eiser, gezien de rol van de heer [C] , niet zwaar valt aan te rekenen dat hij in strijd met de brief van de heer [G] van 28 maart 2008 heeft gehandeld. Uit deze brief blijkt dat de heer [G] naar aanleiding van een gesprek met eiser over zijn plannen voor een politiehotel overleg heeft gevoerd met de heer [C] . Deze brief en de eerdere correspondentie heeft de heer [C] ook ontvangen. In deze brief staat dat het eiser ”in principe” niet is toegestaan om zijn nevenactiviteiten naast een hoofdfunctie als docent met een vaste dienstbetrekking van de Politieacademie uit te voeren, maar dat dit wel kan wanneer de werkzaamheden als docent worden uitgeoefend op basis van externe inhuur van eiser door de Politieacademie, waarvoor uiteraard eerst ontslag bij de Politieacademie noodzakelijk is. Van eiser wordt verwacht dat hij hierover nu en in de toekomst blijvende en sluitende afspraken met zijn direct leidinggevende maakt. Eiser heeft vervolgens met de heer [C] gesprekken gevoerd over zijn plannen voor een politiehotel. In het strafrechtelijk onderzoek is de heer [C] voorgehouden dat eiser heeft verklaard dat hij, de heer [C] , zou hebben gezegd dat eiser pas ontslag bij de Politieacademie zou hoeven te nemen als het politiehotel gerealiseerd zou zijn en dat hij en eiser over de aanloopfase afspraken moesten maken. De heer [C] heeft hierop verklaard dat hij bij eiser de indruk kan hebben gewekt dat hij door kon gaan met de voorbereiding van de bouw van een politiehotel in combinatie met zijn aanstelling bij de Politieacademie.
Eiser valt echter wél zwaar aan te rekenen dat hij geen melding heeft gemaakt van het bedrag van € 100.000,- dat hij zou ontvangen wanneer het politiehotel gerealiseerd zou zijn, mede omdat dit heeft geleid tot een aangifte van ambtelijke corruptie. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij hiervan geen melding heeft gemaakt, omdat de plannen voor het politiehotel zich slechts in een oriënterende fase bevonden en dat er van een concrete aanspraak op de vergoeding nog geen sprake was. Eiser heeft de heer [C] immers al op 8 februari 2008 gemaild dat zijn plannen voor het politiehotel met de gemeente Apeldoorn, architect, constructeur en financiers zover waren dat het serieus werd. Hij heeft op 17 juli 2009 een intentieovereenkomst met het bouwbedrijf gesloten en naar eigen zeggen de toezegging van het bouwbedrijf gekregen dat hij een bedrag van € 100.000,- zou krijgen wanneer het politiehotel gerealiseerd zou worden. Eiser heeft de toenmalige korpschef bij e-mail van 31 maart 2016 meegedeeld dat de vergunningen er zijn, het politiehotel binnen tien maanden gerealiseerd zou kunnen worden en hij heel graag zijn plannen zou willen presenteren.
Daar komt bij dat eiser zijn politie-mailaccount heeft gebruikt voor zijn nevenactiviteiten en heeft gepoogd de besluitvorming in zijn voordeel te beïnvloeden. De rechtbank volgt het door verweerder op zitting ingenomen standpunt dat deze omstandigheden samen de straf van onvoorwaardelijk ontslag met onmiddellijke ingang rechtvaardigen.
Aan politieambtenaren mogen hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid worden gesteld. Eiser heeft misbruik van zijn functie en de daarbij behorende mogelijkheden gemaakt en het door andere politieambtenaren in hem gestelde vertrouwen beschaamd. Hij heeft daarenboven het aanzien van de politie geschaad, gezien de aangifte van ambtelijke corruptie door een bouwbedrijf.
Wat eiser heeft aangevoerd over zwaarte van de opgelegde straf doet onvoldoende af aan de ernst van het plichtsverzuim om tot het oordeel te komen dat met een minder zware disciplinaire straf had moeten worden volstaan.