ECLI:NL:RBGEL:2022:7535

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
C/05/386941 / ES RK 21-161 en C/05/393962 / FA RK 21-3245
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het Nederlands huwelijksvermogensrecht in een echtscheidingsprocedure met internationale elementen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 1 september 2022, zijn partijen, een vrouw en een man, met elkaar gehuwd in Marokko in 1993. Beide partijen hebben zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw heeft een advocaat, mr. R. Plieger, en de man wordt bijgestaan door mr. F. van den Heuvel. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 21 april 2021 is ingediend, gevolgd door een exploot van betekening op 30 april 2021 en een verweerschrift op 10 juni 2021. De zaak is behandeld met gesloten deuren op 29 augustus 2022, waarbij beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een duurzame ontwrichting van het huwelijk is, waardoor de echtscheiding kan worden uitgesproken. Er is geen ouderschapsplan tot stand gekomen, maar partijen zijn het eens over de kinderalimentatie van € 25 per maand voor hun minderjarige kind, geboren in 2006. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man de alimentatie aan de vrouw zal betalen. Daarnaast is de rechtbank bevoegd om te oordelen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarbij het Nederlands recht van toepassing is, gezien de woonplaats van beide partijen in Nederland.

De rechtbank heeft de partijen verzocht om in overleg te treden over de verdeling van hun gemeenschap, en heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter mr. R.A. Eskes, met mr. A. Heezemans als griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/386941 / ES RK 21-161 en C/05/393962 / FA RK 21-3245
Datum uitspraak: 1 september 2022
beschikking echtscheiding
in de zaak van
[naam vrouw](nader te noemen: de vrouw),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R. Plieger te Bussum,
tegen
[naam man](nader te noemen: de man),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. F. van den Heuvel te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 21 april 2021;
- het exploot van betekening van 30 april 2021;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 10 juni 2021;
- het F9-formulier met bijlagen namens de vrouw, ingekomen op 19 augustus 2022.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 29 augustus 2022. Daarbij waren de beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
[minderjarige] heeft zijn mening mondeling aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 1993 in Marokko.
2.2.
Partijen hebben twee kinderen, van wie nog minderjarig is:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen hebben thans zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.
2.4.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 19 maart 2021 is bepaald dat:
  • de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning;
  • [minderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd;
  • de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] aan de vrouw € 25 per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

