ECLI:NL:RBGEL:2022:7390

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
C/05/412185 / ZJ RK 22-1159
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling in een jeugdzorgzaak met verwijzing naar Vaticaanse motu proprio

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De vader van [minderjarige] betwistte de bevoegdheid van de kinderrechter door te verwijzen naar een motu proprio van Paus Franciscus van 11 juli 2013, waar hij meende dat de kinderrechter niet op basis van het Burgerlijk Wetboek over hem en zijn zoon mocht beslissen. De kinderrechter heeft deze visie van de vader verworpen, omdat de Nederlandse staat niet onder de Vaticaanse curie valt en de regels van het Vaticaan niet automatisch van toepassing zijn in Nederland.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Ondanks dat er geen directe communicatie meer is tussen de ouders, zijn de zorgen over [minderjarige] toegenomen. Hij vertoont zorgelijk gedrag en heeft hulp nodig. De ouders zijn het erover eens dat [minderjarige] hulp nodig heeft, maar verschillen van mening over de aanpak. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 14 december 2023, zodat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland kan blijven bestaan.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar zorgen geuit over de omgang van [minderjarige] met de vader tijdens oudejaarsnacht, maar de kinderrechter heeft vastgesteld dat de bestaande zorgregeling gehandhaafd blijft. De kinderrechter heeft de ouders geadviseerd om vertrouwen in elkaar te hebben en de gemaakte afspraken na te komen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/412185 / ZJ RK 22-1159
Datum uitspraak: 27 december 2022
Beschikking van de kinderrechter over de verlenging van een ondertoezichtstelling
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland,

gevestigd te Arnhem, locatie Harderwijk, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van 13 december 2022;
  • het e-mailbericht met bijlage van de moeder van 19 december 2022.
Op 22 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren verder behandeld. Verschenen zijn:
  • de vader;
  • de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de GI.
Tijdens de mondelinge behandeling van 13 december 2022 heeft de vader de kinderrechter gewraakt. Bij beschikking van 13 december 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot en met 30 december 2022. Iedere verdere beslissing is toen aangehouden tot de mondelinge behandeling van 22 december 2022. Het wrakingsverzoek is op 20 december 2022 behandeld. De wrakingskamer heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft het verzoek om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 14 december 2023. De afgelopen weken zijn er stappen gezet als het gaat om de inzet van hulpverlening voor [minderjarige] . Dit betreft de psycholoog die ook al betrokken is bij de zus van [minderjarige] ( [zus minderjarige] ). Zonder ondertoezichtstelling zal de communicatie tussen de ouders via [minderjarige] gaan lopen, wat niet in zijn belang is. Daar komt bij dat [minderjarige] erg ontvankelijk is voor de mening van degene met wie hij op dat moment omgaat. [minderjarige] is loyaal naar beide ouders.

Het nadere standpunt van de ouders

De moeder heeft aangegeven dat zij het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wenst, omdat zij er geen vertrouwen in heeft dat zij en de vader ooit nog op één lijn komen. Het contact met de vader is al moeizaam zolang partijen uit elkaar zijn en verloopt nu via de GI. De vader staat anders in de wereld en accepteert geen autoriteit. Hij zou hulpverlening voor zichzelf moeten zoeken, zoals zij dat ook heeft gedaan. De moeder is er blij mee dat [minderjarige] inmiddels zelf inziet dat hij gesprekken met een psycholoog nodig heeft, nadat hij eerder gemaakte afspraken heeft geschonden. Zeker tot de moeder het eenhoofdig gezag heeft over [minderjarige] , is het van belang dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Als zij geen eenhoofdig gezag krijgt, zal de ondertoezichtstelling moeten voortduren tot [minderjarige] 18 is.
De vader beroept zich op een brief (motu proprio) van Paus Franciscus van 11 juli 2013. Op grond hiervan mag de kinderrechter niet over hem beslissen. Inhoudelijk heeft de vader aangegeven dat hij nooit toestemming heeft gegeven voor een psycholoog voor [minderjarige] . Wel vindt de vader dat [minderjarige] zorg nodig heeft. De vader wordt echter telkens niet, of veel te laat, bij dergelijke beslissingen betrokken. De vader herkent zich in het beeld dat [minderjarige] gevoelig is voor opruiing door vrienden. Hij ontkent de beschuldigingen vanuit de moeder dat zij door hem mishandeld zou zijn en vindt niet dat hij zelf hulp nodig heeft.

