In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 maart 2023 een tussenuitspraak gedaan in een WOZ-zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, in beroep was gegaan tegen de vastgestelde WOZ-waarden voor het belastingjaar 2021. De heffingsambtenaar van de gemeente Renkum was de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 360 voor de behandeling van de beroepen tijdig was betaald, ondanks dat het Landelijk Centrum voor de Rechtspleging dit bedrag had teruggestort. De rechtbank oordeelde dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep niet mogelijk was op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank heeft eiseres een nieuwe nota gestuurd en de behandeling van de zaak aangehouden totdat het griffierecht opnieuw is betaald. Eiseres heeft ook een verzoek ingediend voor vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, welke door de rechtbank zal worden vastgesteld na de inhoudelijke behandeling van de beroepen. De rechtbank heeft benadrukt dat vertraging in de procedure als gevolg van het niet betalen van het griffierecht voor risico van eiseres komt en kan leiden tot een verlenging van de redelijke termijn.