3.De beoordeling

3.1.
Deze rechtbank is bevoegd omdat partijen in het rechtsgebied van de rechtbank wonen.
3.2.
Partijen zijn het eens over de duurzame ontwrichting van het huwelijk zodat tussen hen de echtscheiding kan worden uitgesproken. Daarnaast is op de mondelinge behandeling naar voren gekomen dat er geen ouderschapsplan over [minderjarige] tot stand is gekomen. Gebleken is dat partijen het op hoofdlijnen eens zijn en dat [minderjarige] gelet op zijn leeftijd geen behoefte heeft aan vastere afspraken.
3.3.
Partijen zijn het ter zitting eens geworden over een door de man te betalen kinderalimentatie van € 25 per maand akkoord is, uitgaande van op de WIA-uitkering die de man ontvangt. Over de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap zal nog overleg plaatsvinden tussen de partijen met hun advocaten. Namens de vrouw is daarom op de mondelinge behandeling verzocht om een bevel tot verdeling.
3.4.
De rechtbank zal als volgt beslissen.
De echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.5.
Beide partijen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland. Gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a van de EG-verordening 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 (Brussel II bis) is de Nederlandse rechter bevoegd om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
3.6.
Op grond van artikel 10:56 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
3.7.
Op grond van de wet [1] dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van het minderjarige kind van partijen. Omdat het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding, kan de rechtbank bij het ontbreken daarvan een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren. Zij ziet daarvan af als redelijkerwijs geen ouderschapsplan kan worden overgelegd. [2]
3.8.
In dit geval is het voldoende aannemelijk dat er redelijkerwijs geen ouderschapsplan kan worden overgelegd. Partijen hebben moeite elkaar te vinden voor het maken van afspraken. Daarnaast laten afspraken rondom [minderjarige] zich moeilijk vastleggen in een ouderschapsplan. [minderjarige] is zestien jaar, woont bij de vrouw en ziet zijn vader regelmatig. Zij nemen dan contact met elkaar op en zien elkaar dan bij de man of bij [minderjarige] thuis. Voor de vrouw is dit geen probleem, omdat zij ervoor zorgt dat zij de man niet hoeft te zien door ergens anders naar toe te gaan of naar boven te gaan. Het is alleen niet de bedoeling dat de man ’s nachts langskomt. zoals wel eens is gebeurd. Zowel [minderjarige] als partijen geven aan dat het prima gaat zoals het nu loopt. Strakke afspraken over de omgang zijn niet gewenst, mede gelet op de leeftijd van [minderjarige] . Over de door de man te betalen kinderalimentatie bestaat ook geen discussie. Het verzoek tot echtscheiding acht de rechtbank daarom ontvankelijk.
3.9.
De rechtbank zal de echtscheiding uitspreken, nu aan de wettelijke vereisten is voldaan.
De kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.10.
Op grond van artikel 3 van de Alimentatieverordening (Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie.
3.11.
Artikel 10:116 BW verwijst voor het recht dat toepasselijk is naar het Haagse Protocol van 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen. Op grond van artikel 3 van dit Haagse Protocol zal de rechtbank Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie, nu de vrouw en [minderjarige] als onderhoudsgerechtigden hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
Inhoudelijke beoordeling
3.12.
Uit wat is besproken op de mondelinge behandeling maakt de rechtbank op dat een door de man te betalen kinderalimentatie van € 25 per maand akkoord is voor partijen. De rechtbank zal zo beslissen. De vrouw heeft in haar verzoek als ingangsdatum de datum van indiening van het verzoekschrift verzocht. Omdat er al een beslissing over de kinderalimentatie is genomen in de voorlopige voorzieningenprocedure, zal de rechtbank echter uitgaan van de datum van deze beschikking.
De vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.13.
Op grond van artikel 5 lid 1 van de Verordening huwelijksvermogensrecht [3] is de Nederlandse rechter bevoegd met betrekking tot verzoeken met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, nu de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek.
3.14.
Ten aanzien van het toepasselijke recht geldt het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (hierna: het Verdrag), omdat het huwelijk van partijen is gesloten op [huwelijksdatum] 1993. Niet is gebleken dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. De vrouw had bij de huwelijksvoltrekking alleen de nationaliteit van Marokko, de man had zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit. Zij hadden dus alleen de Marokkaanse nationaliteit op dat moment gemeenschappelijk. Partijen hebben na de huwelijksvoltrekking hun eerste gewone verblijfplaats niet op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd. De vrouw heeft bevestigd dat zij pas in 1996 naar Nederland is gekomen, terwijl de man al in Nederland woonde. Op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 2 aanhef en sub 3 van het Verdrag werd vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het gemeenschappelijke nationale recht van partijen, te weten het recht van Marokko, van toepassing op hun huwelijksvermogensregime. Artikel 7 van het Verdrag maakt echter uitzonderingen mogelijk. Gelet op het tweede lid onder 1 en 2 van artikel 7 is Nederlands recht toepasselijk geworden, omdat vanaf 1996 beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben en in ieder geval sinds 2002 ook de Nederlandse nationaliteit. Dit betekent dat het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing is vanaf 2002.
Inhoudelijke beoordeling
3.15.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen nog in overleg moeten gaan over de verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap. De advocaten zullen zich inzetten voor dit overleg. Er bestaat nog onduidelijkheid over de vraag waaruit de gemeenschap precies bestaat, met name welke schulden daartoe behoren, en hoe partijen ieder de verdeling voor zich zien. De man heeft weliswaar aan de rechtbank verzocht de verdeling vast te stellen, maar ter zitting is bevestigd dat het verzoek vooral was bedoeld als opening om in onderling overleg te gaan. Het verzoek is onvoldoende geconcretiseerd en onvolledig. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek om een bevel tot verdeling toewijzen en de overige verzoeken afwijzen.
De proceskosten
3.16.
Gelet op het familierechtelijke karakter van deze procedure zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen de partijen, die met elkaar gehuwd zijn op [huwelijksdatum]
1993 in Marokko;
4.2.
bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
aan de vrouw zal betalen € 25 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
4.3.
beveelt dat de partijen met elkaar overgaan tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap, zo nodig ten overstaan van een door hen te kiezen notaris;
4.4.
bepaalt dat de onder 4.2 genoemde beslissing uitvoerbaar zijn bij voorraad;
4.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
4.6.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Heezemans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2022.

Voetnoten

1.artikel 815, lid 2 Rv.
2.artikel 815, lid 6 Rv.
3.Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016.