De beoordeling

Bevoegdheid
De vader beroept zich allereerst op de motu proprio van Paus Franciscus van 11 juli 2013. Naar de kinderrechter begrijpt, ontleent de vader daaraan argumenten op grond waarvan de kinderrechter niet over hem zou mogen beslissen, althans niet op basis van de regels uit het Burgerlijk Wetboek.
De motu proprio heeft betrekking op rechtspersonen die onder de Vaticaanse curie zijn opgericht. Daar valt de rechtbank niet onder. Het is de kinderrechter ambtshalve bekend dat wel wordt beweerd dat de Nederlandse staat als rechtspersoon onder de Vaticaanse curie zou zijn opgericht, maar de kinderrechter deelt die visie niet. Bij de totstandkoming van de huidige Nederlandse staat zijn diverse partijen betrokken geweest. Dat betekent nog niet dat hun rechtsstelsels ook van toepassing zijn in Nederland. Het feit dat de Staat verschillende regels uit het Romeinse recht heeft overgenomen, betekent evenmin dat de Staat zelf onder de leiding van het Vaticaan staat of tot stand is gekomen, of dat de regels die het Vaticaan uitvaardigt automatisch gelden voor het Nederlandse grondgebied. De Nederlandse Grondwet, waarop de vader zich eveneens heeft gebaseerd, vormt de basis voor de bevoegdheid van de rechtbank en de bevoegdheid van de regering en de Staten-Generaal om wetten te maken. De kinderrechter gaat daarom aan dit argument voorbij.
Inhoudelijk
De kinderrechter verwijst mede naar hetgeen is opgenomen in de beschikking van 13 december 2022.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hoewel er geen directe communicatie meer is tussen de ouders en [minderjarige] hierdoor minder de druk van het loyaliteitsconflict lijkt te voelen, zijn de zorgen over hem in het afgelopen jaar toegenomen. [minderjarige] zoekt de grenzen op en komt regelmatig in conflictsituaties. Zo is hij recentelijk betrokken geweest bij een vechtpartij en is hij een discussie aangegaan met een politieagent, nadat deze [minderjarige] een boete had gegeven voor het fietsen zonder verlichting. Daarnaast speelt onder meer nog het in de beschikking van 13 december 2022 omschreven incident met de fietsendiefstal. Ook zijn er nog altijd zorgen over de verschillende opvoedsituaties waartussen [minderjarige] zich beweegt. Het is de kinderrechter duidelijk dat [minderjarige] hulp nodig heeft en hij vindt het daarom positief dat [minderjarige] bereid lijkt te zijn om in gesprek te gaan met een psycholoog.
Verder is het de kinderrechter duidelijk dat de ouders niet in staat zijn om samen de zorgen over [minderjarige] weg te nemen. Zij zien weliswaar beiden in dat [minderjarige] zorgelijk gedrag vertoont en dat hij hulp nodig heeft, maar verschillen van mening over hoe dit aan te pakken. Daarnaast werkt het belemmerend dat de ouders niet direct met elkaar kunnen communiceren en dat er geen perspectief lijkt te zijn op een vorm van onderling contactherstel. De vader is van mening dat de ondertoezichtstelling juist maakt dat de moeder niet met hem het gesprek aan hoeft te gaan, omdat zij zich achter de GI kan verschuilen en de communicatie via de GI laat verlopen, maar de kinderrechter verwacht niet dat de communicatie tussen de ouders ineens wel weer op gang komt als de ondertoezichtstelling zou worden beëindigd. Bovendien is verbetering van de communicatie minder een doel van de ondertoezichtstelling geworden en gaat het nu primair om de hulp voor [minderjarige] . Weliswaar zou ook particuliere zorg, zoals de vader heeft benoemd, ingezet kunnen worden, maar zonder overleg tussen de ouders zal naar het oordeel van de kinderrechter geen enkele vorm van hulpverlening voor [minderjarige] van de grond komen. Het is daarom belangrijk dat de GI betrokken blijft, zodat [minderjarige] kan profiteren van hulpverlening zonder dat hij hierbij last heeft van de spanningen en conflicten tussen de ouders.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 14 december 2023, zoals dit is verzocht (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Omgang tijdens oud en nieuw
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar wens uitgesproken dat [minderjarige] tijdens oudejaarsnacht niet bij de vader verblijft. Vorig jaar zijn er door de politie illegaal vuurwerk en wietplanten bij de vader aangetroffen. De kinderen waren daar toen erg overstuur van. Tijdens oudejaarsnacht zaten de vader en [minderjarige] toen in [land] , terwijl de politie had gezegd dat de vader in Nederland moest blijven. Volgens de afspraken zou [minderjarige] tot en met Nieuwjaarsdag bij de vader zijn, maar dit acht de moeder nu niet in zijn belang. Zij is bereid de dagen te compenseren met een ander moment.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat hij geen vuurwerk in huis heeft en dat hij dit ook niet zal halen. Verder zal de vader gewoon in Nederland blijven: thuis en/of bij familie of wellicht bij buren. Ook zal de vader [minderjarige] niet met vrienden op pad laten gaan.
De kinderrechter kan en mag geen beslissing nemen over de invulling van de zorgregeling, omdat er in dit kader geen verzoek voorligt. Wel stelt de kinderrechter vast dat er een zorgregeling is vastgesteld, waarbij [minderjarige] onder meer tijdens de helft van de kerstvakantie bij de vader verblijft (waaronder begrepen oudejaarsnacht). Conform die regeling zal [minderjarige] tijdens oudejaarsnacht 2022/2023 bij de vader zijn. Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat een verzoek of een vordering in kort geding tot wijziging van die afspraak alleen kans van slagen zou hebben als zwaarwegende belangen van [minderjarige] zich zouden verzetten tegen het nakomen van de afspraken. Daarvoor heeft de moeder op dit moment niet voldoende aangevoerd, waarbij de kinderrechter er ook op wijst dat [minderjarige] zelf heeft verklaard dat hij oud en nieuw bij zijn vader wil doorbrengen. De gebeurtenissen van vorig jaar lijken wat dat betreft voor hem geen heftige gevolgen te hebben gehad. Daarom adviseert de kinderrechter de moeder het te laten rusten en de vader enig vertrouwen te geven dat hij de ter zitting gedane toezeggingen zal nakomen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van:

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

tot 14 december 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2022 door mr. R.A. Eskes, in tegenwoordigheid van mr. N.E. van Ginkel, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.