6.6.Gelet op het voorgaande kan eiseres een geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel wat betreft de invordering van last 2. De rechtbank is van oordeel dat het college tot de conclusie had moeten komen dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden, waarin het college aanleiding had moeten zien om van invordering ten aanzien van last 2 (voor zover de last niet hier door de rechtbank wordt vernietigd) af te zien. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan de beroepsgrond van eiseres dat de dwangsom voor last 2 had moeten worden gematigd.
Melding activiteitenbesluit of Bbk?
7. Deze beroepsgrond richt zich tegen de invordering van last 3. De rechtbank heeft hiervoor in r.o. 3.1 en 3.2 overwogen dat zij voor deze last niet bevoegd is. De rechtbank zal het beroep tegen de invordering van last 3 daarom ook doorzenden naar de Afdeling.
8. De rechtbank is niet bevoegd om te oordelen over last 3 en de invordering daarvan. De rechtbank verwijst dit beroep daarom door naar de Afdeling.
9. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat het college ten onrechte handhavend heeft opgetreden ten aanzien van overtreding 1 (artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit); en overtreding 2 (artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit) voor zover niet is gemeld: het gebruik van gronden buiten de inrichting en het aanleggen van de ‘geluidswal’. Dit betekent verder dat het college ten onrechte tot invordering is overgegaan ten aanzien van overtreding 2 (artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover daarbij voorgaande overtredingen in stand zijn gelaten en herroept in zoverre de last onder dwangsom en het invorderingsbesluit.
10. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
11. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.868,-.
- verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het bestreden besluit (dwangsom en invordering) voor last 3 en zendt dit beroep door naar de Afdeling;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 20 mei 2021 en herroept de last onder dwangsom van 7 juli 2020 voor zover daarin is beslist dat:
o artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit is overtreden (overtreding/last 1);
o artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit is overtreden (overtreding 2/last 2) ten aanzien van het niet-melden van het gebruik van gronden buiten de inrichting en van de ‘geluidswal’;
- vernietigt het bestreden besluit van 20 mei 2021 en herroept het invorderingsbesluit van 16 december 2020 voor zover daarin is beslist dat is ingevorderd ten aanzien van overtreding van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit (overtreding 2/last 2);
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 360,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van € 2.868,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.