ECLI:NL:RBGEL:2022:7413

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
9715792 \ BR VERZ 22-260
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van sanctie in administratief beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een administratief beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde M. Bergers, had beroep ingesteld tegen een sanctie die was opgelegd wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De officier van justitie verzocht om matiging van het sanctiebedrag naar € 250, nu het oorspronkelijke bedrag was verlaagd. De kantonrechter overwoog dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het vastgestelde boetetarief af te wijken. Wel werd geconstateerd dat het boetetarief was verlaagd, wat aanleiding gaf tot matiging van de sanctie. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, matigde de sanctie tot € 250 en bepaalde dat een eerder gestort bedrag van € 150 moest worden terugbetaald. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, begroot op € 379,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

proces-verbaal/uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9715792 \ BR VERZ 22-260 \ 894-ER
cjib-nr / registratienr 240541728 / SK6046
zitting van 11 november 2022
proces-verbaal/beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene]

wonende te [adres]
betrokkene
gemachtigde M. Bergers
tegen

de officier van justitie

De zaak is behandeld op de openbare zitting door de kantonrechter mr. G.W.B. Heijmans, bijgestaan door H.H. Roelofs als griffier.
Verschenen is:
mr. S.H.J. Meerveld, medewerker van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), als vertegenwoordiger van de officier van justitie, hierna te noemen de officier van justitie

Gronden voor de beslissing:

Het beroep is ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met bovenvermeld CJIB nummer.
Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd vanwege het als bestuurder met een motorvoertuig onnodig geluid veroorzaken.
De officier van justitie voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan.
Het verweer geeft geen reden voor twijfel. Wel vraag ik matiging van het sanctiebedrag naar € 250, nu het huidige sanctiebedrag is verlaagd. Ik vraag gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep.
De kantonrechter overweegt als volgt.
In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in: “Ik, verbalisant, zag een Mercedes Cabrio door de wijk rijden voorzien van het eerder genoemde kenteken. Ik hoorde dat de motor een hoog toerental maakte en hoorde de auto met piepende banden en brullende motor van de Tolsingel, de Tollaan oprijden. Ik hoorde de auto nog enkele minuten met enorm veel toeren de wijk uit rijden met enorm hoge snelheid”
Hetgeen betrokkene aanvoert houdt in feite niet meer in dan een ontkenning de gedraging te hebben verricht en een suggestie dat het onaannemelijk is dat de verbalisant het geluid enkele minuten kan hebben gehoord. De kantonrechter ziet hierin geen aanleiding om de verklaring van de verbalisant als ongeloofwaardig terzijde te stellen, nu de verbalisant een accurate verklaring over de waarneming heeft afgelegd. De kantonrechter gaat dan ook uit van de verklaring van de verbalisant, dat de bestuurder op enig moment onnodig geluid heeft veroorzaakt. Nu ook uit het dossier niet zulke feiten en omstandigheden blijken, is naar de overtuiging van de kantonrechter komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Vervolgens dient de kantonrechter te beoordelen of er redenen zijn om het bedrag van de sanctie te matigen of kwijt te schelden. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de in hoge mate tariefsmatig vastgestelde bedragen af te wijken.
Dergelijke omstandigheden zijn hier niet gebleken. Wel heeft de kantonrechter geconstateerd dat bij brief van de minister van justitie van 5 februari 2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 29398, nr. 897, bladzijde 3) is besloten het boetetarief te verlagen tot € 250,-. De kantonrechter ziet daarin aanleiding voor matiging van het sanctiebedrag.
Ten aanzien van het verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding wordt het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het administratieve beroep redelijkerwijs heeft moeten maken door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De Awb kent in artikel 7:15, tweede lid, een gelijkluidende bepaling voor de bezwaarprocedure.
De kantonrechter verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, (uitspraken van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4273 en van 3 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL6249), van de Centrale Raad van Beroep (uitspraak 23 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:296) en van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (uitspraak 24 januari 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV2274).
Uit deze uitspraken volgt dat geen sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, indien de herroeping (in administratief beroep: de vernietiging) het gevolg is van een verandering van omstandigheden, nieuwe beleidsinzichten of van een wijziging in de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Nu de opgelegde boete uitsluitend wordt gematigd vanwege een na het besluit op administratief beroep gewijzigde boetetarief, is geen sprake van een aan de officier van justitie te wijten onrechtmatigheid. De kosten die zijn gemaakt in de administratieve beroepsfase komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Voor het beroep bij de kantonrechter komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. Daarvoor wordt 1 punt toegekend. De waarde per punt bedraagt
€ 759. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 toegepast. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 379,50.
Er zal daarom als volgt worden beslist.
Beslissing
De kantonrechter:
-verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
-wijzigt de bestreden beslissing, in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 250;
-bepaalt dat een bedrag van € 150 dat tot zekerheid is gesteld moet worden terugbetaald;
- veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten van betrokkene, begroot op
€ 379,50.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. G.W.B. Heijmans, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van de zitting is dit proces-verbaal opgemaakt.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer H.1.100, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: