2.4.Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage, heeft verweerder, bij aangetekende brief van 2 december 2021, aan verzoeker meegedeeld voornemens te zijn een tijdelijke sluiting te bevelen. Verweerder is voornemens om, op grond van artikel 2:30 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente [woonplaats] (APV), te besluiten zijn openbare inrichting, handelend onder de naam [bedrijf] voor de duur van drie maanden gesloten te verklaren voor publiek. Ook is verweerder voornemens, gelet op artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aan verzoeker een last onder bestuursdwang op te leggen, als blijkt dat hij de openbare inrichting niet zelf sluit of gesloten houdt. Uit de incidenten die hebben plaatsgevonden, blijkt dat de openbare orde is verstoord en de veiligheid is aangetast. Deze incidenten zijn voor verweerder redenen om [bedrijf] voor drie maanden te sluiten. In deze periode kan de openbare orde en veiligheid herstellen, er nader onderzoek plaatsvinden en kan verweerder de, aan verzoeker, verleende Drank- en Horecawetvergunning en exploitatievergunning tegen het licht houden. Verweerder wil de veiligheid en gezondheid van personen die in de naaste omgeving wonen en mensen die daarna nog in het café verblijven beschermen. Het tegenwerken van de politie en onder invloed van psychotrope stoffen actief zijn als leidinggevende is onacceptabel en tevens strafbaar, op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Alcoholwet. Het gevolg daarvan is dat verweerder gedwongen wordt passende maatregelen te treffen en het middel dat hij daartoe heeft is het (tijdelijk) sluiten van de openbare inrichting. Verzoeker wordt tot 12 december 2021 12.00 uur in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze aan verweerder kenbaar te maken. Verzoeker heeft niet binnen de daarvoor gestelde termijn een zienswijze ingediend. Vervolgens is verweerder overgegaan tot afgifte van de primaire besluiten.
3. Verweerder heeft aan het besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang het volgende ten grondslag gelegd. Uit feiten en omstandigheden, beschreven in 2.2 en 2.3, blijkt dat de openbare orde is verstoord en de veiligheid is aangetast. Deze feiten, die zijn vastgelegd in het registratiesysteem van de politie, zijn voor verweerder de reden om de openbare inrichting, handelend onder de naam [bedrijf] , voor drie maanden te sluiten. In deze periode kan de openbare orde en veiligheid herstellen, er nader onderzoek plaatsvinden en de aan verzoeker verleende drank- en horecavergunning tegen het licht worden gehouden. Verweerder wil de veiligheid en gezondheid van personen die in de naaste omgeving wonen en mensen die daarna nog, zoals het incident op 9 oktober 2021, in de inrichting verblijven beschermen. Het tegenwerken van de politie en onder invloed van psychotrope stoffen, actief zijn als leidinggevende is daarnaast onacceptabel en tevens strafbaar. Verweerder rekent hetgeen is vastgesteld in de bestuurlijke rapportage van 29 oktober 2021 en in de politieregistraties verzoeker ernstig aan. Daarom is verweerder genoodzaakt om passende maatregelen te treffen en gaat hij over tot (tijdelijke) sluiting van zijn openbare inrichting. Verweerder heeft besloten, met toepassing van artikel 2:30, eerste lid, van de APV in samenhang met artikel 5:21 van de Awb, verzoeker een last onder bestuursdwang op te leggen ten einde het pand gesloten te houden voor de duur van drie maanden minus 15 dagen. Gelet op de feiten en omstandigheden van de avond van 9 oktober 2021 in combinatie met eerder politieregistraties acht verweerder de sluiting op grond van artikel 2:30 van de APV proportioneel en gerechtvaardigd. Verzoeker wordt gelast om met ingang van maandag 3 januari 2022 12.00 uur het pand voor de duur van drie maanden minus 15 dagen (tot zaterdag 19 maart 2022 12.00 uur), te sluiten en gesloten te houden. Verweerder gaat, op grond van zijn bevoegdheid, over tot het tijdelijk sluiten van een openbare inrichting in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid. Uit het bovenstaande blijkt immers dat de openbare orde aanzienlijk is verstoord en de veiligheid is aangetast. Ook besluit verweerder, gelet op artikel 5:21 van de Awb, verzoeker een last onder bestuursdwang op leggen, als blijkt dat hij de openbare inrichting niet zelf sluit of gesloten houdt. Als blijkt dat het pand toch door hem betreden is, zal verweerder terugvallen op de opgelegde last. Hij zal dan opnieuw maatregelen treffen die het onmogelijk maken het pand te betreden. De kosten die verweerder moet maken in verband met de toepassing van bestuursdwang, zullen dan, op grond van artikel 5:25 van de Awb, op verzoeker worden verhaald.
Waarom is verzoeker het niet met de sluiting eens?
4. Verzoeker voert, samengevat, aan dat hij op 8 december 2021 voor het eerst na 9 oktober 2021 een bericht van het incident heeft ontvangen. Dit betrof het voornemen tot sluiting van 2 december 2021. Verzoeker heeft op 15 december 2021 een zienswijze ingediend tegen de voorgenomen sluiting. Volgens hem is de weergave van het incident wat betreft de feiten en omstandigheden van het incident op 9 oktober 2021 niet juist. Met alleen de waarneming van de politieambtenaar is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gestelde feiten en omstandigheden zich op 9 oktober 2021 daadwerkelijk hebben voorgedaan. Verzoeker is die avond bedreigd door de drie verdachten van de mishandeling, daarom heeft hij de deur niet willen openen voor de politie. Ook hebben ze hem onder druk gezet om de plaats van de recorder van de bewakingscamera’s aan te wijzen. Verzoeker heeft die avond geen alcohol gedronken. Dat wordt bevestigd door mevrouw [betrokkene] , één van de personeelsleden van verzoeker, die op 9 oktober 2021 in het cafetaria aanwezig was tijdens het incident. De bestuurlijke rapportage is niet op ambtseed of op ambtsbelofte opgemaakt. Er wordt verwezen naar op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, maar deze bevinden zich niet in het dossier. De bestuurlijke rapportage is eenzijdig opgesteld. Verzoeker bestrijdt dat niet dat er op 9 oktober 2021 openlijk geweld in het café heeft plaatsgevonden. De kwalificatie van een ‘zware mishandeling’ is niet op zijn plaats. Verzoeker bestrijdt ook niet dat er na sluitingstijd nog mensen in zijn café waren. Het incident vond 10 minuten na sluitingstijd plaats. Verzoeker was toen aan het afronden. Hij heeft het politieonderzoek niet bewust tegengewerkt. Hij vreesde voor de veiligheid van hem en zijn echtgenote, omdat hij werd bedreigd. Verzoeker weet niet wat er met de recorder van de camerabeelden is gebeurd.
De andere incidenten die in de bestuurlijke rapportage worden benoemd hebben langere tijd geleden plaatsgevonden. Verzoeker is ten aanzien van deze incidenten nooit in de gelegenheid gesteld een reactie te geven. Niet duidelijk is op welke wijze deze incidenten zijn geregistreerd en of deze registraties berusten op ambtseed/ambtsbelofte.
Verzoeker is van mening dat de bestuurlijke rapportage onvoldoende basis geeft om het besluit te kunnen dragen. Het feit dat een incident heeft plaatsgevonden is onvoldoende om te stellen dat daarmee de openbare orde sinds 19 december 2021 (nog steeds) is aangetast. Het is ook de vraag of verzoeker een verwijt kan worden gemaakt. Verweerder had gedurende de periode tussen het incident en de last tot sluiting voldoende tijd om te onderzoeken of en in hoeverre de openbare orde is aangetast en of en in hoeverre deze met sluiting van het café hersteld zou kunnen worden. Van enig onderzoek is verzoeker niet gebleken. Verweerder heeft deze periode niet gebruikt om het incident te onderzoeken of om de eventuele gevolgen van een gedwongen sluiting af te wegen. Verweerder heeft een optelsom gemaakt van de incidenten en op grond daarvan gemeend dat de openbare orde is aangetast en daarmee de sluiting gerechtvaardigd. Het is onzorgvuldig om uit te gaan van de juistheid van deze incidenten, zonder dat nader onderzoek is gedaan. Ook al zou een bevoegdheid tot sluiting aanwezig zijn, dan had verweerder daar in deze situatie geen gebruik van mogen maken. Het verbaast verzoeker dat verweerder slechts is afgegaan op de bestuurlijke rapportage en op grond daarvan heeft kunnen overgaan tot een onevenredig zware sanctie als die van gedwongen tijdelijke sluiting. Als verweerder al tot actie over had mogen gaan op basis van deze rapportage, dan had hij een minder ingrijpende sanctie op moeten leggen, bijvoorbeeld een waarschuwing of een andere minder ingrijpende maatregel. Ook had verweerder moeten onderbouwen waarom de openbare orde nog steeds is aangetast en waarom deze sanctie in deze situatie gerechtvaardigd was. Omdat er geen gemeentelijk beleid is vastgesteld, moet worden onderbouwd waarom een sluiting van drie maanden gerechtvaardigd is. Een juiste toetsing van het evenredigheidsbeginsel dient ertoe te leiden dat het besluit onrechtmatig is en dat in elk geval de werking van het besluit dient te worden geschorst. Verzoeker vindt daarbij aansluiting in de recente uitspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 februari 2022. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat bij een overheidsbesluit als de onderhavige getoetst moet worden op de noodzakelijkheid van de maatregel en op de evenwichtigheid van de maatregel.
Vanwege de coronamaatregelen is het café sinds 18 december 2021 gesloten. Op het moment dat verzoeker het primaire besluit I ontving was het café gesloten voor publiek. Sindsdien heeft hij het café niet meer geopend voor publiek. Daarmee heeft verzoeker uitvoering gegeven aan de last onder bestuursdwang.
Het is voor verzoeker onbegrijpelijk dat verweerder op 11 januari 2022 heeft gemeend zelf bestuursdwang toe te passen door alle toegangsdeuren tot het café te vergrendelen. Het toepassen van bestuursdwang terwijl verzoeker heeft voldaan aan de last is onrechtmatig.