In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Gelderland, heeft de kantonrechter op 10 augustus 2022 een tussenuitspraak gedaan in een verstekzaak tussen ING Bank N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 24 juni 2022, maar de gedaagde partij heeft niet gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte om te beoordelen of de vordering van de eisende partij, ING Bank N.V., niet onrechtmatig of ongegrond was. Dit is in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), dat vereist dat partijen de voor de beslissing relevante feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen om de stellingen in de dagvaarding toe te lichten, met specifieke vragen over de relatie tussen de roodstand op de bankrekening van de gedaagde en een eventuele kredietovereenkomst. De kantonrechter heeft benadrukt dat de dagvaarding voldoende informatie moet verschaffen om de bescherming van het Europees consumentenrecht te waarborgen, vooral omdat de gedaagde een natuurlijk persoon is en als consument wordt aangemerkt. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat als de eisende partij de eis of de gronden daarvan wijzigt, dit aan de gedaagde partij moet worden betekend.
De zaak is verwezen naar de rolzitting van vier weken na de datum van het vonnis, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. De kantonrechter heeft de eisende partij aangespoord om de benodigde informatie te verstrekken, zodat de zaak verder kan worden behandeld.