ECLI:NL:RBGEL:2023:1843

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
10311838
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eisende partij, vertegenwoordigd door de gemachtigde Hettema & van Bambost Juristen, heeft de gedaagde partijen opgeroepen tot ontruiming van de woonruimte vanwege een huurachterstand van € 8.963,40. De gedaagde partijen hebben erkend dat er sprake is van huurachterstand, maar voerden aan dat de schuldhulpverlening te snel was opgestart, waardoor zij geen haalbare aflossingen konden maken. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de huurachterstand niet betwist is en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. De rechter heeft daarbij benadrukt dat bij een voorlopige voorziening grote terughoudendheid moet worden betracht, maar in dit geval was het spoedeisend belang van de eisende partij voldoende onderbouwd. De ontruiming is toegewezen met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast zijn de gedaagde partijen veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10311838 \ VV EXPL 23-12
Vonnis in kort geding van 7 maart 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: Hettema & van Bambost Juristen,
tegen

1.M. [gedaagde partij 1] ,

te [plaats] ,
2.
N. [gedaagde partij 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde partijen] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaardingen van 17 februari 2023 met productie 1 tot en met 15 heeft [eisende partij] [gedaagde partijen] opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de onderhavige kort geding procedure op 28 februari 2023.
1.2.
Op 27 februari 2023 om 17:40 uur hebben [gedaagde partijen] verzocht om de mondelinge behandeling aan te houden. De kantonrechter heeft [gedaagde partijen] op 28 februari 2023 bericht dat de mondelinge behandeling door zal gaan.
1.3.
Op 28 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eisende partij] was daarbij aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.E. van Bambost. [gedaagde partij 1] is in persoon, mede namens [gedaagde partij 2] , verschenen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partijen] huren van [eisende partij] de woonruimte gelegen aan [adres+plaats] (hierna: het gehuurde), tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 947,36 per maand.
2.2.
[gedaagde partijen] hebben over de periode augustus 2021 tot en met januari 2023 een huurachterstand laten ontstaan van € 8.963,40.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert samengevat - ontruiming van de woonruimte aan [adres+plaats] , veroordeling van [gedaagde partijen] tot betaling van € 8.963,40 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023, € 4,91 aan wettelijke rente, (€ 823,17 + € 172,87 =) € 996,04 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw en
€ 947,36 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde partijen] het gehuurde na 1 februari 2023 in gebruik houden, met veroordeling van [gedaagde partijen] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde partijen] erkennen dat er sprake is van een huurachterstand. Zij voeren aan dat in eerste instantie de schuldhulpverlening te snel was opgestart, waardoor geen haalbare aflossingen waren afgesproken. Nadien hebben zij opnieuw schuldhulpverlening aangevraagd. Hiervan is [eisende partij] in november 2022 ook op de hoogte gesteld. Inmiddels is in verband met de schuldhulpverlening de financiële situatie van het bedrijf van [gedaagde partij 1] onderzocht en volgt er binnenkort een plan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de stellingen van [eisende partij] .
4.2.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.3.
[gedaagde partijen] erkennen dat er sprake is van een huurachterstand. Dat die huurachterstand € 8.963,40 bedraagt hebben zij niet betwist. Deze vordering wordt daarom toegewezen. Dat geldt eveneens voor de daarover verschuldigde wettelijke rente.
4.4.
Gelet op de hoogte van de huurachterstand is voorshands voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zal worden uitgesproken. Dat [gedaagde partijen] inmiddels opnieuw schuldhulpverlening hebben aangevraagd doet daar niets aan af. Nog daargelaten dat zij dit niet hebben onderbouwd, maakt dit de tekortkoming niet ongedaan. De gevorderde ontruiming wordt om die reden toegewezen. De termijn van ontruiming wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
4.5.
De huurpenningen tot de datum van de ontruiming zijn verschuldigd op basis van de huurovereenkomst en worden daarom eveneens toegewezen.
4.6.
[eisende partij] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eisende partij] heeft aan [gedaagde partijen] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eisende partij] heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat [eisende partij] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw.
4.7.
[gedaagde partijen] zijn de partijen die grotendeels ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,86
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
529,00
- overige kosten
7,78
Totaal
906,64
4.8.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woonruimte aan [adres+plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eisende partij] zijn, en de sleutels af te geven aan [eisende partij] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van (€ 8.963,40 aan huurachterstand plus € 4,91 aan wettelijke rente is) € ‭8.968,31‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over de huurachterstand van € 8.963,40 vanaf
25 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling,‬‬‬
5.3.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 947,36 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde partijen] het gehuurde vanaf 1 februari 2023 in gebruik hebben tot aan de ontruiming;
5.4.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 996,04 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten,
5.5.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 906,64,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.
498 \ 918